Ine Legerstee. Tussen de regels van de Reis-Heuchenis. De Grand Tour van P.C. Hooft (1598-1601). Verloren, 2024
In 1979 begon Ine Legerstee aan een project: de lange reis, de ‘grand tour’, nareizen die de dichter P.C. Hooft tussen zijn 17e en 19e maakte. Onlangs verscheen eindelijk Legerstees boek over dat project. Het is een boek geworden dat ik alleen maar kan beschrijven als: verrukkelijk.
Tijdens zijn reis hield Hooft een logboekje bij, de Reis-Heuchenis, die Legerstee tijdens haar eigen reis tot gids diende. Nu was Hooft erg summier in de aantekeningen die hij maakte. Persoonlijke dingen schreef hij niet op – alleen meldde hij af en toe de namen van reisgenoten, maar zelfs dat liet hij vaak achterwegen. Ook voor de bezienswaardigheden ging hij er volgens Legerstee vaak vanuit dat mensen die ook wel konden opzoeken in andere reisgidsen. Bovendien leek hij lang niet alles te zien. Over Chartres meldt hij alleen dat hij er in een heel mooie tuin heeft gezeten, maar dat er in die stad ook een heel beroemde kathedraal staat, daarover rept hij niet.
Legerstee heeft uit die droge opsomming een levendig boek weten te maken. Ze doet dit door gedetailleerd uit allerlei andere bronnen uit de tijd van Hooft te destilleren hoe Parijs, Venetië en Napels eruit moeten hebben gezien, hoe het leven er moet zijn geweest, waar Hooft moet hebben verbleven. Het boek is bovendien rijk geïllustreerd, zodat je tal van kunstwerken die Hooft moet hebben gezien, zelf ook nog kunt bekijken. In een epiloog verhaalt ze bovendien ook nog eens over haar eigen ‘grand tour’, op de fiets, aan het eind van de jaren zeventig toen reizen in sommige opzichten (lastig contact met de thuisbasis, grote afstanden) meer leek op het reizen in Hoofts tijd dan op het reizen nu.
Een van de dingen die ik heel leerzaam vind, is Legerstees nauwgezette reconstructie van de ‘Vlaamse’ gemeenschappen in de steden waar Hooft langs kwam. Tot de gemeenschappen behoorden ook Nederlanders, en de grens met de Duitse gemeenschappen was permeabel. Zowel kooplieden als kunstenaars vestigden zich langdurig in deze steden en gingen in sommige gevallen helemaal op in de lokale gemeenschap, terwijl er tegelijkertijd ook banden met de heimat bleven bestaan. Als er jongemannen op een grand tour kwamen, deden ze bijvoorbeeld kennelijk de lokale ‘Vlaamse’ gemeenschap aan, en brachten zo minstens nieuws uit het vaderland.
Het hoogtepunt van Tussen de regels is het deel waarin Legerstee op zoek gaat naar Isabelle. Tijdens zijn reis deed Hooft tweemaal Venetië aan. Toen hij uit de stad vertrok kreeg hij een briefje van een zekere Isabella. Het is de eerste aan Hooft gerichte brief die bewaard is gebleven en het is meteen een liefdesbrief. Isabella schreef hem, in het Frans, dat ze zich door onvoorziene omstandigheden niet aan de afspraak kon houden om Hooft naar Rome na te reizen, maar dat ze hoopte dat hij weer terug zou keren na Venetië. Ze voegde twee sonnetten toe die weinig te raden overlieten over haar warme gevoelens voor de toekomstige dichter.
Hooft kwam aan het eind van zijn tour weer terug naar Venetië, maar het lijkt erop dat Isabelle niet meer beschikbaar was voor nader amoureus contact. In ieder geval schreef hij een smartelijk gedicht, misschien voor haar.
Wie was deze Isabella? In de Hooft-literatuur houdt men het meestal op Isabella Hoens, de dochter van een vriend van Hoofts gastheer. Alleen, ontdekte, Legerstee, was die een peuter toen Hooft de eerste keer Venetië aandeed. Ze beschrijft vervolgens in detail niet alleen alles wat we weten over Isabella Hoens, maar dook ook twee andere mogelijke kandidaten op: Isabella Perez (wat een wonderlijke verbastering was van Peertsen) en Isabetta De Vries. Met name de laatste heeft volgens Legerstee mogelijk de juiste papieren, maar een bewijs leveren kan ze niet.
Dat doet er wat mij betreft ook nauwelijks toe. Het is waarschijnlijk sowieso onmogelijk ooit iets te weten te komen over Hoofts bevlieging in zijn jonge jaren. Maar de hoofdstukken die Legestee wijdt aan alle Isabella’s en Isabetta’s (de namen werden indertijd vaak verward), leveren een intrigerend beeld van het leven van Vlaamse vrouwen in het Italië rond 1600. Hoe weinig we ook over de mensen uit die tijd kunnen weten, grote speurzin brengt ze toch wat dichterbij.
Het allermooist is de speurzin zelf. Legerstee laat zien wat een mooie resultaten het kan opleveren als je iets heel serieus neemt dat op het eerste gezicht zo onooglijk is als een paar droge reisnotities van een heel jonge zeventiende-eeuwse dichter. Als je ruim een jaar uittrekt om die reis helemaal na te pluizen, en daarna nog tientallen jaren voor archiefonderzoek.
Ieder detail is de moeite waard als je je erin verdiept.
Reacties