De Jeugd van Tegenwoordig. Tekstboek. Nijgh & Van Ditmar, 2025
Het verzameld werk van de taalbaldadige hiphopgroep Jeugd van Tegenwoordig begint met deze regel: “Niks intro, shit begint als het begint yo”. De tekst die volgt heet ‘Happen naar de baas’ en knapt onmiddellijk uit elkaar van ongein, vrolijkheid, opschepperij en taalplezier: ‘Blikken of blozen, Wartaal laat het hozen / Gozer, gast, pappie, kil / Ik weet niet hoe je heet maar je lijkt op m’n bil’. Het soort teksten, kortom, waarvan je je indertijd, in 2005, afvroeg hoe het hierna nog verder moest. En de Jeugd ging daarna nog twintig jaar verder.
De teksten van de albums uit die afgelopen periode zijn nu bij elkaar gebracht in Tekstboek Jeugd, een boek dat van binnen zo kaal is als de titel: de teksten staan achter elkaar afgedrukt in een schreefloze letter. Behalve één zin aan het eind over wie welke teksten geschreven heeft, wordt er geen enkele toelichting gegeven en niets geïllustreerd. De teksten van Willie Wartaal (Olivier Locadia), Faberyayo (Pepijn Lanen) en Vjèze Fur (Freddy Tratlehner), die zolang gedragen zijn door de muziek van Bas Bron, moeten hier voor zichzelf spreken.
Lukt het ze? Wat moet je als lezer met acht keer onder elkaar de regel ‘Da’s best een goeie look voor jou’, als daaronder de beat ontbreekt? En als die regels gevolgd worden door eveneens acht keer de mededeling ‘Voel me best wel legendary / Ik glitter als Mariah Carey’?
Dat ontbreken van beats is, denk ik, een schijnprobleem. Via allerlei streamingdiensten kun je alle nummers vinden en beluisteren, maar dat kan vanaf nu met het Tekstboek in de hand. De moeilijkheid voor zelfs de trouwe volger van de Jeugd is dat lang niet ieder woord in ieder nummer even gemakkelijk te verstaan was. Dat is nu opgelost: we hebben eindelijk een uitgeschreven versie waardoor je kunt weten dat het woord dat in Watskeburt klinkt als ‘(je weet niet wat is) njau’ dient te worden uitgeschreven als ‘niéuw’. Of dat in de grootste hit, Sterrenstof, niet ‘zelfs als ik naar boven kijk’ wordt gerapt, maar ‘sters als ik naar boven kijk’. Een heel enkel keer wordt een enkel stukje, vooral in de gesproken passages, niet uitgeschreven – dat beschouw ik telkens als een mankement.
Zo treed je, met het boek op schoot en de beats op de hoofdtelefoon, de wonderlijke wereld binnen van een Jeugd die volgens de kalender inmiddels geen Jeugd meer is, maar ondertussen nog bizarre regels durft op te schrijven als ‘Je mag best weten ik lig onder de deken / Beetje zweten beetje track en tracen’. De lezer, gewend aan de aangeharkte taal in de meeste Nederlandse romans en dichtbundels, leert zo een heel andere manier kennen van met taal omgaan: een van sex, drugs en woordlol.
Je moet er natuurlijk van houden, je moet op de een of andere manier in de stemming zijn voor die combinatie van woordspeligheid en stoere praatjes. Je moet je als lezer achter de studeertafel soms worstelen door de sletjes en de bitches en de beschrijvingen van wat de heren van plan zijn met hen te ondernemen – wiepen lijkt de favoriete activiteit en de lezer mag zelf uitzoeken wat dit is –, maar dan krijg je er ook van alles voor terug. Meervouden op s bijvoorbeeld (‘Boen je schoens met traans’), of eigenaardige verkleinwoorden (dinsjesdag, dommetjes). Bijzondere nieuwvormingen (wittewijnmuziek) of bizarre vergelijkingen (‘Meer hoes dan Isa’).
Je krijgt er bovendien veel meer talen voor terug dan alleen het Nederlands. Vanaf het allereerste album zat er al Engels in de nummers (‘spacen als planeten’, ‘boys als bitches kibbelen’), want dat hoort nu eenmaal bij jeugdcultuur. Later kwamen daar ook een beetje Spaans (‘Hola supermercado de la bancos por aquí’) en een nog kleiner beetje Frans (‘oui oui in het Fransje’) en Surinaams (kaolo) bij. Maar meestal is de taal die wordt gebruikt nergens terug te vinden, al heeft watskeburt het inmiddels tot Van Dale geschopt (‘populaire jongerengroet’) en werd het scheldwoord sjembek (iemand die onzin praat) een paar jaar geleden verkozen tot populairste woord van het Nijmeegse dialect, waar het eerder geen wortels had.
Wat je vooral terugkrijgt is levenslust, die zich onder andere uit in humor. Bij de Jeugd komt die voort uit zouteloze woordspelingen (‘Liggende te creperen daar als een / Franse pannenkoek’), maar ook uit aanzetten tot satire (een nummer dat Toneelacademie heet, heeft als refrein ‘Hou het klein, hou het dicht bij jezelf’). Het absurdisme ligt voortdurend op de loer (‘Veeg je gezicht, veeg je gezicht, veeg je gezicht / met een schnitzel’). En er wordt ook regelmatig gestunt met rijm:
Contact, ik run die poppenkast
Kijk me chillen in je stopcontact
Kijk me chillen in je stoppenkast
Je moet dan wel de wens achter je laten om er iets van te begrijpen, om een tekst te kunnen samenvatten, laat staan om er wijzer van te worden. In de eerste tien jaar van het bestaan van de groep schreven literatoren als Joost Zwagerman en Guus Middag wel beschouwingen over de teksten. Maar die liepen altijd vast. De regels van de Jeugd van Tegenwoordig zijn niet bedoeld om iets te betekenen – ze hebben de bedoeling om goed te klinken, lekker strak in het gelid, lekker voortdurend morrelend aan datzelfde gelid.
In een normale liedtekst is er één persoon aan het woord, ook als de hele band (met achtergrondkoortje) tegelijkertijd de tekst van die ene persoon (‘Ik houd zo van jou’) vertolkt. Soms heb je duetten waarin personen elkaar antwoord geven (‘Ik ook van jou’). In een typisch nummer van de Jeugd zijn er drie personen aan het woord die niet of nauwelijks op elkaar reageren maar ieder een eigen draai geven aan een bepaalde thema zoals scherven, de middeleeuwen, klagen, of de naam Manon.
Toch kun je wel een verhaal uit Tekstboek Jeugd halen. Gaandeweg leer je de drie personages kennen: Vjeze Fur is de gekste, Faberyayo de creatiefste en Willie Wartaal de ruigste. Ze wisselen wel regelmatig van rol, zodat ‘Vieze’ ruig wordt of ‘Fabertje’ gek. Van Willie Wartaal, de enige niet-witte man van de drie, wordt het zogeheten n-woord in allerlei variaties uitgeschreven in het Tekstboek, terwijl het bij de andere twee inmiddels is vervangen door streepjes (‘---’).
Dit stuk verscheen eerder in Trouw.
Reacties