Matilda Gustavsson. Het bolwerk. Macht en misbruik achter de gesloten deuren van de Zweedse Academie. Nijgh en Van Ditmar, 2020.

 



Dat #MeToo vooral om zich heen heeft gegrepen in culturele kringen, kun je op verschillende manieren begrijpen. Een daarvan ligt in het beeld dat mensen hebben van de kunstenaar – iemand voor wie de normale moraal nu eenmaal niet geldt, op wie andere wetten van toepassing zijn, áls er al een oordeel gegeven mag worden.  In vrijgevochten kringen kun je nog gemakkelijker grenzen over gaan.

Een van de verdiensten van Matilda Gustavsson is dat ze precies beschrijft hoe dat gaat. Haar zaak is die van Jean-Claude Arnault, een Franse eigenaar van een cultureel centrum in Zweden die getrouwd is met een van de bekendste Zweedse dichters, Katerina Frostenson. Jarenlang vergreep Arnault zich aan waarschijnlijk tientallen jonge vrouwen. Een belangrijke reden waarom  ze geen aangifte deden was dat ze zelf in verwarring waren over hun aandeel in een en ander. Ze hadden bijvoorbeeld in eerste instantie zelf contact met hem gezocht vanwege zijn dubieuze reputatie en omdat ze uit waren op een avontuurtje. Of ze hadden – uit ongeloof of angst – zich tijdens de verkrachting stil gehouden.

Gustavsson maakt die verwarring heel duidelijk. Het is duidelijk dat Arnault strafbare grenzen over ging, maar het is lastig aan te duiden wanneer precies. De vrouwen die hij misbruikte waren geëmancipeerde, Zweedse vrouwen – geen mensen die zich graag als weerloze slachtoffers zagen, of als exemplaren van het ouderwetse ideaal van de kuise vrouw wier 'eer' wordt 'geroofd'.

De blik verwijdt zich vervolgens van Arnault naar zijn omgeving: het culturele leven in Stockholm – de groep rondom het literaire blad Kris die in de jaren tachtig opkomt en die kennelijk een soort yuppie-literatuur schrijft en flirt met het criminele-grensoverschrijdende, en, uiteindelijk, de Zweedse Academie, een wonderlijk gezelschap van achttien geprivilegieerden die altijd recht hebben op een limoussineservice, appartementen in Berlijn en Parijs en een stipendium als ze maar een keer per week vergaderen, bijvoorbeeld over wie er de Nobelprijs voor Literatuur moet krijgen. 

Op die Academie, het 'bolwerk' in de titel, concentreert de schrijfster zich dan vervolgens. Arnault was weliswaar nooit lid van dat gezelschap, maar zijn vrouw wel, en de Academie raakte dus ernstig in verlegenheid door de gebeurtenissen. Je krijgt de indruk dat het er vervolgens niet heel erg elegant mee is omgegaan – ontkennen, als één man achter iemand gaan staan die niet te verdedigen is, zeggen dat de krant alleen maar een machtsgreep doen uit een verkeerd soort anti-elitarisme. 

Het is een gesloten bolwerk zoals dat inmiddels misschien niet meer te handhaven is. Of in ieder geval toont Gustavsson het op die manier. (Waarbij ik moet zeggen dat voor de buitenstaander toch ook echt een beetje onduidelijk is wat die Academie nu precies te maken heeft met het gedrag van de man van een van haar leden. Zit er niet toch ook echt een beetje anti-elitarisme in om hen zo centraal te stellen?)

Wat dan weer wél een kwestie is die Gustavsson goed beschrijft en die het ingewikkeld maakt is het lastige van het woord machtsmisbruik in culturele kringen – want wat is dat precies voor macht, die een kunstenaar heeft? Ja, Arnault suggereerde dat hij carrières kon maken of breken, maar het is eigenlijk niet duidleijk of dat nu ook echt zo was. Het Zweedse culturele leven maakt in dit boek een heel benauwde indruk – maar zó benauwd?

Reacties

Populaire posts van deze blog

Paul Celan. Verzamelde gedichten. Amsterdam: Meulenhoff, 2003.

Walt Whitman. Leaves of Grass. Grasbladen. Amsterdam: Em. Querido, 2005 (1855).

Raoul de Jong. Jaguarman. Mijn vader, zijn vader en andere Surinaamse helden. Amsterdam: De Bezige Bij, 2020.