Klaas A.D. Smelik. De gereedschapskist van de Bijbelschrijvers. Hoe verhalen in de Bijbel worden verteld. Walburg Pers, 2025
Dat we boeken kunnen lezen van enkele duizenden jaren oud, is op zich een wonder. Alles verandert altijd aan de mens – zijn taal, zijn denken, zijn cultuur, wat hij wel of niet leuk vindt. Een tekst van honderd jaar geleden is over het algemeen al te herkennen als 'niet meer van deze tijd'. Je zou kunnen verwachten dat die vervreemding in de loop der tijd almaar groter wordt en dat een tekst van te lang geleden volkomen onduidelijk geworden is.
Zo werkt het niet. Er zijn teksten die de mensen onafgebroken bestuderen van een tijd voor het begin van onze jaartelling. De Rigveda. De Ilias en de Odyssee. En natuurlijk de Bijbel.
Die boeken worden weliswaar vermoedelijk steeds op een andere manier gelezen, naar de behoefte van de tijd. En zo wordt de Bijbel nu gelezen als een verzameling verhalen, in ieder geval door de hebraïst Klaas Smelik. In zijn boek De gereedschapskist van de Bijbelschrijvers zet hij uiteen hoe de schrijvers van verschillende boeken in de Bijbel – het zal wel geen toeval zijn dat een hebraïst daarmee vooral het Oude Testament bedoelt – hun verhalen vorm gaven.
Verloren
Het boek lijkt me bedoeld voor mensen die het interessant vinden om de Bijbel te lezen zonder dat ze veel gespecialiseerde kennis hebben. Voor hen heeft Smelik allerlei interessante observaties over stijl en structuur. Bijvoorbeeld dat waar schrijvers nu vaak het advies krijgen om niet te vaak hetzelfde woord te gebruiken, en dus wat te variëren met synoniemen, in de Bijbel juist boeken voorkomen waarin bij voortduring hetzelfde woord gebruikt woord, zoals jam 'zee' in het Bijbelboek Jona. Alleen al in het eerste hoofdstuk komt dat woord elf keer voor:
Op deze wijze wordt de tekst door dit woord gekleurd. Dit heeft de Bijbelschrijver bewust gedaan, want de zee speelt voor het verloop van het verhaal een cruciale rol. Daarbij is het van belang ons te realiseren dat het woord jam in het Bijbels-Hebreeuws een zeer ongunstige connotatie had. De oude Israëlieten lieten de zeevaart liever aan de Feniciërs over. Bovendien was Jam de naam van een weinig sympathieke god in het Kanaänitische pantheon. Een episode met jam als motiefwoord moet wel in een ramp eindigen.
Smelik maakt vervolgens bezwaar tegen het feit dat vertalers in het Nederlands proberen wel een beetje te variëren. Die dreun van de jam dient een specifieke functie, en die gaat verloren.
Effect
Een soortgelijke observatie heeft hij over de imperfectum consecutivum: het Bijbels Hebreeuws heeft een aparte werkwoordsvorm om uit te drukken dat een aantal dingen na elkaar gebeurden. In de Statenvertaling werd dit vertaald door ende... ende... ende...
’t welcke hy haer gaf, ende ginck tot haer in, ende sy ontfinck by hem. Ende sy maeckte haer op, ende ginck henen, ende leyde haren sluyer van haer af: ende sy trock aen de kleederen van hare weduwschap.
In moderne vertalingen wordt dat en tot ongenoegen van Smelik soms weggelaten zodat de imperfectum consecutivum tot een gewone verleden tijd wordt. zoals in de Groot Nieuws Bijbel:
Hij gaf ze, had gemeenschap met haar en zij werd zwanger. Toen ze weer naar huis was gegaan, deed ze haar sluier af en trok haar rouwkleren weer aan.
Toch valt wel te begrijpen waarom die moderne vertalers dat doen. Dat en... en... en... klinkt in moderne oren nogal kinderlijk. Smelik lijkt niet altijd oog te hebben voor het feit dat hetzelfde stilistische middel in verschillende tijden een verschillend effect heeft.
Aanrader
Tegelijkertijd is het natuurlijk een verrijking om zulke dingen dan eenmaal wel te weten. Je kunt die verhalen niet zonder meer begrijpen met een naïef eenentwintigste-eeuwse leeshouding – je zult toch ook een beetje een Jood van tweeduizend jaar geleden moeten worden.
Wat ik wel heel jammer vind: dat Smelik niet doet aan literatuurverwijzingen. Je weet als lezer niet waar hij zijn kennis vandaan haalt, en als je iets interessant vindt (bijvoorbeeld wat een motiefwoord nu precies is, of hoe die imperfectum consecutivum werkt), dan kom je dat niet te weten. Je moet het doen met precies datgene wat Smelik vertelt. Een heel enkele keer verwijst hij in de tekst naar een andere auteur, zoals naar Robert Alter en zijn The Art of Biblical Narrative (1981). Maar zelfs die naam, die niet anders dan grote invloed kan hebben gehad op Smeliks manier van kijken, wordt alleen in het voorbijgaan genoemd (het jaartal dat ik geef ontbreekt zelfs).
Ik neem aan dat dit bedoeld is om 'de leek' niet af te schrikken, maar ik ben een absolute leek en voel me eigenlijk een beetje bekocht. Er zijn allerlei dingen waarover ik wel wat meer zou willen weten en wat dat betreft stuurt Smelik me wel een beetje het bos in.
Tegelijkertijd weet Smelik zijn analyses met zoveel telkens heel goed gekozen voorbeelden te larderen uit alle hoeken en gaten van het Oude Testament, dat De gereedschapskist van de Bijbelschrijvers een genoegen is om te lezen, en een aanrader voor iedereen die weleens een goed verhaal wil lezen uit een wereld die we helemaal niet meer kennen.
Reacties