Pieter Waterdrinker. De rat van Amsterdam. Nijgh en Van Ditmar, 2020.
Aan de ware schelmenroman kleeft per definitie iets grimmigs. Als iemand een schelm is, is er dus iets mis met de samenleving, want die schelm stelt dat aan kaak. Je leest de avonturen van die schelm met plezier: hij heeft al die sukkels toch maar mooi te pakken! Maar dat betekent dat het dus allemaal sukkels zijn.
Maar wat als die schelm nu net zo min deugt als zijn omgeving? Dan krijg je De rat van Amsterdam, een inktzwart boek waarin eigenlijk niemand deugt, met uitzondering misschien van de enkeling die gek wordt. De hoofdpersoon Ruben reist met zijn ouders van Riga naar Amsterdam net voordat de Sovjetunie in elkaar stort, maar aan geen van beide kanten van het IJzeren Gordijn wordt ook maar iets er ook maar een beter op. Zelf neemt hij deel aan een operatie die het vleesgeworden cynisme is: kapitalistische liefdadigheid in Rusland, in de vorm van een loterij waarvan iedereen kan zien dat het meeste geld naar de bedenkers van die loterij stroomt.
Het boek is in die zin geloof ik een echt Russisch boek, in de zin dat het gedrenkt is in een totaal cynisme dat ik vooral ken van Russen: niemand deugt. Tegelijkertijd is het ook een typisch Nederlands literair avonturenboek, dat doet denken aan het betere werk van (bien étonnés) Leon de Winter of het meer internationaal gerichte werk van A.F.Th. van der Heijden, zoals dat over Charles Manson of over MH17. Grote schurken zijn in de Nederlandse literatuur altijd onderdeel van een internationaal opererend syndicaat – alsof we als land zelfs voor de georganiseerde misdaad te klein zijn.
Het is een boek dat je daardoor in eerste instantie ademloos en in sneltreinvaart uitleest, ongeveer zoals de zak patat op het omslag – lekker smerig. Maar het is een boek dat je uiteindelijk ook een genadeloze stomp in je maag geeft: ja, je hebt wel lekker zitten gruwelen bij deze schelm – maar zit de wereld waarin je nu ontwaakt wel zoveel beter in elkaar?
Maar wat als die schelm nu net zo min deugt als zijn omgeving? Dan krijg je De rat van Amsterdam, een inktzwart boek waarin eigenlijk niemand deugt, met uitzondering misschien van de enkeling die gek wordt. De hoofdpersoon Ruben reist met zijn ouders van Riga naar Amsterdam net voordat de Sovjetunie in elkaar stort, maar aan geen van beide kanten van het IJzeren Gordijn wordt ook maar iets er ook maar een beter op. Zelf neemt hij deel aan een operatie die het vleesgeworden cynisme is: kapitalistische liefdadigheid in Rusland, in de vorm van een loterij waarvan iedereen kan zien dat het meeste geld naar de bedenkers van die loterij stroomt.
Het boek is in die zin geloof ik een echt Russisch boek, in de zin dat het gedrenkt is in een totaal cynisme dat ik vooral ken van Russen: niemand deugt. Tegelijkertijd is het ook een typisch Nederlands literair avonturenboek, dat doet denken aan het betere werk van (bien étonnés) Leon de Winter of het meer internationaal gerichte werk van A.F.Th. van der Heijden, zoals dat over Charles Manson of over MH17. Grote schurken zijn in de Nederlandse literatuur altijd onderdeel van een internationaal opererend syndicaat – alsof we als land zelfs voor de georganiseerde misdaad te klein zijn.
Het is een boek dat je daardoor in eerste instantie ademloos en in sneltreinvaart uitleest, ongeveer zoals de zak patat op het omslag – lekker smerig. Maar het is een boek dat je uiteindelijk ook een genadeloze stomp in je maag geeft: ja, je hebt wel lekker zitten gruwelen bij deze schelm – maar zit de wereld waarin je nu ontwaakt wel zoveel beter in elkaar?
Reacties