Natacha Appanah. La nuit au coeur. Gallimard, 2025.

 



Ruim vier jaar geleden werd Chahinez Daoud vermoord, door de man die zei dat hij van haar hield. Hij zat haar op te wachten in een auto die hij speciaal gekocht had, zodat ze hem niet zou herkennen. Toen ze langs kwam lopen, kwam hij naar buiten en schoot haar door beide knieën. Daarna overgoot hij haar met benzine en stak haar in brand. Vervolgens ging hij naar het huis waar ze samen hadden gewoond en stak ook dat in brand.

Het maakte allerlei herinneringen wakker in de schrijfster Natacha Appanah, die op dat moment op maar enkele kilometers afstand woonde, in Bordeaux. Dertig jaar eerder had ze ook een zeer destructieve relatie gehad, met een man die beweerde dat hij van haar hield en die haar bijna vermoordde, uit jaloezie. en enkele jaren later werd een nicht van haar op Mauritius door haar man, de vader van haar drie keer, een aantal keer overreden omdat hij ervan overtuigd was dat hij ze het met een andere man hield.

Hoe kun je over zo'n onderwerp schrijven? Appanah trok er alles voor uit de kast dat ze in zich heeft. Ze werkt als journalist en als romanschrijfster, en in dit boek gebruikt ze het doorvragen van de een, en het inlevingsvermogen van de ander. Wie nog niet huilt om feminicide, doet dat wel na lezing van La nuit au coeur

Appanah brengt het heel dicht bij: de angst voor die grote, onvoorspelbare kerel, de reden dat je toch maar niet weggaat, want ja, de kinderen, of nee, ik heb inmiddels immers al mijn banden met familie en vrienden verbroken, dus naar wie zou ik toe moeten? De twee andere vrouwen worden getekend – vrouwen die hun leven op orde proberen te krijgen, die allebei toevallig goed konden koken, die zielsveel van hun kinderen hielden, die niet de straat op zouden moeten.

En de schaamte van de nabestaanden: was hun dochter inderdaad een 'hoer'? En zelfs als ze dat niet was, wat voor trots valt er te halen uit het feit dat je vrouw op straat vermoord is door haar eigen man. Een verontrustend boek, noemt men dat.

Aan het eind van La nuit au coeur hoort Appanah dat haar eigen belager is overleden. Ze raakt in verwarring.

En novembre, dans un bus qui m'emmène à l'autre bout de Paris et qui reste bloqué pendant une heure dans la circulation, j'ai cette pensée étrange, indolore : la prochaine fois que j'irai à l'île Maurice, j'irai sur sa tombe. Pas pour y déposer des fleurs mais pas pour cracher non plus. Je m'imagine rester un long moment devant un rectangle de terre surmonté d'une croix en fer, j'ai une image nette en rête comme si je l'avais déjà vécu, ce moment. Quand je descends du bus, je suis prise d'un sentiment de dégoût de moi-même. Je me mets à courir comme si je voulais échapper à cette femme qui nourrit ce genre d'intention, je me passe un savon tout en fuyant : Aller sur sa tombe et rester un moment ça s'appelle se receuillir, pourquoi tu irais te receuillir sur la tombe de quelqu'un qui t'a fait tant de mal, tu es bête, tu es sans caractère, tu es faible.

En daarna maakt ze duidelijk dat ze zelf eigenlijk nog niet alles heeft verteld wat haar is overkomen. Dat zelfs aan het eind van de jaren dat ze aan dit boek heeft gewerkt, nog niet alle schaamte heeft overwonnen. 

Reacties