Meredith Martin. Poetry's Data. Digital Humanities and the History of Prosody. Princeton & Oxford: Princeton University Press, 2025
Poetry's Data van de Amerikaanse literatuurwetenschapper Meredith Martin gaat over allerlei onderwerpen die me interesseren. Poëzie. Klemtoon. Databases. Geschiedenis. En hoe al die dingen met elkaar te maken hebben. Het is geen gemakkelijk boek, en je moet denk ik wel in ál die onderwerpen geïnteresseerd zijn om het met plezier te kunnen lezen. Maar áls je dat bent, dan is het een genoegen.
Martin heeft als literair historica de digitale revolutie van zo'n 25-30 jaar geleden meegemaakt. Ze was geïnteresseerd in de geschiedenis van de prosodie in de Engelse dichtkunst: wat voor structuren van geaccentueerde en niet-geaccentueerde lettergrepen brachten dichters in hun gedichten aan? En wat voor structuren haalden critici en andere lezers er dan weer uit? En hoe veranderde dit alles in de loop van de tijd?
Binair
Aan het begin van haar loopbaan, in de jaren 90 van de vorige eeuw, gold het papieren boek niet alleen als de gouden standaard, maar eigenlijk als de enige serieus te nemen bron. Martin vertelt hoe ze een geschiedenis van het Engelse vers onder ogen kreeg dat duidelijk geprint was in een computerletter, en alleen al om die reden twijfelde of ze dit wel serieus moest nemen.
Uiteindelijk kwam ze aan de basis te staan van het Princeton Prosody Archive (PPA), een grote database met duizenden gedigitaliseerde boeken die op de een of andere manier iets met prosodie te maken hebben: anthologieën, cursusboeken, grammatica's, rijmwoordenboeken, gewone woordenboeken, en ga zo maar door. Want de definitie van prosodie bevindt zich over al die verschillende domeinen heen.
Tijdens dat werk aan de PPA ontdekte Martin nog veel meer problemen. De grenzen van wat prosodie en wat poëzie is, zijn allebei behoorlijk vaag, maar het digitaliseren en het maken van een collectie vereisen allebei een binair onderscheid: iets komt er wel of iets komt er niet in.
Populair
Prosodie is om te beginnen iets wat normaliter niet op papier staat. Het is een aspect van de klank van een gedicht, dat normaliter niet wordt genoteerd. Bovendien is hoe je een gedicht precies scandeert minstens voor een deel een kwestie is van schoolvorming en ook van interpretatie. Keihard zijn de grenzen niet.
Daar komt dan nog bij dat dichters, geleerde en uitgevers soms grafische middelen hebben aangegrepen om toch iets van de prosodie te noteren: allerlei accenten, of muzieknoten, tot soms heel wonderlijke typografische middelen.
Zoiets geldt natuurlijk ook voor poëzie. Martin vertelt hoe een van haar medewerkers een tijdje een heel eenvoudige methode gebruikte: 'distant reading', maar dan niet in de gebruikelijke metaforische betekenis van 'door de computer grote hoeveelheden tekst laten lezen', maar in de letterlijke: hij maakte de gescande pagina's zo klein dat je ze niet echt kon lezen, maar wel kon zien op welke pagina's er gedichten stonden.
En dan heeft ook het digitale onderzoek nog allerlei valkuilen of valkuilen gehad. Martin vertelt hoe ze zelf bij de opkomst van Google NGram, waarmee je een tijdlijn kon maken om te zien in welk jaar een bepaald woord populair was, even heel opgetogen omdat ze meende te hebben ontdekt dat er rond 1820 heel veel over Prosody werd gediscussieerd in de Amerikaanse kranten. Tot ze ontdekte dat er in die tijd een populair renpaard was dat zo heette. Ook als het over Prosody gaat, gaat het nog niet per se over prosodie.
Scherm
Ik vermoed dat Martin haar boek vooral heeft geschreven als een begeleidend schrijven bij haar Princeton Prosody Archive, een wonderlijk interessant onderzoeksinstrument dat probeert om iets dat zo ongrijpbaar is als de prosodie van gedichten, toch vast te leggen. Om iets dat zich in de loop van de geschiedenis voortdurend aan categorisering heeft onttrokken, onder te brengen in een systeem dat per definitie gebaseerd is op binaire onderscheidingen.
Het is veel meer geworden dan een inleiding op dat archief, omdat het behalve reflectie op het onderzoeksonderwerp ook nog interessante inzichten biedt in de ontwikkeling van de digitale geesteswetenschappen, en laat zien dat dit niet langer, zoals een jaar of vijftien geleden, alleen een manier is om de geesteswetenschappen minder stoffig te laten lijken door moderne technologie in te zetten, maar omgekeerd inmiddels ook heeft opgeleverd dat er geesteswetenschappelijke reflectie is op wat het eigenlijk betekent dat we gedichten steeds meer lezen en vooral steeds meer bestuderen vanaf een scherm.
Reacties