Posts

Posts uit september, 2006 tonen

Alfred Schaffer. Schuim. Amsterdam, De Bezige Bij, 2006.

"Wat Schaffer te zeggen heeft, is niet na een keer duidelijk,' vertelt De Standaard op de achterflap van deze bundel, 'maar hoe hij het zegt is onweerstaanbaar charmant — twee redenen waarom dit prachtige poëzie is." Juist ja. Maar wat als je nu niet vatbaar bent voor die charme, hoe onweerstaanbaar ook? Het allereerste gedicht begint zo: Hier spreekt de wetenschap, we gaan sluiten, vandaag bestaat als gisteren als morgen, niemand die hier zonder wapens leeft: is er nog hoop voor achterblijvers? Met fantasie een losgezongen toestand, maar ik had niets verzonnen en jij was niet te stuiten, Ik heb werkelijk geen idee waar het de dichter hier om te doen is; het is heus vaardig opgeschreven, er staan geen echt lelijke dingen, maar ik zie ook niet wat er mooi is. En de betekenis? Dit is wat de dichter erover zegt in een interview: Het gedicht 'Waar je ook bent, je hebt niets gezien' is bijvoorbeeld een aanklacht tegen mediageweld dat dramatische gebeurtenissen pl

Andreï Makine. Le testament français. Paris: Mercure de France, 1995.

Een Russisch jongetje groeit op in de jaren vijftig, in een duisteren en treurige stad in Siberië. 's Zomers gaat hij naar het huisje van zijn oma ergens buiten de stad, en daar hoort hij haar verhalen over Frankrijk. Het jongetje dat alleen Rusland kent, maakt uit die verhalen, en uit het Russische platteland, en uit zijn fantasie, en uit wat hem verder voor de voeten komt, zijn eigen Frankrijk en zijn eigen Parijs. Soms botst dat beeld even hardhandig met de werkelijkheid — hij hoort een verhaal over hoe de tsaar ooit de Franse president bezocht, en krijgt daaruit een vriendelijk beeld van die tsaar, terwijl hem op school natuurlijk geleerd wordt dat de man een barbaarse onderdrukker was — en gaandeweg komt hij zo tussen twee culturen te staan. Zelden zo'n precieze reconstructie gelezen van hoe kinderlijke fantasie werkt, en zelden zo'n liefdesverklaring aan een taal — de Franse — waarvan dan ook nog eens op elke bladzijde blijkt hoe de schrijver de toon van die taal stee

Jonathan Haidt. The Happiness Hypothesis. Putting Ancient Wisdom to the Test of Modern Science. London: William Heineman, 2006.

Hoe moet je leven? Het antwoord op die vraag kan in onze wetenschappelijke tijd natuurlijk alleen komen van de wetenschap. Jonathan Haidt is een onderzoeker naar 'moraal' en 'moraliteit'. In dit boek zet hij uiteen wat er volgens de klassieke filosofen en volgens de moderne wetenschap nodig is: balans. Balans tussen de bewuste ratio bijvoorbeeld en het hele grote brok van onbewuste verlangens en gevoelens en gedachten dat eronder zit - het deel dat niet in de eerste plaats geluk op het oog heeft, maar overleven, het deel dat ons daarom laat streven naar materieel geluk waarmee we anderen de ogen kunnen uitsteken in plaats van naar vriendschap waar we zelf gelukkiger van kunnen worden. Haidt zegt dat we van alles een beetje moeten proberen te nemen. Buddha had wel een beetje gelijk dat je je aan zo min mogelijk dingen moest hechten, maar hij sloeg door toen hij stelde dat je je nérgens aan mocht hechten: banden met vrienden zijn juist heel belangrijk. De metafoor van de

Thomas Mann. Der Tod in Venedig. Frankfurt: Fischer, 2005 (1913).

Wie gaat er dood in Venetië? Er vindt een strijd op leven en dood plaats, dat is zeker, tussen de vijftigjarige schrijver Gustav Achenbach en de door hem in stilte aanbeden veertienjarige Poolse jongen Tadzio. Alleen al door de titel hangt er over dit hartstochtelijke liefdesverhaal de hele tijd een dreiging waardoor je denkt dat een van de twee eraan zal gaan: er heerst dood en verderf in de stad, Tadzio is een ziekelijke jongen en wordt in een vriendschappelijk spel met een andere Poolse jongen bijna gewurgd, en toch is het Aschenbach die het loodje legt. Der Zauberberg of Dr. Faustus : ik ben eraan begonnen maar nooit verder gekomen dan laten we zeggen bladzijde 10. Het was (ahum) een goed idee van mij om dan eens eerst een korter werk te lezen, deze novelle. Ook nu moest ik even wennen, maar toen ik eenmaal gewend was, dacht ik eerst te begrijpen dat Thomas Mann de Duitse Couperus was: dezelfde romantische gedachten over Italië en over het schrijverschap, en minstens even fraaie

Ada Csiszár (red.) Selektitaj leteroj de Kálmán Kalocsay 1927-1975. Budapest: Csiszár, 2006.

De Hongaarse arts Kálmán Kalocsay had een eigenaardige hobby: avond aan avond vertaalde hij gedichten en toneelstukken - van Catullus tot Shakespeare, van Petőfi tot Heine. Hij bedacht de juiste metrische systemen om al die gedichten uit al die tradities te kunnen vangen, want de taal waarin hij werkte had nog nauwelijks een literaire traditie: het Esperanto. Uit de in dit boek verzamelde brieven -- de meeste stammen uit de jaren zestig, toen Kalocsay gepensioneerd was - blijkt dat de dokter meer zorgen had. Hij schreef samen met Gaston Waringhien, een Franse leraar die zijn beste vriend werd, een uitvoerige grammatica van de taal en een boek over de manier om gedichten te schrijven en in zijn eentje ook een aantal grammaticale studies. Bovendien maakte hij zich in de jaren zestig ook enorm en onbegrijpelijk kwaad maakt over een grammaticale kwestie. Er waren andere esperantisten die beweerden dat la pordo estis fermata ook kon betekenen dat de deur gesloten was (de 'atisten'