Aifric Campbell. The semantics of murder.London: Serpent's tail, 2008.

Als er over één taalkundige een roman geschreven moest worden, was het de Amerikaan Richard Montague (1930-1971). Overdag een streng, hard-werkend logicus, geobsedeerd door de gedachte dat ook Engelse zinnen volkomen logische, zij het mogelijk wat ingewikkelde, formules waren. 's Nachts een cruiser die op geheime plekken bij het strand jonge mannen oppikte voor seks. En tussendoor een getalenteerd organist én een slimme handelaar in onroerend goed.

Tot hij op 40-jarige leeftijd in zijn huis gewurgd werd onder nooit opgehelderde omstandigheden. Er waren die nacht – jaja – wat jonge mannen in zijn huis, die zijn Bentley meenamen (maar zijn portemonnee lieten liggen) die ze later in brand staken.

Dat er inderdaad een roman over Montague geschreven is, wist ik al een tijdje. Nu heb ik hem ook gelezen: The semantics of murder van de Ierse schrijfster Aifric Campbell.

Nu gaat dat boek niet helemaal over Montague. Er komt een personage in voor dat Robert Hamilton heet, logicus en taalkundige is, 's nachts mannen oppikt en dat op 40-jarige leeftijd moet bekopen doordat hij in een van zijn mooie huizen vermoord wordt. Waarna de vermoedelijke daders in een Bentley ontkomen.

Ondertussen gaat The semantics of murder eerder over jongere Roberts broer, Jay. De twee broers staan in veel opzichten tegenover elkaar, bijvoorbeeld hoe ze de taal zien, en hoe ze de werkelijkheid beschouwen. Robert denkt dat taal en werkelijkheid alleen op een streng-wetenschappelijke (positivistische) manier beschouwd moeten worden, Jay is een psychoanalyticus en in het geheim een schrijver van korte verhalen.

Hoewel het omslag enigszins suggereert dat The semantics of murder een thriller wordt, werd mij pas zo'n twintig pagina's voor het einde duidelijk dat een van de personages mogelijk een psychopaat was. Maar toen ging her nog steeds geen dreiging van dat personage uit – er waren geen denkbare (nieuwe) slachtoffers. Dus lijkt het me niet eens de bedoeling van de schrijver om hier een thriller van te maken. Eerder is het een soort reflectie op taal en werkelijkheid.

Daarbij gaat het jammer genoeg dan niet echt om Montagues werk. De lezer krijgt vooral de indruk dat het allemaal heel ingewikkeld en geniaal is, en iets met wiskundig aandoende formules, en dat Montague kritiek had op Chomsky, die in de jaren zestig evenals hij in opkomst was, maar die Montague niet precies genoeg vond.

Reacties

Populaire posts van deze blog

Paul Celan. Verzamelde gedichten. Amsterdam: Meulenhoff, 2003.

Walt Whitman. Leaves of Grass. Grasbladen. Amsterdam: Em. Querido, 2005 (1855).

Raoul de Jong. Jaguarman. Mijn vader, zijn vader en andere Surinaamse helden. Amsterdam: De Bezige Bij, 2020.