Posts

Posts uit 2014 tonen

Douglas Hofstadter en Emmanuel Sander. Surfaces and Essences. Analogy as the Fuel and Fire of

Thinking. New York: Basic Books, 2013.Iedere wetenschapper die weleens geïnterviewd is kent het verschijnsel: journalisten willen  altijd  concrete voorbeelden, liefst uit het eigen leven van de onderzoeker. Als de dood voor abstracties zijn ze, in naam van hun lezers, die kennelijk altijd liever over concrete eekhoorntjes en fondanten gebakjes lezen dan over iets abstracts. Iedereen met die obsessie zou verplicht  Surfaces and Essences  moeten lezen, het perfecte antigif tegen die voorbeeldenobsessie. 594 pagina's vol voorbeelden krijg je voorgeschoteld, het ene nog concreter en persoonlijker dan het andere. Voorbeeld op voorbeeld, voorbeeld van voorbeeld, tot je als lezer  smeekt  om enige abstractie, iets wat die voorbeelden overkoepelt. Nee, door gaat het weer, in voorbeelden. Dat is ook de essentie van het boek: dat mensen denken in voorbeelden, of deftiger gezegd, in analogie. Je ziet het ene, en het doet je denken aan het andere, preciezer dan dat wordt het hele idee v

Esther Gerritsen. Roxy. Breda: De Geus

Roxy is Esther Gerritsens doorbraak bij mij. Enkele jaren geleden moet ik haar naam hebben zien voorbijkomen, in een recensie misschien, of een overzicht van nieuwe schrijvers. Ik heb weleens een interview met haar gehoord, ik heb ook weleens met een boek van haar in handen gestaan. Maar iets gelezen van haar heb ik geloof ik nooit. Onlangs las ik ergens dat ze een van de belangrijkste schrijvers van haar generatie was, en ook een interview met haar. Dus heb ik Roxy gekocht en ben erdoor overrompeld. Roxy is het verhaal van een vrouw die op een dag te horen krijgt dat haar man is doodgereden terwijl hij naakt in de armen van zijn minnares lag. Tot die tijd was die man haar burcht. Roxy had ooit een rauw boek geschreven waarin ze afrekende met haar Brabantse ouders, was tijdens een interview de succesvolle producer Arthur tegengekomen en had op zolder in hun huis nog twee veel te geconstrueerde romans geschreven. Nu ze ineens weduwe is van een man die haar blijkt te hebben bedrogen, s

Vrouwkje Tuinman. Sanatorium. Cossee, 2014.

Ik kon mijn ogen niet geloven. Ik heb een paar jaar geleden ook al een bundel van Vrouwkje Tuinman gelezen ( Wat ik met de sleutel moet ), en die vond ik toen best aardig. Nu heb ik deze nieuwe gelezen en ik ben sprakeloos. Wat is dit slap. De gedichten gaan allemaal op de een of andere manier over ziekte. Ze zijn allemaal, zonder enige uitzondering, krachteloze, op het papier geworpen knoedels woorden met daarin over het algemeen een nogal triviaal inzicht: dat ziektes vervelend zijn. Maar dat kinderen het juist fascinerend en fijn vinden om 'schoolziek' te zijn. Dat een demente vrouw soms juist 'als enige hier, goed bij haar hoofd' kan zijn. Als er al eens een aardige metafoor wordt gebruikt, wordt die in de volgende regel al onbarmhartig verpest door hem, godbetert, uit te gaan leggen: De auto's zijn de verstandskiezen van de straat, te veel volume voor te weinig kaak. Met de taal wordt verder weinig gedaan, grote gevoelens of indrukwekkende gedachten

John Eliot Gardiner. Music in the castle of heaven, A portrait of Johann Sebastian Bach. Penguin, 2014.

Was er ooit een saaier genie dan Johann Sebastian Bach? De man die zoveel tijd aan het componeren van meesterwerken besteedde dat hij geen tijd kan hebben gehad voor uitspattingen, woedeaanvallen, geheime liefdes of onuitstaanbaar gedrag? Wat een onzin. Een leven is alleen saai als je gevoelens of geslemp tot een essentieel onderdeel van een leven beschouwt. Wie een leven wijdt aan de mooiste muziek die er ooit geschreven is, kan je natuurlijk geen saai leven hebben. Dat leven speelt zich alleen af tussen vijf lijntjes. John Eliot Gardiner is een van de beste Bach-dirigenten van deze tijd. Hij begrijpt hoe boeiend een leven kan zijn als het door Bach geleid wordt, omdat hij leven kan zien in zo'n beetje iedere maat die de meester geschreven heeft. Music in the castle of heaven  is daarmee een kunstenaarsbiografie zoals kunstenaarsbiografieën horen te zijn: een die gaat over het belangrijkste deel van het leven van die kunstenaar, zijn werk. De kern ligt daarbij voor Gardiner

Christiaan Weijts. De linkshandigen. Amsterdam: De Arbeiderspers, 2014.

