A.F.Th. van der Heijden. De ochtendgave. Amsterdam: De Bezige Bij, 2015.
Als je het kort samenvat, merk je wat het nieuwe boek van Van der Heijden is: een huiskameropera.
Een Nederlandse vrouw, Sara, wordt, in de ochtend na haar bruidsnacht in het rampjaar 1672, een dubbelspion. Ze gaat samenleven met de Fransman Caloyanni en ontfutselt hem allerlei geheim die ze naar haar Nederlandse man, Caspar, doorspeelt, terwijl ze Caloyanni in bed inlichtingen verschaft over de Nederlandse militaire en diplomatieke bewegingen. Caloyanni troggelt ondertussen Caspar 'vluchtgeld' af omdat zijn vrouw zomaar verdwenen zou zijn. Bovendien dumpt hij het kind van Sara bij Caspar, zonder te weten dat dit kind eigenlijk Caspars 'ochtendgave' aan Sara was – hij heeft haar aan het eind van de huwelijksnacht nog bezwangerd. Wanneer de vrede tussen Frankrijk en Nederland gesloten wordt, ontdekt Caspar de ware toedracht, en schaakt Sara uit het Franse hoofdkwartier. Caloyanni komt hen achterna en schiet Sara dood in de Nijmeegse binnenstad. Caspar wordt echter aangetroffen met het pistool in zijn handen en krijgt daarom de schuld.
Je zou het zo op muziek kunnen zetten en in de Westergasfabriek uitbrengen.
Al is dat eigenlijk ook weer niet nodig, want Van der Heijden maakt er zijn eigen taalmuziek bij. Zijn stijl is weliswaar naar mijn indruk wat minder uitbundig dan in eerder werk – niet iedereen die aan het woord komt put zich onmiddellijk uit in allerlei vergelijkingen – maar getuigt nog steeds van een grote beheersing van allerlei registers. In dit geval komt daar dus het historisch taalgebruik in, dat hij subtiel en behendig door zijn proza weet te vlechten.
Het verhaal is een interessante mengeling van het Orpheus-verhaal en dat van Dorbeck. Sara is voor Caspar eerst zes jaar verdwenen – zolang zit ze zonder dat hij het weet bij Caloyanno – en dus dood. Hij haalt haar op uit die onderwereld (zijn tocht door allerlei gangetjes wordt ook zo beschreven, al bevindt deze onderwereld zich boven), maar na een tochtje wordt hij haar alweer ontrukt.
Tegelijkertijd verhouden Caspar en Caloyanni zich tot elkaar als zeventiende-eeuwse versies Dorbeck tot Osewoudt uit Hermans' Donkere kamer van Damokles: de Nederlander en het lid van de bezettingsmacht die helemaal in elkaar lijken op te gaan – bij wie hoort Sara? van wie is het kind? wie heeft Sara uiteindelijk neergeschoten?
Op verschillende manieren nodigt Van der Heijden de lezer uit onder het opera-achtige oppervlak van de roman te kijken. Niet alleen communiceren Sara en Caspar in een zeer ingewikkeld geheim systeem met elkaar (de tekst is verzegeld én cryptografisch versleuteld en daaronder dan nog heel poëtisch opgesteld), maar Caspars enige hoop om zijn onschuld te bewijzen is dat iedereen het slagveld goed doorzoekt op zoek naar een tweede kogel (de theorie van de autoriteiten is dat er maar één kogel is en Caspar zijn vrouw door zijn eigen arm heen heeft doodgeschoten). Naar die kogel wordt wel oppervlakkig gezocht, maar hij wordt niet gevonden.
Gegeven dat alles is het stuitend hoe oppervlakkig de recensies zijn die er tot nu toe van het boek in de kranten verschenen. Een dieptepunt was wel de bespreking van Heumakers in NRC Handelsblad: klagen dat je je zo moeilijk kunt inleven in de gevoelens van de hoofdpersoon! Of dat je zo weinig te weten komt over de vrouw die het grootste deel van het boek kwijt is! De kranten kunnen geloof ik maar beter ophouden te doen alsof ze boeken nog bespreken. Wij kunnen maar beter ophouden die kranten te lezen, en ons rechtstreeks wenden tot romans als De ochtendgave.
