Chahdortt Djavann. Et ces êtres sans pénis! Grasset, 2021.
"Je sors du roman", schrijft Chahdortt Djavann aan het einde van haar roman Et ces êtres sans pénis!: Ik stop nu met deze roman. Dat is een intrigerende mededeling want tot op dat moment lijkt het verhaal gebaseerd op autobiografie en documentatie. Djavann vertelt enerzijds haar bestaan als Iraanse banneling in Frankrijk – iemand die zich het Frans heeft eigengemaakt en er 14 boeken in heeft geschreven, maar die nog steeds tot haar afgrijzen af en toe wordt aangesproken als 'Iraanse schrijver'. Anderzijds vertelt ze verhalen over haar land van herkomst, over het lot dat vrouwen in haar land treft.
Dat zijn weliswaar duidelijk tot fictie omgevormde verhalen. Over een vrouw die het de ene keer dat het haar allemaal te veel wordt in het openbaar haar hoofddoek afdoet, die meteen wordt gearresteerd en door de politie verkracht, want als je je hoofddoek afdoet, dan vraag je daarom. Over een lesbische vrouw die door het regime lange tijd met rust wordt gelaten, die zelfs aan haar vriendin in het openbaar meer affectie mag tonen dan aan heteroseksuele stellen is toegestaan, maar die op een dag onaangekondigd zoutzuur in haar gezicht gegooid krijgt. Over een politiek hooggeplaatste man die zijn vrouw als ze hem irriteert, doodschiet, en daarmee wegkomt doordat hij de juiste vrienden heeft en in de media verklaart dat die vrouw ook wel een 'bepaald karakter' had.
Dat is een adembenemend boek, dat bestaat uit verhalen die verteld worden met een woedende humor. Vrouwen worden door de schrijfster vaak aangeduid als êtres sans pénis om de lezer in te wrijven hoe klein het verschil daadwerkelijk is, een onsje vlees, en hoe dat vergroot wordt, door bijvoorbeeld vrouwen te dwingen een hoofddoek te dragen:
C'est une carence naturelle, intrinsèque, irrémédiable que de ne pas avoir un pénis. Il est temps qu'au nom de la Nature, au nom de la Justice, une loi reconnaisse l'infériorité des êtres sans pénis et la symbolise par un signe extérieur: un bout de tissu sur la tête.
Al veertig jaar haat de vertelster de mollahs, sinds ze als 13-jarig meisje zelf voor het eerst werd opgesloten. Die haat maakt ze invoelbaar en duidelijk door de inderdaad ongelooflijke verhalen: het alledaagse van een cultuur die vrouwen volkomen vertrapt.
Maar dan, aan het eind, wijst ze de lezer er dus ineens op dat die een roman aan het lezen is, en dat ze er nu mee ophoudt. Dat zou een Multatuliaanse beweging kunnen zijn – de schrijver neemt aan het eind van de fictie de pen op om de lezer rechtstreeks aan te spreken. Maar in dit geval heeft de schrijfster iets anders in petto: ze beweert dat ze de romanconventies gaat doorbreken, maar doet dit door het laatste deel te wijden aan een fantasie.
Ze kan zelf niet meer naar Iran gaan, met al haar boeken tegen het regime zou ze meteen worden opgepakt. Maar ze kan wel een verhaal schrijven waarin ze naar Iran gaat en daar getuige is van een opstand waarin Khamenei en alle anderen die heersten of profiteerden van het heersen worden afgezet. Een opstand die natuurlijk geleid wordt door een wezen zonder penis. Door (de laatste woorden van de roman) een vrouw.
Reacties