Bernard Cerquiglini. À qui la faute? L'impossible (mais nécessaire) réforme de l'orthographie. Folio, 2025

 

Over vereenvoudiging van de Franse spelling wordt al eeuwen gediscussieerd. De eerste auteur van een Franstalige grammatica van het Frans, de zestiende-eeuwer Louis Meigret, probeerde de spelling van zijn taal al te veranderen, hem wat logischer te maken door bijvoorbeeld al die letters te schrappen die je wel moet schrijven maar die niemand ooit zegt: de n, de g en de t aan het eind van vingt 'twintig' bijvoorbeeld. In ieder geval de g werd waarschijnlijk ook in het oudste Frans nooit uitgesproken, maar ingevoegd omdat die er in het Latijn (viginti) had gestaan.

Nog steeds heeft Meigret navolgers. Ook in het Franse onderwijs zijn er a problemen genoeg! Kan er niet een wat eenvoudiger manier gevonden worden om de taal te schrijven zodat er niet vele uren vermorst worden met het schrijven van Latijnse letters? En toch komt dat allemaal nauwelijks van de grond. Zelfs een aantal wijzigingen die al in 1990 op initiatief van de Franse staat zijn opgesteld, zijn nog altijd niet echt doorgevoerd.

Trwa

Wie is er de schuld van dat zo ingewikkelde systeem? Daarover gaat een aardig boekje van de Franse taalkundige Bernard Cerquiglini dat deze maand verscheen: À qui la faute? L'impossible (mais nécessaire) réforme de l'orthographie (Wie heeft de schuld? De onmogelijke, maar noodzakelijke spellinghervorming). Cerquiglini is vermoedelijk momenteel de bekendste taalkundige van Frankrijk, ook omdat hij een taalrubriek presenteerde op tv5 (Merci professeur), maar hij is ook een serieuze taalhistoricus en heeft in 1990 ook een rol gespeeld in de toenmalige poging tot spellinghervorming: Frits Spits, Nicoline van der Sijs en Maurice de Hond in één persoon.

In zijn boek gaat Cerquiglini een aantal mogelijke 'schuldigen' af – de zo conservatieve Académie française die nog steeds macht heeft over de spelling, het onderwijs dat ervoor heeft gezorgd dat alle Fransen dat ingewikkelde systeem sinds de vroege 19e eeuw ingeprent hebben gekregen – maar komt uiteindelijk met een ingenieuze en ook wel geloofwaardige theorie: het komt door Karel de Grote en diens tijdsgenoten.

Of eigenlijk moeten we misschien nog iets eerder terug. Het Frans is ontstaan in het noorden van Frankrijk in intensief taalcontact met het Germaanse dialect dat daar gesproken werd, het Frankisch. Dat contact heeft het Frans in die vroege middeleeuwen zeer diepgaand beïnvloed. Een consequentie daarvan was dat het Frans in de uitspraak sterk begon te verschillen van de andere Romaanse talen zoals het Spaans en het Italiaans: het Frans was Latijn in Germaanse mond. Dat betekent bijvoorbeeld dat de klinkers sterk veranderden (tres werd uiteindelijk trwa), en dat klanken aan het eind van een woord afsleten (petit werd peti).

Latijn

Dit had twee gevolgen die allebei een effect hadden op de latere spelling. Het eerste is dat door al dat slijten allerlei woorden die in het Latijn heel anders waren, in de Franse uitspraak samen vielen: mer 'zee' klinkt als mère 'moeder' en als maire 'burgemeester'. Er is enorm veel van dit soort overlap in het Frans, meer dan in veel andere talen. De huidige spelling houdt die woorden dan tenminste nog in geschrifte uit elkaar. Mondeling moet het probleem in gevallen waarin iemand het net zo goed over de zee, zijn moeder of de burgemeester kan hebben, worden opgelost, maar volgens Cerquiglini levert deze ingewikkeldheid een groot voordeel op: het maakt het Frans misschien lastiger te schrijven, maar wel gemakkelijker te lezen.

Het andere gevolg was dat de Fransen eeuwen eerder dan andere volkeren hun eigen taal begonnen schrijven. Spanjaarden en Italianen konden langer denken dat wat zij schreven een verbasterd Latijn was. Fransen moesten eerder toegeven dat ze een andere taal spraken – de verschillen waren te groot. Die andere taal wilden ze dus opschrijven.

Aanvankelijk deden ze dat nog relatief fonetisch: ze schreven zo goed en zo kwaad een letter op voor iedere klank die ze hoorden. Dat viel misschien nog niet mee, omdat het Franse klanksysteem door het contact ingewikkelder was geworden, maar men vond daar trucs op. In de tijd van Karel de Grote was de Franse schrijftaal inmiddels echter gevestigd en begon men het belangrijk te vinden om de band met het Latijn te laten zien. Daar kwamen dus al die extra letters door, die alleen werden ingegeven door de wens om het woordbeeld wat meer op het Latijn te laten lijken.

Vruchtbaar

Dat je zo een systeem kreeg waar al die homoniemen op schrift van elkaar konden worden onderscheiden, zorgde er vervolgens voor dat dit systeem kon beklijven.

Ik vind dat een mooi en bevredigend verhaal, al geloof ik niet veel van de stelling dat het zo belangrijk is om woorden op schrift van elkaar te onderscheiden die in gesproken vorm samenvallen. Waarom hebben niet alle talen dat dan? Hoe hebben het Italiaans en het Spaans wel grote spellingveranderingen kunnen ondergaan? Met name is er denk ik weinig bewijs dat die ingewikkelde spelling makkelijker te lezen maakt. Integendeel, voor Franse kinderen en volwassenen is dyslexie een veel groter probleem dan voor Italianen of Spanjaarden, en dat wordt meestal toegeschreven aan de veel eenvoudiger spellingproblemen van de laatsten.

Er wreekt zich wat dit betreft dat voor Cerquiglini de enige relevante literatuur uit het onderzoek naar het Frans komt. Experimenteel onderzoek ontbreekt, net als een vergelijking met talen. Het Engels heeft bijvoorbeeld een heel andere geschiedenis, maar een bijna even krankzinnige spelling, hoe kan dat dan worden verklaard?

Tegelijkertijd levert het dus wel een plausibel verhaal op voor het Frans, en bovendien een die ook laat zien hoe de Franse taalkunde, net als de taalkunde van zoveel talen, zich aan het ontwikkelen is. Hoe men ook in Frankrijk aan het ontdekken is hoe vruchtbaar de hypothese is dat de eigen taal is beïnvloed door andere talen. En hoe het unieke van een taal precies zit in die geschiedenis van contact.

Reacties