Een Nederlandse vrouw, Sara, wordt, in de ochtend na haar bruidsnacht in het rampjaar 1672, een dubbelspion. Ze gaat samenleven met de Fransman Caloyanni en ontfutselt hem allerlei geheim die ze naar haar Nederlandse man, Caspar, doorspeelt, terwijl ze Caloyanni in bed inlichtingen verschaft over de Nederlandse militaire en diplomatieke bewegingen. Caloyanni troggelt ondertussen Caspar 'vluchtgeld' af omdat zijn vrouw zomaar verdwenen zou zijn. Bovendien dumpt hij het kind van Sara bij Caspar, zonder te weten dat dit kind eigenlijk Caspars 'ochtendgave' aan Sara was – hij heeft haar aan het eind van de huwelijksnacht nog bezwangerd. Wanneer de vrede tussen Frankrijk en Nederland gesloten wordt, ontdekt Caspar de ware toedracht, en schaakt Sara uit het Franse hoofdkwartier. Caloyanni komt hen achterna en schiet Sara dood in de Nijmeegse binnenstad. Caspar wordt echter aangetroffen met het pistool in zijn handen en krijgt daarom de schuld.
Je zou het zo op muziek kunnen zetten en in de Westergasfabriek uitbrengen.
Al is dat eigenlijk ook weer niet nodig, want Van der Heijden maakt er zijn eigen taalmuziek bij. Zijn stijl is weliswaar naar mijn indruk wat minder uitbundig dan in eerder werk – niet iedereen die aan het woord komt put zich onmiddellijk uit in allerlei vergelijkingen – maar getuigt nog steeds van een grote beheersing van allerlei registers. In dit geval komt daar dus het historisch taalgebruik in, dat hij subtiel en behendig door zijn proza weet te vlechten.
Het verhaal is een interessante mengeling van het Orpheus-verhaal en dat van Dorbeck. Sara is voor Caspar eerst zes jaar verdwenen – zolang zit ze zonder dat hij het weet bij Caloyanno – en dus dood. Hij haalt haar op uit die onderwereld (zijn tocht door allerlei gangetjes wordt ook zo beschreven, al bevindt deze onderwereld zich boven), maar na een tochtje wordt hij haar alweer ontrukt.
Tegelijkertijd verhouden Caspar en Caloyanni zich tot elkaar als zeventiende-eeuwse versies Dorbeck tot Osewoudt uit Hermans' Donkere kamer van Damokles: de Nederlander en het lid van de bezettingsmacht die helemaal in elkaar lijken op te gaan – bij wie hoort Sara? van wie is het kind? wie heeft Sara uiteindelijk neergeschoten?
Op verschillende manieren nodigt Van der Heijden de lezer uit onder het opera-achtige oppervlak van de roman te kijken. Niet alleen communiceren Sara en Caspar in een zeer ingewikkeld geheim systeem met elkaar (de tekst is verzegeld én cryptografisch versleuteld en daaronder dan nog heel poëtisch opgesteld), maar Caspars enige hoop om zijn onschuld te bewijzen is dat iedereen het slagveld goed doorzoekt op zoek naar een tweede kogel (de theorie van de autoriteiten is dat er maar één kogel is en Caspar zijn vrouw door zijn eigen arm heen heeft doodgeschoten). Naar die kogel wordt wel oppervlakkig gezocht, maar hij wordt niet gevonden.
Gegeven dat alles is het stuitend hoe oppervlakkig de recensies zijn die er tot nu toe van het boek in de kranten verschenen. Een dieptepunt was wel de bespreking van Heumakers in NRC Handelsblad: klagen dat je je zo moeilijk kunt inleven in de gevoelens van de hoofdpersoon! Of dat je zo weinig te weten komt over de vrouw die het grootste deel van het boek kwijt is! De kranten kunnen geloof ik maar beter ophouden te doen alsof ze boeken nog bespreken. Wij kunnen maar beter ophouden die kranten te lezen, en ons rechtstreeks wenden tot romans als De ochtendgave.
Reacties