Han van der Vegt. Bouwdoos. Probate poëzie. Wereldbibliotheek. 2024
Hoe herken je satire? Ik had, ben ik bang, nog nooit iets van Han van der Vegt gelezen, maar in Bouwdoos, zijn nieuwste bundel lees ik gedichten zoals Minke en Fam hebben een start-up! (het uitroepteken hoort bij de titel), dat als volgt begint:
wat drijft jouw leven?
jij, of je persoonlijkheid?
is het niet tijd dat je laat zien wie de baas is?
voel je je door je persoonlijkheid gesteund bij het verwezenlijken van je mogelijkheden?
vind je dat je persoonlijkheid zich er vaak gemakkelijk vanaf maakt?
verlang je naar een persoonlijkheid die je tot grote hoogten opstuwt?
Het gedicht gaat nog zeven bladzijden door, en veel anderen gedichten in de bundel lijken ook moderne maakbaarheidswensen te beschrijven. Een volgend gedicht maakt bijvoorbeeld reclame voor 'datapokken', dat lijkt een soort verwerkelijking te zijn van de antivax-droom van in je lichaam gespoten computerchips, die registreren wat voor ziekten je onder de leden hebt, hoe gezond je leeft, enzovoort.
Dat verklaart natuurlijk de titel Bouwdoos. Ook de gedichten zelf zitten in zekere zin als Bouwdozen in elkaar, je moet ze zelf min of meer uitschrijven. In het gedicht 'Toekomstbestendig' staat bijvoorbeeld de tekst in twee kolommen. Links staat (verticaal afgedrukt) 'het menselijk lichaam kan' en rechts (horizontaal afgedrukt)
ruwweg worden onderverdeeld
verschillende vormen aannemen
maximaal twaalf dagen overleven
worden aangepast aan de werkelijke situatie
Er wordt, kortom, de spot gedreven met het idee dat het menselijk leven, of de wereld, of je persoonlijkheid, of de poëzie, werkelijk een bouwdoos is. Dat je alleen maar de instructies hoeft te volgen om het allemaal in elkaar te zetten. Zo'n titel als Minke en Fam hebben een start-up, dat kan alleen ironisch zijn, start-ups komen waarschijnlijk in de Nederlandse poëzie alleen ironisch voor.
Heel veel van de teksten lijken ook van reclamewebsites genomen, of, zoals in het geval van 'het menselijk lichaam kan' van de functie van Google om zelf een zoekopdracht aan te vullen. Dat serieus in een bundel zeggen, geeft ook een ironische toets aan het geheel.
Dat wil niet zeggen dat je als lezer echt moet lachen, in ieder geval ik niet. Het is me ook niet duidelijk of dat de bedoeling van de dichter was, om de lezer te laten lachen. In ieder geval lijkt me de exercitie daarvoor te ernstig.
Reacties