Renate Rubinstein. Nee heb je. Notities over ziek zijn. Meulenhoff, 1985.


Renate Rubinstein had het ongewone talent om zichzelf te kunnen beschouwen. De meeste mensen kunnen dat niet, ik denk ik ook niet, het is ook vreselijk lastig. Om iemand goed te kunnen bestuderen, moet die ander zich onbespied wanen, anders gaat die zich vreemd gedragen. Maar hoe moet dat dan als je zelf bespieder en bespiede bent? 

Nee heb je  is het boek dat ze in 1985 publiceerde over de ziekte MS die haar toen al een jaar of acht in de greep had. Ze beschrijft, zeker in instantie vooral de geestelijke kant van de zaak: wat betekent het om het label zieke of gehandicapte te krijgen? Wat betekent het om jezelf zo te zien? Gaandeweg voegt ze meer details in van wat de ziekte concreet voor gevolgen heeft – de vermoeidheid, het onvermogen om zelf nog ergens naartoe te gaan, maar ze blijft in staat om zichzelf tegelijkertijd van de buitenkant en de binnenkant te kunnen zien. 

Ik weet niet of ik de truc helemaal doorgrond, anders zou ik hem ook zelf kunnen toepassen. Maar ik neem aan dat Rubinsteins natuurlijk aanleg tot intellectualisme haar hielp. Ziek zijn betekent voor haar ook: je te verhouden tot wat Vestdijk, Sartre en Susan Sontag over ziekte geschreven hebben. En dat alles volkomen natuurlijk, zonder zwaarwichtigheid of interessantdoenerij. Zoals ze ook tussen neus en lippen door laat vallen dat ze twintig jaar gangen The New York Review of Books heeft staan, maar dat ze een artikel dat ze er ooit in gelezen heeft nu niet meer terug kan vinden. 

Het levert fraaie passages op zoals deze:

 Ik heb veel verloren tijd: dagen, soms weken, altijd uren. Saaie, zouteloze tijd veelal geabsorbeerd in lichamelijke klachten. Gelukkig heb ik er geen geheugen voor. Mijn herinnering is net zo selectief als mijn aandacht, alleen wat prettig was of waar ik voor honderd procent bij was, blijft achter. Mijn systeem dumpt alle verloren tijd in een container die door de vuilnisdienst verbrand wordt. (...) De tijd is onze onverbiddellijke meester, het enige dat je als individu doen kunt is je eigen keus maken, de bijzaken laten lopen en alleen de hoofdzaak grijpen. De hoofdzaak heet: concentratie. De rest stuur je met de vuilnisman mee. 

Ze heeft er geen geheugen voor, maar ze weet nog wel dat het bestaat (anders kon ze het niet opschrijven), en ze weet hier meesterlijk de geest van een rasoptimist te beschrijven. Een rasoptimist die inmiddels veertig jaar geleden een boekje over ziekte heeft geschreven waarvan nog iedere bladzijde de moeite waard is.

Reacties