Aischylos. Het verhaal van Orestes. Athenaeum-Polak&Van Gennep, 2012

Een tekst uit de klassieke oudheid lezen – het stelt altijd voor raadsels. Hoe waren de Homerische verhalen bijvoorbeeld eeuwenlang zo belangrijk, dat er ook nog eens allerlei andere teksten op werden gebaseerd? Teksten zoals deze drie toneelstukken van Aischylos die ik nu las in de vertaling van Gerard Koolschijn, onder de titel Het verhaal van Orestes?

Hoe vaak had het gemiddelde lid van Aischylos' publiek Homeros gelezen? En hoe reageerde hij vervolgens op afwijkingen tussen stuk en epos? Waren dit verhalen die men, ook in andere dan Homerische vormen, elkaar vertelde?

De vertaling van Koolschijn is tegelijkertijd helder én poëtisch. Toch is het lastig om geraakt te worden door poëzie van 2500 jaar geleden, en het stuk anders dan intellectueel te bekijken. Het wordt bijvoorbeeld duidelijk uit dit stuk dat vrouwen thuis moeten zitten terwijl mannen eropuitgaan (Orestes zegt zelfs tegen Klytaimnsestra dat vrouwen het daarom maar gemakkelijk hebben) en er zijn natuurlijk meer stukken waarin de al dan niet vermeende verschillen tussen mannen en vrouwen een rol spelen. Het lijkt mij ook duidelijk dat bijvoorbeeld Klytaimnestra een behoorlijk 'mannelijke' vrouw is. Maar hoe zag men dat?

Het zijn allemaal overwegingen van het verstand, het is lastig om je hart sneller te laten kloppen over zo'n tekst. 

Het nawoord van Piet Gerbrandy is ook behoorlijk intellectueel; hij probeert vooral te laten zien hoe 'actueel' de kwesties nu nog zijn die Aischylos aan de orde stelt, hoe wij nu nog steeds met soortgelijke problemen worstelen, hoe we nu nog steeds met mooie praatjes onze duistere drijfveren mooier proberen te maken dan ze zijn. De mensen zijn altijd hetzelfde – als dat niet de boodschap van de klassieke auteurs was, dan is het in ieder geval die van de classici.

Toch is hetgene dat me misschien het meest raakt in zo'n stuk iets dat nu nooit meer wordt uitgedrukt, dat je waarschijnlijk niet eens meer serieus zou kunnen uitdrukken: het tragische, het gevoel dat je dingen moet doen die tegelijkertijd alleen tot je ondergang leiden. Dat daardoor een nare stap van een persoon kan leiden tot een waar bloedbad van mensen die er allemaal niets aan kunnen doen en die tegelijkertijd daarom dood moeten. 

Het zijn, geloof ik niet, de overeenkomsten tussen Aischylos' helden en de eenentwintigste-eeuwse man in the street die me aantrekken tot teksten die zo oud zijn, maar juist de totaal andere wereld waarin mensen vijfentwintig eeuwen geleden leefden en waar je, te midden van al die duistere poëzie, ineens een inkijkje in krijgt.

Reacties

Populaire posts van deze blog

Paul Celan. Verzamelde gedichten. Amsterdam: Meulenhoff, 2003.

Walt Whitman. Leaves of Grass. Grasbladen. Amsterdam: Em. Querido, 2005 (1855).

Raoul de Jong. Jaguarman. Mijn vader, zijn vader en andere Surinaamse helden. Amsterdam: De Bezige Bij, 2020.