Dante Alighieri. De goddelijke komedie. Amsterdam: Wereldbibliotheek, 1980 (1321).
Ik weet niet of ik kan zeggen dat ik echt genoten heb van de Komedie. Daarvoor is de wereld van Dante me toch te vreemd, en misschien de voordracht van Butzelaar toch ook iets te afstandelijk.
Ik heb er wel veel van geleerd, vooral omdat ik ook commentaar in gesproken vorm gedownload heb. Ik volg al een tijdje een podcast van de Amerikaanse filosoof Hubert Dreyfus (Berkeley), die me veel dingen heeft duidelijk gemaakt over dit enorme boek (en eerder over de Odyssee en de Aeneis). Bijvoorbeeld dat het een heel duidelijk kenmerk is van een middeleeuws wereldbeeld als dat van Dante dat je werkelijk alles en iedereen keurig op een rijtje wil zetten: van de zondaars in de hel tot de heiligen in de hemel heeft iedereen een precies bepaalde eigen plaats in de universele rangschikking van de dingen. Maar vooral ook dat er uiteindelijk zoveel inconsistenties in het hele werk zitten dat het uiteindelijk onder zijn eigen ambitie om alles op een rijtje te zetten bezwijkt. Er zijn nogal wat paradoxen, die volgens Dreyfus vooral veroorzaakt worden door de poging om de Grieks-Romeinse filosofie te verenigen met het Christendom. Waar de eerste streeft naar stoïcisme, afkeer van lichamelijkheid en abstractie, zag de tweede juist een hoog goed in de ene concrete, liefhebbende mens. Het is Dantes verdienste dat hij de combinatie van die twee dingen zo goed heeft doordacht dat je in zijn werk kunt zien hoe onverenigbaar ze zijn. Aan het eind van de Goddelijke Komedie zijn we uiteindelijk nog steeds in het midden van een donker woud.
Reacties