Daniela Tasca. 1001 Italianen. Vijf eeuwen immigratie in de Nederlanden. Amsterdam: Athenaeum, 2014.

Al (minstens) vijfhonderd jaar komen er Italianen naar Nederland – meestal om te werken. Het waren er niet gigantisch veel – andere landen zijn populairder bij de Italianen, Nederland trekt meer mensen van andere nationaliteiten –, maar momenteel zijn er alles bij elkaar toch nog zo'n 80.000 Italianen gevestigd in Nederland, schat Daniela Tasca.

Zij is zelf ooit van Sicilië naar Nederland gekomen en heeft zich verdiept in dit interessante kleine draadje in de geschiedenis van twee nationaliteiten. En zoals dat vaak gaat bij geschiedenissen: als je het juiste kleine draadje te pakken hebt kun je aan de hand daarvan een groot stuk van het weefsel laten zien.

Het beeld van 'de Italiaan' is in Nederland een aantal keer gekanteld, en dat had veel te maken met het soort redenen waarom Italianen naar ons toetrokken. In de zeventiende eeuw werden zij getrokken door de enorme welvaart die hier heerste en de mogelijkheid om banken te beginnen of andere bedrijven op te richten. De mensen die toen kwamen waren dus over het algemeen beter gesitueerd en hadden een goede reputatie. Daarna volgde een lange periode waarin de Italianen die hier naartoe kwamen vaklui waren, maar wel wat minder rijk: schoorsteenvegers, terrazzo-werkers. Dit culmineerde uiteindelijk in de jaren vijftig en zestig uit een kleine stroom Italianen die hier als de eerste gastarbeiders kwamen werken: jonge mannen die in fabrieken kwamen werken, geen vrouwen bij zich hadden, en soms als lastig werden ervaren (al was het maar omdat ze zo onweerstaanbaar waren voor sommige Hollandse meisjes). Zij aten rare dingen als knoflook en spaghetti en er werd op hen neergekeken.

Maar inmiddels leven we weer in een periode waarin Italië op allerlei manieren in hoog aanzien staat: als een land van mode, van het goede leven, van lekker eten (knoflook! spaghetti!) en van cultuur. De Italianen die nu komen zijn over het algemeen geloof ik dan ook juist weer hoog opgeleid – een onderdeel van de Italiaanse braindrain. Er wordt nu nog nauwelijks neergekeken op de Italianen, zegt Tasca. (Misschien wat optimistisch – wat ik als man-van opmerk is dat Nederlanders soms toch wel wat vrolijk zijn over de veronderstelde geringe eerlijkheid van de Italianen, alsmede over bijvoorbeeld de mafia.)

Het is een interessante geschiedenis. Door te begrijpen om welke redenen welke groepen Italianen in een bepaalde periode naar de regen en de mist en de aardappelen en boter kwamen, leer je iets begrijpen over de geschiedenis van de twee landen: dat was kennelijk een techniekdie de Italianen op zeker moment ontwikkeld waren en dat was kennelijk waar Nederland toen behoefte aan had. Je snapt daarmee weer een stukje van de legpuzzel beter die ons rare continent is.



Reacties

Populaire posts van deze blog

Paul Celan. Verzamelde gedichten. Amsterdam: Meulenhoff, 2003.

Walt Whitman. Leaves of Grass. Grasbladen. Amsterdam: Em. Querido, 2005 (1855).

Raoul de Jong. Jaguarman. Mijn vader, zijn vader en andere Surinaamse helden. Amsterdam: De Bezige Bij, 2020.