Charles Seife. Hawking, Hawking. The Selling of a Scientific Celebrity.



Iemand vertelde Stephen Hawking (1942-2018) ooit dat er een overeenkomst was tussen de beroemde Britse natuurkundige en Marilyn Monroe. Wat was dat dan, vroeg Hawking via zijn computersysteem. "Jullie zijn beiden bang dat je meer gewaardeerd wordt om je lichaam dan om je verstand." Hawking vond het eerst geen leuk grapje, maar moest uiteindelijk toegeven dat er iets in zat.

Hij was wereldberoemd, hij was hét icoon van de wetenschap, maar hij leek die beroemdheid voor een groot deel te danken aan de mythe van de man in de rolstoel die vrijwel niets meer kon bewegen, die dus via een computerstem moest praten, maar die desalniettemin raadsels van het universum wist te ontsluieren.

In de biografie Hawking Hawking zet de wetenschapsjournalist Charles Seife de mythe en de mens scherp tegenover elkaar. Vooral de laatste decennia, zeker in de eenentwintigste eeuw, heerste de mythe: het genie dat de lichamelijke beperkingen wist te overstijgen, terwijl tegelijkertijd de belangrijkste bijdragen van Hawking in de jaren 60 en 70 lagen (niet zo gek: wiskundige creativiteit dooft vaak uit voor iemands veertigste, en de lichamelijke beperkingen eisten nu eenmaal hun tol) en terwijl het boek dat Hawking echt beroemd maakte, A Brief History of Time, feitelijk slecht geschreven is, en dan ook nog eens nauwelijks door hemzelf.

Zozeer overheerste de mythe, of misschien moeten we zeggen: het merk Hawking, dat we zelfs nauwelijks nog iets weten over de persoon. Die kon immers alleen naar buiten komen via die computerstem, en dat kostte de man steeds meer moeite. Bovendien werd hij bovendien omringd door verpleging en andere verzorgers – wat hij diep van binnen dacht is heel lastig vast te stellen en tot handelen was hij niet meer in staat. Hawking het merk was een omhulling geworden die de mens volkomen onzichtbaar maakte.

Er wordt in de besprekingen die ik van het boek gelezen soms net gedaan alsof er wordt onthuld dat die Hawking een onaangenaam mens was, en een bedrieger, die wetenschappelijk weinig voorstelde. Maar hij had eigenlijk weinig manieren om zijn hele leven – de ziekte ALS openbaarde zich bij hem al toen hij promovendus was – veel voor te stellen. Je kunt alleen maar zeggen dat hij er gegeven de omstandigheden enorm veel van maakte, ook al was hij dan geen Einstein.

Maar wie is er nu wel Einstein.

Toch is Einstein heel belangrijk om de mythe Hawking te begrijpen. Volgens Seife was er na de dood van Einstein behoefte aan een nieuw wetenschappelijk icoon zoals hij: iemand die onbegrijpelijk maar belangrijk werk had gedaan, maar tegelijkertijd heel menselijk was, grappig, benaderbaar. Dat gat vulde Hawking.

De vraag is alleen: wie heeft er eigenlijk iets aan zo'n icoon? Hawking heeft van zijn roem de dure rekening kunnen betalen voor verpleging en andere ondersteuning, dat is zeker. Maar heeft de wetenschap, of heeft de natuurkunde, of heeft de kosmologie, ook geprofiteerd van die roem? Dat is eigenlijk heel moeilijk te bepalen. Het vak zal wat meer aanzien hebben gekregen, maar je krijgt niet de indruk dat Hawking zich ooit heeft ingezet om anderen beurzen te bezorgen.

Hoe interessant het verhaal van Hawking is, ik vind dat Seife er meer van had kunnen maken. Hij heeft de redelijk bizarre keuze gemaakt om het leven achterstevoren te vertellen, van de dood tot aan het leven. Dat is een gimmick: Hawking was zelf geïnteresseerd in de richting waarin tijd zich bewoog, maar het is ook heel onhandig, want vooral in het begin moet Seife voortdurend allerlei achtergronden geven bij gebeurtenissen die later pas duidelijk worden. 

Daarbij geldt dan ook nog dat hij eigenlijk niet zo veel mensen gesproken lijkt te hebben. Als het gaat over de eerste twintig jaar (1942-1962) komt hij in wezen niet veel verder dan het beschrijven van foto's. Maar zo lang geleden is dat niet, er moeten mensen zijn die nog in leven zijn en die iets over die jeugd – de enige periode dat Hawking echt gezond was – kunnen vertellen. 

Reacties

Populaire posts van deze blog

Paul Celan. Verzamelde gedichten. Amsterdam: Meulenhoff, 2003.

Walt Whitman. Leaves of Grass. Grasbladen. Amsterdam: Em. Querido, 2005 (1855).

Raoul de Jong. Jaguarman. Mijn vader, zijn vader en andere Surinaamse helden. Amsterdam: De Bezige Bij, 2020.