F. Starik. Songloed. Amsterdam: Nw Amsterdam, 2007
Ik weet bijvoorbeeld niet of ik ooit uit eigen beweging iets van F. Starik zou hebben gekocht. Dat leek me wel een sympathieke man, maar op de een of andere manier krijg je als buitenstaander dat hij een beetje tweederangs is. Nu ik deze bundel heb gelezen, weet ik wel beter: F. Starik moet je lezen.
Nu is zijn dichtkunst misschien niet spectaculair, zijn toon is niet zo heel bijzonder, zijn drang tot vernieuwing houdt niet over, je wordt niet geconfronteerd met de nieuwste, pas ontdekte gevoelens.
Hij schrijft een soort gedichten dat vooral menselijk is, dat zich inleeft in andere mensen, dat niet schroomt om de eigen huiselijke maar toch bijzondere persoon voor het voetlicht te brengen.
De jury van de Poëzieclub vindt dat Songloed (de titel verwijst naar 'een goedkope supermarktwijn die lang niet smerig smaakt') lijkt op Gerard Reve's Nader tot U vanwege de tijdloosheid, de aandacht en de ontroerendheid. Daar kan ik me dan weer weinig bij voorstellen. Ja, die criteria zijn misschien wel op beide bundels van toepassing, maar dat zijn ze op alle goede dichtbundels, en verder zie ik weinig overeenkomsten. Starik heeft helemaal niet het licht hysterische dat Reve kenmerkt, maar daar staat dan weer tegenover dat hij zich prachtig kan inleven in anderen. Zoals de okapi:
The birthday party
Toen God de wereld schiep en alle rare
dieren, bedacht Hij een goedkopere giraf.
Of de okapi zich schaamde voor zijn longe tong
of gewoon verlegen was hijhield zich eeuw na eeuw verborgen
deep in the woods (...)'s Nachts ligt hij op de koude vloer
en weent en weent, met heel zijn lijf.
Likt zijn eigen oord.
Bundels die ik eerder van de poëzieclub kreeg waren, onder andere De herfst van Zorro van Al Galidi, Bodemdaling van Rouke van der Hoek, en Langzame nederlaag van Wouter Godijn.
Reacties