Arnon Grunberg. Huid en haar. Amsterdam: Nijgh & Van Ditmar, 2010

Arnon Grunberg. Huid en haar Ronald Opperstein, de hoofdpersoon van Huid en haar, leeft in de eerste plaats voor zijn werk, het schrijven van een boek over de geschiedenis van de economische bubbel, en daarnaast onderzoek naar de 'economie van de genocide'. Ieder menselijk contact dat hij heeft, beschouwt hij eigenlijk als een onderbreking van dat werk. Als er een vrouw bij hem langskomt om met hem naar bed te gaan, waarschuwt hij alvast dat hij daarna nog wel even moet werken.

Dit is nu al het zoveelste boek dat ik uit de zee van romans van het afgelopen jaar heb gevist dat over werk gaat (andere voorbeelden: Nemesis van Philip Roth, La carte et le territoire van Michel Houellebecq en Mede namens mijn vrouw van Aliefka Bijlsma). Ik weet niet zeker of het een obsessie is van de huidige tijd, of van mij, of dat het toeval is. In ieder geval heeft Oberstein zijn mateloze liefde voor werk met zijn schepper, of in ieder geval de manier waarop Arnon Grunberg zichzelf presenteert in Omdat ik u begeer: "Eerst komt mijn werk, dan komt een hele tijd niets, dan komt weer mijn werk. Daarna komt weer een hele tijd niets, dan weer mijn werk." In diezelfde onherbergzame wereld leeft Oberstein. Hij heeft op zeker moment relaties met een ex-vrouw, een officiële vriendin, een Amerikaanse minnares én een Nederlandse studente, terwijl hij ook nog naar bed gaat met de beste vriendin van de laatste, maar toch maakt hij nooit een macho-indruk. Hij doet het allemaal meer uit beleefdheid, en om van het gezeur af te zijn. Als hij op het eind alles verliest, al die vrouwen en ook zijn twee banen, in Leiden en in Amerika, weet je dus niet eens of hij wel zo treurig moet zijn. Hij heeft nog steeds die economische bubbel.

Onlangs las ik dat Grunberg (of zijn moeder, daar wil ik vanaf wezen) bijzonder gesteld was op Madame Bovary en Don Quichot, omdat het allebei boeken zijn waarin het slecht met de held afloopt omdat zij of hij teveel boeken leest. De hoofdpersoon van Huid en haar houdt niet van fictie en heeft er zelfs een uitgesproken hekel aan, in plaats daarvan loopt hij de hele dag te leuren met een boek over de economie van de genocide waarin hij een aantal artikelen geschreven heeft.

Vrijwel alle andere personages in het boek zijn wel dol op lezen en er worden onwaarschijnlijk veel andere schrijvers genoemd: Zweig, Murakami, Benjamin, Borowski, Levi, Celan en vele anderen. De studente die een verhouding met Oberstein begint heeft wel iets van Emma Bovary: ze heeft een romantisch beeld van de liefde opgepikt, in haar geval uit het werk van Stefan Zweig, en gaat daaraan vrijwel geheel te gronde. Bovendien heeft haar vriendje meegedaan in een amateur-musicaluitvoering van Don Quichot.

Grunberg wordt steeds beter. De vorige roman die ik van hem heb gelezen was Tirza, dat veel strakker in elkaar zat, maar waar ik de grappen miste. De zwarte humor is weer terug, maar nu in een beklemmend verhaal: wat is dit voor wereld waarin we alleen nog ons werk hebben, ons werk aan de economische bubbel?

Reacties

Populaire posts van deze blog

Paul Celan. Verzamelde gedichten. Amsterdam: Meulenhoff, 2003.

Walt Whitman. Leaves of Grass. Grasbladen. Amsterdam: Em. Querido, 2005 (1855).

Raoul de Jong. Jaguarman. Mijn vader, zijn vader en andere Surinaamse helden. Amsterdam: De Bezige Bij, 2020.