Jelle Brandt Corstius. As in tas. Das Mag Uitgevers, 2016.
Volgens Jelle Brandt Corstius hadden woorden voor zijn vader geen betekenis. Vandaar dat hij van alles en nog wat loog, vandaar dat hij naar hartelust mensen beledigde, ook in het gewone leven, vandaar dat hij zich opsloot op zijn werkkamer om eindeloos betekenisloze spelletjes te doen met taal.
In dit boekje beschrijft Jelle Brandt Corstius een laatste reis die hij met zijn vader maakte. Die laatste was inmiddels dood, maar Jelle borg een deel van zijn as op in zijn tasje en fietste van Amsterdam naar de Middellandse zee om daar het zakje leeg te kieperen. Naar de Middellandse zee hebben Jelle en Hugo overigens nooit samen gefietst: ze trokken er wel af en toe samen een paar dagen op uit, maar die tripjes duurden al niet lang genoeg om zo ver te komen – de irritatie van Jelle over zijn horkerige, volkomen excentrieke vader waren na twee dagen al veel te scherp geworden.
Nu fietst hij dus moederziel alleen – hij heeft geen vriendin, hij wordt slechts een keer door een mens aangeraakt op deze reis, een dorpsprostituée die hem over zijn bolletje aait – door de Ardennen, door het kale Franse land, over de Alpen en denkt aan die vreemde vader over wie hij eigenlijk alleen sterke verhalen kent – verhalen die vaak door Hugo zelf werden opgehangen.
Goed kent Jelle het werk van zijn vader naar mijn indruk niet, of althans, je krijgt de indruk dat hij denkt dat het overwegend uit scheldpartijen en rare taalspelletjes bestaat en dat is een nogal karikaturaal beeld. Voor Hugo hadden woorden natuurlijk wel degelijk betekenis – hij hield van literatuur, ook als die meer was van spel en schreef ook zelf mooie beschouwingen en verhalen.
Alleen de sociale betekenis leek bijna helemaal te ontbreken; maar dat gold dan niet alleen voor taal, maar al zijn onaangepaste gedrag. Wat dat betreft is het natuurlijk passend dat Jelle er alleen op uittrok en dat hij onderweg een aantal nogal bizarre figuren tegenkomt. Heel diep gaat het allemaal niet in dit boekje, maar het geeft een aardig portret van twee onaangepaste mannen, een vader en een zoon.
In dit boekje beschrijft Jelle Brandt Corstius een laatste reis die hij met zijn vader maakte. Die laatste was inmiddels dood, maar Jelle borg een deel van zijn as op in zijn tasje en fietste van Amsterdam naar de Middellandse zee om daar het zakje leeg te kieperen. Naar de Middellandse zee hebben Jelle en Hugo overigens nooit samen gefietst: ze trokken er wel af en toe samen een paar dagen op uit, maar die tripjes duurden al niet lang genoeg om zo ver te komen – de irritatie van Jelle over zijn horkerige, volkomen excentrieke vader waren na twee dagen al veel te scherp geworden.
Nu fietst hij dus moederziel alleen – hij heeft geen vriendin, hij wordt slechts een keer door een mens aangeraakt op deze reis, een dorpsprostituée die hem over zijn bolletje aait – door de Ardennen, door het kale Franse land, over de Alpen en denkt aan die vreemde vader over wie hij eigenlijk alleen sterke verhalen kent – verhalen die vaak door Hugo zelf werden opgehangen.
Goed kent Jelle het werk van zijn vader naar mijn indruk niet, of althans, je krijgt de indruk dat hij denkt dat het overwegend uit scheldpartijen en rare taalspelletjes bestaat en dat is een nogal karikaturaal beeld. Voor Hugo hadden woorden natuurlijk wel degelijk betekenis – hij hield van literatuur, ook als die meer was van spel en schreef ook zelf mooie beschouwingen en verhalen.
Alleen de sociale betekenis leek bijna helemaal te ontbreken; maar dat gold dan niet alleen voor taal, maar al zijn onaangepaste gedrag. Wat dat betreft is het natuurlijk passend dat Jelle er alleen op uittrok en dat hij onderweg een aantal nogal bizarre figuren tegenkomt. Heel diep gaat het allemaal niet in dit boekje, maar het geeft een aardig portret van twee onaangepaste mannen, een vader en een zoon.
Reacties