Annemarie Estor. Het overschot. Een gedicht. Wereldbibliotheek, 2025.
Ik ren niet meer voor iedere nieuwe bundel naar de boekhandel, maar als er een nieuwe bundel van Annemarie Estor is, maak ik een uitzondering. Haar poëzie heeft alles wat een mens van hedendaagse poëzie kan verwachten.
Dat is in de eerste plaats taal: bijzondere woorden, die tesamen intrigerend, ja zelfs mooi, klinken. "In de hoogmoed van de oogstverwachting", staat in het openingsgedicht van haar nieuwe bundel Het overschot, "en in de zedeloze dievegge, mijn andere ik", waar woorden die altijd al naar elkaar smachten, zoals hoogmoed en oogstverwachting of zedeloze en dievegge, eindelijk naast elkaar komen te staan, en het oog terugkeert in oogst, en in wacht én in veg. In Estors poëzie bruist het voortdurend van de chemische reacties die woorden met elkaar aangaan.
Het overschot heet 'een gedicht', terwijl het tegelijkertijd is opgedeeld in dingen die je als gedichten kunt herkennen, min of meer afgeronde inhoudseenheden, die eindigen op een punt en daarna een bladzijde die gevuld is met wit. Toch kun je inderdaad Het overschot ook als één gedicht zien, dat alleen nog een organiserend niveau van tekst heeft boven de individuele regel en de strofe – het deelgedicht.
(Overigens corresponderen strofen over het algemeen met zinnen: ze eindigen op een punt, en er staat zelden punt in het midden van een strofe.)
(Overigens heeft Estor sommige van die deelgedichten de afgelopen jaren wel degelijk los gepubliceerd, zoals hier op Meander.)
Maar er is vooral natuurlijk ook de inhoud. Wie eerdere bundels van Estor gelezen heeft herkent er van alles in. Haar werk gaat vaak tegelijkertijd over het persoonlijkste, het binnenleven van een mens, én over maatschappelijke kwesties. Ook Het overschot speelt zich af in een min of meer dystopische wereld, waar wie ik maar de hoofdpersoon zal noemen, Sandy, seks heeft met een man, een sniper.
Neem een gedicht als dit (een eerdere, iets andere, versie staat op de pagina van Meander). Daarin wordt iets uitgedrukt dat veel mensen voelen maar zelden zo precies is gezegd:
Wie de wacht hield,
dronken van complotten,
ontwaarde aan de bosrand
aangeschoten hazen, wapenfabrieken
en flarden van onwaarschijnlijkheid.Het vermoeden was nergens opgenomen in boeken
maar er was een snuif van zekerheid
en een visioen,
aangeblazen door aannames,
afkortingen, achterklap.Genadeloos zou hij zijn,
en geven zou hij enkel
om de roes van risico.Feiten waren nergens te vinden – of misschien toch
ergens onder in de plooien van een sofa.Alle soorten van vertrouwen zouden eeuwen duren.
Het was de koorts die alles had opgehitst.
Die smeulde in trappenhuizen en appgroepen.Politieagenten werden vogelvrij verklaard,
beleggers moesten zich verschansen,
de president werd bespuugd
en een dronkenlap zong van la-die da-die da-die da.Iemand schreef het woord 'oorlog' neer
en velen, zelfs de verstoktste gamers, veerden op.En er bleken vele variaties te bestaan van redenen.
Wie de wacht hield, kon het weten.
Een wachter, 'dronken' van complottheorieën, ziet aan de rand van de samenleving tekenen van chaos en dreiging die aanvankelijk wanen lijken. Terwijl de feiten zoek zijn en het vertrouwen verdwenen, grijpt een collectieve koorts om zich heen via alledaagse en digitale kanalen. De wereld tuimelt richting ontwrichting — niet per ongeluk, en ook niet vanwege een complot maar omdat velen heimelijk verlangden naar de duisternis.
Dat overgaan van individuele waan naar collectieve waanzin, dat kun je geloof ik alleen zo in een gedicht uitdrukken. En dan ook alleen als je Annemarie Estor bent.
Reacties