Rutger H. Cornets de Groot. Wat is lekker bij wat. F. van Dixhoorn als empirist. Kwakman & Smet, 2025



F. van Dixhoorn is een dichter over wie je veel kunt uitpluizen. Binnen een jaar tijd is er nu al voor de tweede keer een studie over zijn werk, en dan met name zin recente uitgaven De kat van de muziekschool en Het doel van de opticien (2024). Vorig jaar verscheen Het is stil aan de overkant van Gert de Jager, en nu is er Wat is lekker bij wat van Rutger H. Cornets de Groot. (Het is wel een beetje jammer, vind ik, dat Cornets de Groot helemaal niet naar De Jager verwijst, op geen enkele manier met hem in gesprek gaat.)

Dat interpreteren Van Dixhoorn is misschien wel in tegenspraak met Van Dixhoorns eigen taalopvatting, in ieder geval als ik Cornets de Groot goed volg. Hij plaatst het werk namelijk in de lijn van het empirisme van Hume die alleen de werkelijkheid buiten ons serieus neemt en alle interpretatie en alle subjectiviteit feitelijk verafschuwt.

Er zijn dus in de poëzie ook geen overkoepelende persoon, dat is een projectie, een fictie. Er is alleen een eindeloze hoeveelheid individuele waarnemingen, die Cornets de Groot vergelijkt met zappen:

We zetten het toestel aan en horen een stem:

wat is lekker
bij wat

Interessant, maar wat zou er op Net 1 zijn? We schakelen, en horen:

1. lostrekken
vervorming van
minuscule luchtbelletjes
vooren een schar

En op Net 2?

2. je bent er weer
heb ik verheugd gezegd

Cornets de Groot verbindt dit alles bovendien aan een begrip van de filosoof Gilles Deleuze (1925-1975): EN, een conjunctie van alles aan alles. De wereld is een eindeloze opsomming. Cornets de Groots stelling is:

Een overkoepelende eenheid is er dus niet in Van Dixhoorns werk: geen God, geen Geheel, geen Zelfde, geen Zijn waar een meervoudigheid van elementen in uitmondt en oplost. Er is alleen het EN als kleinste, atomaire eenheid.

Maar als je zo tegen de wereld aankijkt, kun je je afvragen wat je moet met een analyse van die gedichten, of met theorieën zoals die van Hume of Deleuze, die ondanks zichzelf toch ook analyses en theorieën zijn, pogingen om iets overkoepelends te vinden in een werk dat zich tracht te ontrekken aan iets overkoepelends.

Ook aan de andere kant reist er een vraag, want de dichter schept natuurlijk wel degelijk orde. In eerder werk deed hij dat, zegt Cornets de Groot, door middel van strofes van telkens zestien regels, nu doet hij het met conventies zoals het nummeren van stukjes gedichten (er wordt niet willekeurig gezapt, maar van Net 1 naar Net 2 naar Net 3, enz.)

Dat kan ook niet anders, want een andere vraag is: waarom zou je als empiristische lezer eigenlijk een dichtbundel lezen met de naam van een dichter erop? Waarom niet zelf willekeurig zappen over allerlei tekstfragmenten:

rit in een Leopard-gevechtstank en voer mee met de
simple for you, but hey, 
dat wakker leven in zich draagt, zoekt
wordt onbewoonbaar, we moeten
gehouden. We moeten de noodzaak om

Ik heb zojuist wat verschillende geschriften die hier liggen willekeurig opengeslagen en met mijn vinger een woord op een willekeurige bladzijde aangewezen en vanaf daar wat woorden geciteerd. Dat is pas echt EN aan het werk! Je zou zulke teksten tot in het eindeloze door AI kunnen laten genereren en dan net zo mooi vorm laten geven als Van Dixhoorns werk of (vooral) het essay Wat is lekker bij wat over dat werk. Kun je dan als Van Dixhoorn-liefhebber voortaan iedere dag nieuw werk lezen? Ik denk dat niemand dat doet. En al helemaal niet dat iemand een essay over al die bundels gaat schrijven.

Over een strikt empirische werkelijkheid valt niets te schrijven.

Volgens mij kun je eigenlijk niet anders dan concluderen dat je in plaats van een echt willekeurige verzameling taal – ik ken niemand die zo leest, hoe makkelijk het ook te realiseren is – naar een bundel grijpt omdat er juist wel orde in zit, en wel een persoonlijkheid is die deze orde heeft aangebracht. Van Dixhoorn is zelf de God, het Geheel, het Zelfde, het Zijn in de bundel, daar kan hij niet aan ontsnappen en de lezer ook niet. Tekstfragmenten die zorgvuldig op een pagina zijn geplaatst in een deeltje waar de naam van de dichter op staat,

Ik weet niet precies hoe de paradox valt op te lossen. Ik wil best aannemen dat de wereld volkomen ordeloos is, dat Van Dixhoorn dat ook vindt en dat hij bundels maakt om dat uit te drukken of te weerspiegelen of duidelijk te maken aan de lezer. Maar ten diepste begrijpen doe ik dat geloof ik dan allemaal toch niet.

Het is misschien net zoiets als met bewustzijn: dat is misschien ook alleen maar een illusie, maar ook als dat zo is kun je niet buiten de illusie treden wanneer je, bijvoorbeeld iets schrijft. Zo kun je ook niets schrijven, geen verhaal, geen gedicht, geen essay, zonder de illusie dat er een verband is dat iets sterker is dan alleen maar EN.

Veel stof tot denken, kortom, Wat is lekker bij wat.

 

Reacties