Caroline Féry. German Phonology. An Optimality-Theoretic Approach. Cambridge University Press, 2025




Het nieuwe boek German Phonology van mijn collega Caroline Féry maakte me melancholisch. Het is een soort levenswerk van Féry, een Brusselse taalkundige die haar heel loopbaan in Duitsland heeft gewerkt, inmiddels geëmeriteerd is, maar nog altijd bij Frankfurt woont. Het is ook een indrukwekkend werk, dat de inzichten van vele decennia onderzoek naar de klank van het Duits samenvat.

Hoe kan zoiets überhaupt tot andere gevoelens leiden dan liefde voor het heel nauwkeurig onderzoek naar hoe taal in elkaar zit?

Het is in oktober dertig jaar geleden dat ik mijn proefschrift verdedigde, over de fonologie van het Nederlands. Daar zal het vast iets mee te maken hebben. Bovendien kreeg ik niet lang daarna een aanbod van Féry om naar Tübingen te komen, waar ze toen werkte. Ik had ondertussen ook een ander contract gekregen, dat nog meer mogelijkheden bood te doen wat ik wilde toen. dus het ging niet door, maar ik was enorm vereerd door het vertrouwen dat Féry, toen al een prominente taalkundige in Duitsland, in mij stelde. Ah, wat een tijd! Wat was mijn leven anders geweest als ik toen naar Duitsland was gegaan! Dan schreef ik nu voor Germanistik! (In mijn plaats ging Ruben van de Vijver, inmiddels zelf een zeer vooraanstaand taalkundige in Duitsland.)

Droge ogen

Maar er is ook iets anders: het idee dat dit boek grotendeels ook dertig jaar geleden geschreven had kunnen worden. De theorie waarin een en ander gesteld is, is de zogeheten optimaliteitstheorie. Die is van 1993 en was dus toen ik promoveerde gloednieuw. Ik heb in allerijl mijn proefschrift omgeschreven om gebruik te kunnen maken van wat die theorie kon – precies beschrijven hoe talen van elkaar verschillen. Maar het is inmiddels 30 jaar verder, en de theorie blijkt nog nauwelijks veranderd. Oké, Féry gebruikt een wat conservatieve versie van de theorie, maar dat is ook nog steeds de kern van wat we studenten aanleren.

Theoretische vooruitgang is er dus niet echt geweest. Ook een heleboel data die Féry bespreekt waren indertijd eigenlijk al bekend. Alleen in de laatste hoofdstukken (die gaan over wat er gebeurt in grotere stukken taal dan het woord: woordgroepen, en zinnen) worden dingen behandeld die 30 jaar geleden echt nog niet bekend waren. Dat is het soort onderwerpen waaraan Féry haar eigen loopbaan grotendeels heeft gewijd.

De ware prestatie ligt dan ook in het samenbrengen van alles wat we weten over het Duits in één coherente analyse. Dat is bij mijn weten in optimaliteitstheorie nog nooit voor enige taal gedaan. Het is ook behoorlijk ingewikkeld, want die theorie zit zo in elkaar dat wat je zegt voor het ene aspect van de grammatica ook implicaties heeft voor het andere. Ik heb dertig jaar geleden een paar weken niet geslapen omdat ik bezig was met de ingewikkelde puzzel het allemaal voor het Nederlands bij elkaar te krijgen voor mijn proefschrift – en dat ging alleen maar over de Nederlandse klinkers, waarin Féry maar een paar van haar honderden pagina’s wijdt.

Het zou dus mooi zijn als zoiets er ook komt voor het Nederlands, al denk ik niet dat ik het met droge ogen zal kunnen lezen.


Reacties

Populaire posts van deze blog

Safae el Khannoussi. Oroppa. Pluim, 2024.

Het eerste kwart: Lize Spit, Het smelt

Freek Van de Velde. Wat taal verraadt. Een kleine geschiedenis van brein tot beschaving. Lannoo Campus, 2024.