Carlo Minnaja. Introduzione alle letteratura esperanto. Parma: Athenaeum, 2019.

 


Dat er nu al ruim 130 jaar literatuur wordt geschreven in het Esperanto – dat mensen pogingen doen kunst te scheppen in een kunsttaal, ik geloof niet dat er mensen zijn die het weten. Als je het mij vraagt, zit er ook nog geen Divina Commedia, geen Hamlet, en geen Madame Bovary tussen, en zelfs geen Max Havelaar. Maar het feit er zijn wel een paar interessante boeken verschenen en het feit dat die literatuur er is, is op zich interessant. Waarom besloten schrijvers te kiezen voor zo'n tal met internationale aspiraties die niet hun moedertaal was (er zijn slechts een paar moedertaalsprekers van het Esperanto, en geen van hen heeft tot nu toe literaire ambities getoond) en tegelijkertijd hun bereik verkleinde? En waar schreven ze dan over?

Carlo Minnaja, een Italiaanse wiskundige uit 1940 (en zelf wel moedertaalspreker) is een groot kenner van de taal en de literatuur. Eerder schreef hij samen met zijn landgenoot Giorgio Silfer een gigantische Historio de la Esperanto Literaturo, waarvan Introduzione alla letteratura esperanto een samenvatting in het Italiaans. Doordat het Italiaanse boek veel korter is (en misschien doordat het slechts één auteur heeft), bevat het ook meer een verhaal en dat is prettig – ook al zou het niet mijn verhaal zijn.

Minnaja ziet de ontwikkeling van de literatuur vooral als de pogingen om van de esperantisten een 'volk' te maken, een groep met een gemeenschappelijke eigen cultuur, een verzameling gedeelde waarden en een manier om naar de wereld te kijken. Dat is op zich een interessante gedachte, en er zat zeker voor heel wat schrijvers iets in: er werd vanaf het begin expliciet gewerkt aan het opbouwen van een eigen literatuur die zich zou kunnen spiegelen aan die van de grote literaturen in de wereld, met een eigen epos, een eigen romankunst, een eigen toneelkunst en een eigen lyriek. In ieder van die genres (behalve misschien het toneeel) zijn er inmiddels werken die vrij algemeen erkend worden als de hoogtepunten in die genres. 

Maar, hoewel mijn belezenheid op het gebied van de Esperanto-literatuur vergeleken met die van Minnaja tekort schiet, lijkt mij dat tegelijkertijd dat beeld wel erg eenzijdig is. Mensen schrijven en schreven ook in het Esperanto omdat het juist een geheimtaal was (Minnaja houdt duidelijk niet van de erotische traditie, waarvan mij het succes juist ingegeven leek doordat vader de enige in huis was die Esperanto kon lezen), doordat mensen graag met de taal wilden spelen of doordat het een eenvoudiger manier was om gepubliceerd te worden dan in de eigen taal (better a big fish in a small pond than a small fish in a big pond).

Wat ik ook opmerkelijk vind, is dat Minnaja vertalingen vrijwel helemaal buiten het boek heeft gehouden. Hij zegt dat deze min of meer hun waarde hadden om te tonen dat je in de taal ook de grote gedachten van de mensheid kon uitdrukken, maar deze waarde verloren toen dit eenmaal was aangetoond, maar mij lijken ze voor de ontwikkeling van de taal veel langer van belang geweest. Bovendien is natuurlijk een deel van de identiteit van de esperantist een belangstelling voor alle mensen zonder noodzakelijke ordening van de ene cultuur als superieur boven een andere. 

Over de laatste jaren heeft Minnaja overigens weinig te zeggen. Zo'n beetje de enige door hem genoemde schrijver die geboren is na 1970 is (Minnaja's landgenoot) Nicola Ruggiero (geboren in 1986). Dat komt als ik het goed begrijp door de enorme afkeer die Minnaja heeft van publicatie op het internet (waar niet geredigeerd wordt, waar iedereen alles zomaar op kan plempen, enfin, het gebruikelijke rijtje dat we nu ook al zo'n 25 jaar horen), maar ik vraag me ook af of er nog wel echt zo'n sterke literaire generatie is. Dankzij apps als Duolingo zijn er relatief veel mensen die de taal hebben geleerd de afgelopen jaren – vergeleken met de grote talen stelt het niks voor, maar in de geschiedenis van het Esperanto is het ongekend – maar ook in mijn perceptie heeft dat tot nu toe weinig literaire ambities opgeleverd. Al weet je nooit of dat niet nog komt.

Reacties

Populaire posts van deze blog

Paul Celan. Verzamelde gedichten. Amsterdam: Meulenhoff, 2003.

Walt Whitman. Leaves of Grass. Grasbladen. Amsterdam: Em. Querido, 2005 (1855).

Raoul de Jong. Jaguarman. Mijn vader, zijn vader en andere Surinaamse helden. Amsterdam: De Bezige Bij, 2020.