Erik Bindervoet. Het vuil van de schoonheid. Amsterdam: De Harmonie, 2015.

Het moderne Nederlandse poëzieleven lijkt me in de eerste plaats voer voor cultureel antropologen. Het wordt om de een of andere reden vooral iets van een wereldje. In de kranten en tijdschriften – laat staan op radio en televisie – worden bundels nauwelijks besproken, en degenen die de recensie schrijven zijn dan zelf eigenlijk ook weer dichters, alsof anderen zich niet meer interesseren voor een en ander. Dichters zijn geen profeten of autoriteiten meer en hooguit wat marginale figuren. 

Hoe het komt, weet ik niet. Ja, gedichten worden 'moeilijk' gevonden, maar waarom zijn er dan behalve Jean-Pierre Rawie nauwelijks nog 'makkelijke' dichters met een massaoplage? 

Wat er nu precies het gevolg is van wat, weet ik niet, maar veel nieuwe gedichten zijn ook cultureel antropologische studies. Ze gaan niet zozeer over het schrijven van gedichten (dat is iets van vroeger, van de jaren tachtig), maar ze gaan over het dichterswereldje.

Erik Bindervoet is wat dat betreft een moderne dichter, die een gedicht gerust zo laat beginnen ('Kringloop. Sonate in b mineur'):

Frans
Frans kwam
Komrij
Frans kwam Komrij
Frans kwam Komrij tegen in de 
In de kringloopwinkel kwam
Frans Komrij tegen. Koddig.

Ook is er een hele cyclus gewijd aan Tsjitske (Jansen):

Tjitskes kreeg de Anna Bijnsprijs
Maar ze mocht het aan niemand vertellen
Want ze had zwijgplicht.
Hoera!
De prijs is een tak!!
Waarmee je lekker zwiepen kan!!!

Zoals uit deze twee fragmenten al blijkt, zijn de gedichten ook wel wat meer dan culturele antropologie: ze zijn vooral ook uitingen van enorm taalplezier. Dat gedicht over Komrij is onder veel meer ook écht een sonate, met al zijn alliteraties een klankgedicht in de traditie van Kurt Schwitters, behalve dat de zinnen ook nog wat betekenen.

Het stukje over Tjitskes mondt uit in een enorme slapstick-achtige opsomming van aan wie Tjitske allemaal verteld had aan wie ze de Anna Bijnsprijs gewonnen had. Je moet er misschien gevoelig voor zijn, maar dan raak je ook enorm aangestoken door al dat plezier.  Ik ben er wel gevoelig voor (die uitroeptekens!!!!) Gelukkig maar.

Reacties

Populaire posts van deze blog

Paul Celan. Verzamelde gedichten. Amsterdam: Meulenhoff, 2003.

Walt Whitman. Leaves of Grass. Grasbladen. Amsterdam: Em. Querido, 2005 (1855).

Raoul de Jong. Jaguarman. Mijn vader, zijn vader en andere Surinaamse helden. Amsterdam: De Bezige Bij, 2020.