Alexandr Poesjkin. Jevgeni Onegin. Roman in verzen. Amsterdam: Athenaeum - Polak & Van Gennep, 2012 (1833)

Vertaling: Hans Boland

Alexandr Poesjkin, dat is ook weer iemand die zo groot is dat ik nog nooit echt iets van hem gelezen had. En daar dan weer van de ondersoort waarvan ik nu ik hem wél gelezen heb, nooit zal begrijpen wat me eigenlijk ooit heeft tegengehouden.

Want waarom zou iemand níét Jevgeni Onegin lezen – de eerste roman ooit die de toon heeft waar je een beetje warm en zelfs vrolijk wordt, hoe koud en treurig de beschreven omstandigheden ook zijn, omdat de schrijver dingen weet te treffen waar je nooit eerder over nadacht. Zoals in dit geval de verliefdheid van Onegin: het gevoel dat de held treft omdat hij het meisje dat hij ooit o zo vriendelijk en begripvol afwees ineens als een sterke en trotse vrouw ziet, waardoor hij beseft hoeveel ze voor hem betekent.

En het feit dat de bovenstaande samenvatting absoluut geen recht doet aan de subtiliteit van het gevoel, dat je het eigenlijk alleen kunt uitdrukken zoals Poesjkin het in zijn meesterwerk deed. Althans, wat daarvan doorschemert in de mooie vertaling die Hans Boland gemaakt heeft.

Volgens de nogal curieuze noten die Boland aan deze vertaling toevoegde is het overigens niet moeilijk te begrijpen waarom ik nooit eerder aan Onegin begon: de eerdere Nederlandse vertalers brouwden er echt helemaal niks van. Op een bepaald moment citeert hij een heel couplet om uitgebreid kritiek te kunnen leveren op ritme en rijmschema. Trouwens, ook Nabokov krijgt het er in de voetnoten herhaaldelijk van langs: die heeft het hele meesterwerk niet begrepen, onder andere omdat hij in Tatjana een soort Lolita zag.

Dat zou eigenlijk vreselijk irritant moeten zijn, al die sneren tegen collega's, die deels ook nog eens nergens op slaan. Ik zie bijvoorbeeld helemaal geen argument voor die vereenzelviging van Tatjana met Lolita – Nabokov heeft toch ook nog wel wat anders geschreven (Pale Fire bijvoorbeeld, een roman in voetnoten, waarin de voetnotenschrijver zich niet kan beheren, ongeveer zoals Boland dus.) Maar op de een of andere manier werkt het wel charmant, net als de wat kinderlijke trots waarop de vertaler in zijn voetnoten af en toe wijst op een rijmtechnisch hoogstandje.

En de vertaling is ook mooi – hij vindt precies het juiste evenwicht tussen luchtigheid en precisie, en dat in inderdaad vlekkeloze jambische tetrameter en met mooi gevonden rijm. Ik hoop dat ik Onegin nog eens mag lezen.


Reacties

Populaire posts van deze blog

Paul Celan. Verzamelde gedichten. Amsterdam: Meulenhoff, 2003.

Walt Whitman. Leaves of Grass. Grasbladen. Amsterdam: Em. Querido, 2005 (1855).

Raoul de Jong. Jaguarman. Mijn vader, zijn vader en andere Surinaamse helden. Amsterdam: De Bezige Bij, 2020.