Arianne Baggerman. De storm die wij vooruitgang noemen. Tijd, tempoversnelling en de transformatie van Nederland in egodocumenten 1750-2000. Panchaud, 2025.
Een sleutelwoordgroep in veel autobiografische teksten die Nederlanders sinds 1750 schreven, is 'nog niet'. Dat is een van de vele inzichten waarop de Rotterdamse historicus Arianne Baggerman de lezer trakteert in haar boek De storm die wij vooruitgang noemen. Honderden dagboeken, en al dan niet officieel uitgegeven autobiografische geschriften van de afgelopen 250 jaar heeft Baggerman doorgenomen. Samen geven ze een razend interessant beeld van hoe mensen hun eigen leven en de geschiedenis waarbinnen dat leven zich afspeelde.
Belangrijk was voor heel veel schrijvers het besef dat er in hun jeugd van alles en nog wat 'nog niet' was, dat inmiddels heel normaal was geworden. De dominee Jaobus Doedes, geboren in 1917, begon in 1893 zijn autobiografie met een lange opsomming van allerlei dingen die er in zijn jeugd nog niet waren: geen spoorwegnet, geen wet op het hoger onderwijs, geen bisschoppen. Baggerman:
Dit gaat zo enkele bladzijden in een duizelingwekkend tempo door waarbij grote en kleine veranderingen over elkaar heen buitelen: 'Ook bediende men zich nog niet van postzegels, telegrammen of rijwielen, en er was dus ook nog geen spraak van postzegelalbums, telegraaflijnen of wielrijderswedstrijd. In de dagbladen werd nog geen afzonderlijke plaats aan sport ingeruimd. De Haarlemmer Courant verscheen slechts om den anderen dag, De pastorie van Maasland kwam toen juist van de pers.'
Bij haar onderzoek ontdekte Baggerman dat er op deze manier door de schrijvers heel veel werd gereflecteerd op de tijd – hoe snel alles almaar veranderde, en dat ook die snelheid zelf almaar versnelde. Maar ook: hoe lastig het was om je dingen te herinneren, en je te verplaatsen in de tijd toen er bijvoorbeeld nog geen telegraaflijnen waren.
De opkomst van het dagboek en het autobiografische geschrift wordt wel gezien als een resultaat van de ontdekking van het ego, van het zelf, maar Baggerman biedt een heel ander perspectief: het ging heel vaak om het beheersen van de tijd. Het 'lief dagboek', dat wordt tegemoetgetrede als een hartsvriend, trof Baggerman helemaal niet zo vaak aan. In plaats daarvan ontwikkelden schrijvers schuldgevoelens jegens hun dagboek: "Het spijt me dat ik. nu alweer twee weken niet geschreven heb". De meest extreme vorm daarvan was misschien wel het kinderdagboek waarin kinderen geacht werden iedere dag precies te registreren wat ze die dag hadden gedaan, terwijl hun ouders meelazen. Kinderen konden en moesten gedisciplineerd worden; een gevolg van het maakbaarheidsideaal van de mens dat de Verlichting meebracht.
Aan waarlijke zelfreflectie deden en doen mensen ook in hun meest intieme geschriften vaak niet (er is natuurlijk ook wel het een en ander vernietigd).
Baggermans boek is onvoorstelbaar rijk geworden, vol mooie fragmenten uit de vele, vele geschriften die ze gelezen moet hebben, en rijk geïllustreerd, bijvoorbeeld met prachtige tekeningen uit de 'getekende dagboeken' die sommigen bijhielden.
Uit deze teksten weet Baggerman van alles te destilleren, over de veranderde psychologie, en sociologie van de beschreven tijd. Bijzondere aandacht is er voor de twee revoluties in de eerste periode: de Bataafse revolutie als een politieke omwenteling die mensen het gevoel gaf dat er voor altijd iets was veranderd dat niet kon worden teruggedraaid, en de industriële revolutie die de verhoudingen en vooral de tijdsbeleving van de mensen voor altijd veranderde.
Ook de literatuur komt af en toe aan de orde, want ook Nederlandse schrijvers hebben natuurlijk af en toe autobiografische geschriften nagelaten. Heel interessant vind ik het verhaal van Neel Doff, een Nederlandse schrijfster die in de jaren 1910 redelijk succesvol was in het Frans, en die al voor Marcel Proust de madeleine-ervaring beschreef, maar dan aan de hand van een kaaskorst:
Het is trouwens niet wanneer ik een bloem ruik, of een vrucht proef, dat een gebeurtenis uit mijn vroege kinderjaren in mijn geheugen terugkomt, maar wanneer ik Hollandse kaas eet, dat een bladzide uit mijn vroege kindsheid opdaagt.
Doff schreef dit een paar jaar voor Proust het eerste deel van zijn À la recherche du temps perdu aanbood, in een roman die zelfs in aanmerking leek te komen voor de prestigieuze Prix Goncourt (die Proust een paar jaar later zou winnen). Toch is beïnvloeding volgens Baggerman niet waarschijnlijk: eerder gaat het hier over een reëel mechanisme van het geheugen dat door verschillende schrijvers is 'ontdekt'.
De meeste teksten – de dagboeken, de autobiografische geschriften die alleen bedoeld waren voor de eigen intieme kring en die niet door bekende literatotren geschreven waren – horen normaliter niet tot het domein van de neerlandistiek. Ze zijn geen literatuur, dus geen voor de hand liggend materiaal van letterkundige studie, en taalkundigen kunnen er weliswaar van alles in vinden over de informele taal van hun tijd, maar die lezen niet zo op de inhoud. Baggerman laat met haar boek zien dat dit o
Reacties