Rampen zijn op het eerste gezicht lastige fenomenen voor de geschiedschrijving. Het zijn inherent zinloze gebeurtenissen, dingen die op grote schaal misgaan zonder dat iemand het heeft gewild. Het is daarom lastig er een verhaal over te vertellen – een verhaal heeft actoren nodig, mensen die juist iets willen.
Mijn collega Lotte Jensen heeft een aantal jaar geleden ingezien dat rampen juist daarom een intrigerend fenomeen zijn. De ramp op zich heeft geen actoren, het gaat erom hoe mensen op die ramp reageren: wie krijgt de schuld? (Is het bijvoorbeeld een straf van God, of is er iemand onverantwoordelijk onvoorzichtig geweest?) En hoe wordt de hulp georganiseerd?
In haar kinderboek De boom die alles zag laat Jensen zien dat je op die manier zelfs verhalen kunt destilleren die leesbaar zijn voor kinderen. Ze koos een groot aantal rampen uit die op de een of andere manier in Nederland zijn gebeurd: overstromingen, muggenplagen, de watersnoodramp, hongersnoden, treinrampen. Er komt zelfs een vulkaanuitbarsting in voor, omdat die in Nederlands Indië gebeurd is. (In zekere zin is dit boek een bewerking van Jensens boek voor volwassenen, Rampen.)
Door details te nemen, mensen die de ramp op de een of andere manier overkwam, worden de verhalen aantrekkelijk gemaakt. Tegelijkertijd wordt de lezer duidelijk gemaakt dat er lessen uit te trekken vallen. Historische lessen – sinds ongeveer 200 jaar is de taak van de vorst om op te duiken in rampgebieden – en hedendaagse – bij rampen is het altijd belangrijk om samen te komen, informatie én gevoelens te delen.
Belangrijk bij een kinderboek is ook de vormgeving, zijn ook de illustraties – in dit geval allebei in handen van Margot Westermann, die een aangenaam losse stijl heeft die tegelijkertijd de ernst van het gebodene niet kleiner maakt. De lezer van De boom die alles zag is misschien een kind, maar wordt niet onderschat. Rampen zijn verschrikkelijk, maar ze horen ook bij het leven.

Reacties