Zygmunt Bauman. Liquid Times. 2007.

 



Het leven bestaat uit het voortdurend opvullen van gaten in je kennis. Ik had tot een jaar geleden nog nooit van de wereldberoemde Zygmunt Bauman gehoord, of wist in ieder geval niet waar hij voor stond. Ik werd op hem gewezen door een aantal collega's neerlandici, die lieten zien hoe hij een analyse geeft van onze tijd waardoor je allerlei literaire werken die nu verschijnen beter kunt verplaatsen.

Ik weet niet of Liquid Times. Living in an Age of Uncertainty nu zijn meest representatieve boek is, maar het lag boven op de virtuele stapel boeken van hem die ik vond. Het behoort tot een curieus genre, waarvan ik het bestaan ook niet vermoedde: een sociologie die niet gaat over samenlevingen op het niveau van honderd mensen, of van een religieuze gemeenschap, of van een land, maar van de hele wereld: megasociologie.

Waar ik ook aan moest wennen: de empirische basis voor de beweringen is onduidelijk. Het beschrijft ontwikkelingen op zo'n grote schaal – hoe de macht steeds meer in handen komt van anonieme en oncontroleerbare instanties zoals grote bedrijven bijvoorbeeld – dat het ook lastig wordt te bedenken hoe je zoiets empirisch kunt onderbouwen. Maar dat maakt de scheidslijnen tussen filosofie en wetenschap dus heel erg dun. Ik heb daar niets tegen, maar ik moest er wel aan wennen.

De centrale stelling van Liquid Times is dat het leven van de mens op een nieuwe manier overspoeld raakt door onzekerheid: de macht is internationaal, het menselijke leven is noodgedwongen lokaal, de macht komt daardoor volkomen boven onze macht net als internationale problemen. Andere, anonieme mensen, die ergens bovenaan de pyramide van die bedrijven zitten, spelen daarmee de rol van het noodlot van vroeger. Het leven en de tijden zijn vloeibaar omdat niets meer vaststaat. 

Bauman neemt een heleboel ideeën samen die je elders vindt. Niet alles is per se nieuw, het is meer de overkoepelende interpretatie die hij aan alles geeft. Op een bepaalde manier is die ongenuanceerd – daar is het een interpretatie voor. Hij zegt bijvoorbeeld dat de overheersende manier om ons leven te zien niet langer die van de tuinier is – iemand die een klein stukje van de wereld onder zijn beheer neemt en er het beste van maakt – maar die van de jager – iemand die de hele wereld als jachtterrein neemt, die vooral wil winnen, die móét winnen om zelf niet opgejaagd wordt, en die zich geen zorgen maakt om de lokale consequenties. Als een bepaald gebied leeggejaagd is, vertrek je naar elders. Dat is een mooi beeld, maar of nu echt iedereen jager is geworden of zal worden – dat lijkt mij de vraag. 

En dan komt dus toch weer de empirische basis om de hoek kijken. Hoe weten we of dit klopt anders dan dat het een gevoel geeft dat het klopt? Misschien is het dan toch niet zo'n gek idee om naar literatuur te kijken, als een weerspiegeling van een breder levensgevoel. Vinden we daar inderdaad soortgelijke beelden en levensaanschouwingen terug?

Reacties

Populaire posts van deze blog

Het eerste kwart: Lize Spit, Het smelt

Jan Oegema, Keizersdrama. Lucebert opnieuw, 2024

Freek Van de Velde. Wat taal verraadt. Een kleine geschiedenis van brein tot beschaving. Lannoo Campus, 2024.