Salman Rushdie, Knife. Meditations after an attempted murder, 2024

 




Twee jaar geleden sprong uit het publiek voor een lezing van Salman Rushdie een man op die de schrijver te lijf ging met een mes. In de dagen erna hield de wereld, of toch in ieder geval het beschaafde deel van de wereld, de adem in. Maar de schrijver overleefde en schreef een boek, Knife.

Het is lastig om iemand te bekritiseren die een boek schrijft over een moorddadige aanval die hij overleefd heeft, en die daarbij bovendien een lichte en heldere toon aanslaat. Doe het maar, verlies je oog maar, en de controle over je hand, en leef de rest van je leven met het beeld van een onbekende die jou zo haat dat hij bereid is om een tas met messen een congrescentrum in te smokkelen, en raak dan niet dusdanig gedeprimeerd dat je er niet over kunt of wil schrijven.

Ik heb het boek ook helemaal gelezen, en niet tot mijn verdriet, maar op een bepaalde manier lijkt Rushdie iets te bereiken dat hem nu nog niet lukt. Een diepte van menselijkheid, misschien, of juist een hoogte van schrijverschap.

De inzet van Knife is dat de fictie uiteindelijk overwint. Je zou kunnen zeggen dat Rushdie met Knife de aanslag op zijn leven een plaats wil geven in zijn oeuvre. 

Hij verwijst bijvoorbeeld een aantal keer naar zijn debuutroman Midnight’s children en vertelt dat voor hem de dag van de Indiase onafhankelijkheid eerder de geboortedag is van Saleem Sinai, de hoofdpersoon van die roman. Sterker nog, als hij de uitdrukking “What can’t be cure must be endured” aanhaalt als iets waaraan hij denkt als hij zijn oog verliest, zegt hij eerst dat dit is wat de ouders van Saleem altijd zeiden, en daarna, tussen haakjes, dat ook zijn eigen ouders het zeiden. Fictie is reëler of in ieder geval belangrijker dan de werkelijkheid. 

En die fictie, die ook nog eens sterker is dan de bedompte verhalen van de islam, kan dus ook dit alles overwinnen. Eigenlijk had Rushdie dood moeten zijn, maar het feit dat hij een eigen verhaal van liefde en leven wist op te schrijven, heeft hem gered. Dat lijkt me een boodschap van Knife. Ik geloof zelf niet in wonderen, schrijft Rushdie, maar mijn boeken wel. En een wonder is hem overkomen. 

Ook met zijn geliefde Eliza, dichteres en romanschrijver, praat Rushdie voortdurend over hun leven samen als over een verhaal, en een verhaal dat zij zelf willen vertellen – een verhaal van  hun liefde en niet van de wouldbe-moordenaar  die Rushdie aanduidt als A., wat staat voor assassin of voor asshole. 

Hij voert ook een fictieve conversatie met die moordenaar op, maar dat is een van de stukken die mij tegenviel. Het gesprek is het soort gesprek waarvan ik me heel goed kan voorstellen dat iedereen die voert als hij zoiets meemaakt – een gesprek waarin jij de hele tijd aan het woord bent met je minachting voor die idioot die je dit heeft aangedaan, met je superioriteit, met je zekerheid dat jouw leven beter is geworden na de daad, en het zijne niet. Maar het is ook niet meer dan dat, het is niet zo'n verbazende daad van fictie dat je als lezer na afloop denkt: inderdaad, de schrijver heeft gewonnen.

Dit klinkt tegelijk allemaal wel negatief, want met name in het eerste van de twee delen in dit boek staan prachtige passages:

During those empty sleepless nights, I thought a lot about The Knife as an idea. When a knife makes the first cut in a wedding cake, it is a part of the ritual by which two people are joined together. A kitchen knife is an essential part of the creative act of cooking. A Swiss Army knife is a helper, able to perform many small but necessary tasks, such as opening a bottle of beer. Occam’s razor is a conceptual knife, a knife of theory, that cuts through a lot of bullshit by reminding us to prefer the simplest available explanations of things to more complex ones

De publicatie van een boek (The Satanic Verses) heeft ooit zijn leven veranderd, met Knife heeft Rushdie een boek willen schrijven dat zijn leven wil terugnemen. Het is ironischerwijs zijn minst fictieve boek – zijn eerdere autobiografische Joseph Anton was in de derde persoon geschreven, dit in de eerste. Misschien kan het daardoor niet overwinnen.

Maar misschien had Rushdie de fictie ook beter voor zich kunnen houden. Ik kan me voorstellen dat voor jezelf geloof in het leven en de liefde iets kunnen zijn om je aan vast te klampen wanneer je je weg terugvecht naar dat leven en die liefde. Maar voor een Nederlandse lezer die jou niet persoonlijk kent, is dat een beetje een zoetig verhaal. 

In Knife zegt Rushdie op zeker moment dat hij niets tegen godsdienst heeft, zolang mensen deze in de beslotenheid van hun eigen huis belijden – dat het pas zaak wordt om tegen godsdiensten aan te trappen als ze publiek worden en publieke ambities hebben. Zoiets geldt misschien voor alle fictie. Niet dat er nu reden is om tegen Rushdies ficties aan te trappen – maar hij had ze misschien beter voor zich kunnen houden, of ze later, ooit, verwerken in échte fictie. Want dat is waar hij goed in is.

Reacties

Populaire posts van deze blog

Het eerste kwart: Lize Spit, Het smelt

Paul Celan. Verzamelde gedichten. Amsterdam: Meulenhoff, 2003.

Jan Oegema, Keizersdrama. Lucebert opnieuw, 2024