Op een poëzieavond werd me een keer gevraagd waarom ik niet over literatuur schrijf, maar populair-wetenschappelijke boeken en allerhande gidsen bespreek. Ik antwoordde toen dan dit soort uitgaven nooit goed of slecht aflopen en dat ik dat het leukste eraan vond.
Szymborska schreef dit overigens naar aanleiding van een boek dat deze verwachting had teleurgesteld: een gids over wat te doen bij ongelukjes in huis dat als slothoofdstuk ineens ging over een naderende kernramp. Een boek waar je je dus over kunt verkneukelen als je Szymborska heet, maar dat dan toch ineens wel heel heftig wordt.
Het gevoel van vrijheid is wat je het meeste overhoudt aan deze bundel. De meeste stukjes zijn geschreven in de oostblok-tijd, maar er was kennelijk toch een domein van de vrijheid – dat van het boek en dat van het literaire tijdschrift waarin je kon schrijven over het boek. Symborska permitteert zich ook grapjes die ik niet associeer met de tijd waarin je geacht werd hoog op te geven van hoe geweldig alles verliep in het communisme. Nadat ze een kookboek met culinaire hoogstandjes heeft beschreven, slaat haar onderwerp om naar de daadwerkelijke Poolse keuken:
Er is maar één groep mensen die deze boeken [kookboeken] nooit ter hand neemt: onze specialisten in collectieve voeding, onze restauranthouders en zogeheten receptensamenstellers.
Je krijgt meteen zin om zelf ook van alles en nog wat te lezen, niet alleen Sappho of Montaigne, die ze ook beschrijft, maar vooral al die gidsjes en handleidingen en zelfhulpboeken waaronder de planken van de boekwinkel nog altijd kreunen. Hoera! Eindelijk vrij.
Reacties