In de verhalen van Arnon Grunberg gaat het altijd mis met intimiteit. Mensen verlangen er wel naar om dichterbij een ander te komen, maar al die pogingen tot intimiteit eindigen altijd op zijn best in onverschilligheid, maar anders in wreedheid of gruwelijk misverstand. Of verraad. Ze denkt de hoofdpersoon in een verhaal in Het aanwezige been:
Ze had Mira dichterbij laten komen en daar begon het verraad, als je mensen dichterbij laat komen kunnen ze je verraden.
Het zegt vast ook iets over mij dat ik van alle levende Nederlandse schrijvers het meest onder de indruk ben van Grunberg: die wonderlijke combinatie van humor en wanhoop, van satire en tragedie, die zijn hele werk doorademt. Ik was er niet vanaf het allereerste moment bij – zijn debuut Blauwe maandagen werd enthousiast onthaald, maar ik was niet bij de enthousiasten – maar ook dat debuut vind ik inmiddels fascinerend.
De verhalen zijn bijna allemaal internationale verhalen. De hoofdpersoon is meestal wel Nederlands, maar begeeft zich in allerlei exotische oorden. Sommige verhalen zijn dystopieën – een gaat over een Slowaakse schoonmaker die van de Vlaamse kust weg moet omdat het water komt –, soms betrekkelijk realistische schetsen – over een paar dat kennismaakt met een ander echtbaar dat net wat te perfect is –, soms vreemde sprookjes – over 'een oude Jood' die een huis koopt in Borculo. De mensen zijn allemaal niet op hun plaats. Niet alleen intimiteit tussen individuen is problematisch, ook je ergens thuis voelen is in het werk van Grunberg niemand echt gegeven.
Een van de verhalen heet 'De vrouw uit Belarus' en de tweede alinea ervan luidt:
Zijn ex komt nog regelmatig bij hem schoonmaken, ze zegt dat ze dat voor de kleinkinderen doet die weleens bij hun opa komen logeren, maar hij denkt dat het uit schuldgevoel is, in combinatie een merkwaardig soort jaloezie sinds de vrouw uit Belarus bij hem is ingetrokken. 'Cas,' zegt ze, 'dat heeft niets met jaloezie te maken, op onze leeftijd ben je niet meer jaloers, maar die vrouw uit Belarus maakt niet schoon en jij doet het ook niet. Ik wil niet dat onze kleinkinderen in de viezigheid liggen, die vrouw uit Belarus is een uitvreter, maar dat zie jij niet, jij hebt dat soort dingen nooit gezien, eigenlijk ben je gemankeerd.'
Dat soort alinea's schrijft alleen Grunberg – ook hier wordt een mogelijk vriendelijk en liefdevol gebaar geïnterpreteerd als schuldgevoel en jaloezie – en barst een personage uit in een monoloog over dat onderwerp dat meteen vervalt in een licht-hysterische toon en uitdraait op iets dat je kunt zien als een verwijt.
De verhalen zijn onderling heel verschillend: ze zijn allemaal in de afgelopen 12 jaar of al eens in een tijdschrift of een bibliofiele uitgave verschenen, soms zijn ze ook kennelijk op verzoek geschreven en voorgelezen bij een congres of afgedrukt in een fotoboek. Ik vind ze allemaal prachtig.
Reacties