Tegen het eind van De linkshandigen  duikt er ineens een nieuw personage op: I'm a friend of Emma's. Quinten. Hij is iemand die alles blijkt te weten van het geheim van Simon, het centrale personage van het boek, en die hem toch geen kwaad wil doen. Iedere Nederlandse lezer moet bij die naam natuurlijk even aan Harry Mulisch denken: het is de voornaam van centrale figuur in De ontdekking van de hemel,  degene om wie de schrijver zorgvuldig een wereld heeft opgebouwd waarin hij, de schrijver, niets aan het toeval heeft overgelaten. Het is volkomen duidelijk wie er de baas is – de schrijver – en dat vooral Quinten uiteindelijk een pion is die precies wordt gevormd om te doen wat nodig is: de hemel ontdekken nu de mensen onder andere door hun gehechtheid aan de techniek zijn kwijtgeraakt. Het is inmiddels 22 jaar later.  De linkshandigen lijkt me in allerlei opzichten een vervolg op De ontdekking van de hemel. Wat Mulisch niet kon voorzien: dat de (communicatie)techniek zich

James Wood. How Fiction Works. Cape, 2008.

Wat is deskundigheid toch iets moois! Vooral deskundigheid over dingen die overal om je heen zijn. Ik herinner me dat ik als kind ooit een rondleiding in een oude boerderij meemaakte en dat de gids over ieder klompje stof dat op tafel lag met gemak een half uur kon vertellen, en dat je door dat vertellen voor je ogen dat klompje stof in een amulet ziet veranderen. Dat heb ik altijd gewild, van iets alledaags alles weten. En dat fascineert me nog steeds – iemand tegenkomen die me van alles kan laten zien in dingen die ik al zo vaak heb gezien. Zoals James Wood doet met de roman in How fiction works.  Er zijn heel veel boeken over romanschrijven, maar ik heb er nog nooit een gelezen dat zo duidelijk leert om goede romanschrijvers beter te lezen – beter te begrijpen wat ze met hun stijl kunnen doen, en hoe in ieder geval een bepaald, klassiek, post-Flaubertiaans type schrijver een roman maakt. De kern van een goede roman voor Wood is psychologie, het opbouwen van een geloofwaardig e

Gerrit Krol. Wat mooi is, is moeilijk. Amsterdam, Querido, 2013 (1991)

"Alle andere zintuigen brengen je dichter bij iets," schrijft Gerrit Krol, "de taal stelt je in staat van iets dat al te dichtbij is, afstand te nemen." Het is slechts een van de vele inspirerende gedachten die Krol in deze essays optekent. De opstellen gaan over allerlei onderwerpen die mij erg aanspreken, en waarover ik inmiddels op mijn bescheiden manier ook veel heb nagedacht. En toch duizelen die gedachten me soms. Neem deze zin. Om te beginnen is er het idee dat zintuigen je 'dichter bij iets' brengen: dingen die buiten zijn, komen op de een of andere manier bij je binnen doordat je ernaar kijkt of luistert, doordat je ze ruikt of voelt. En dan de volgende sprong: de taal is ook een zintuig. Ze stelt je net zo goed in staat om de wereld te beschouwen, maar dan als een soort omgekeerde verrekijker. Iets dat al te dichtbij is – je eigen gevoelens en gedachten – krijgen in taal een vorm zodat ze te overzien zijn. Je kunt er afstand mee nemen. Briljant, e

Peter Sloterdijk. Du musst dein Leben ändern. Suhrkamp, 2013 (2009).

Er zijn tijden geweest, nog niet eens zo heel lang geleden, dat ik een boek als dit onmogelijk uit zou hebben gekregen. Een boek waarin zulke grote woorden worden gebruikt, een boek waarin de mentaliteitsgeschiedenis van zo'n beetje de hele mensheid – zij het met een duidelijk brandpunt in Duitsland – in een paar honderd bladzijden wordt samengevat en een en ander bovendien wordt besloten met een vooruitblik op hoe het nu vanaf hier allemaal verder moet: ik zou het nooit uitgekregen hebben. Maar mijn leven verandert gelukkig voortdurend. Er is niets prettiger dan dat je wereld zich uitbreidt en dat je ineens genoegen kunt beleven aan iets waarvan je ooit de waarde niet zo in zag. En dat is me nu dus gebeurt met moderne Duitse wijsbegeerte, met Sloterdijk. Het helpt dat het boek in zekere zin is opgehangen aan een gedicht dat mij al minstens dertig jaar begeleidt: Archaischer Torso Apollos van Rilke. (De titel van dit boek is het slot van dat gedicht.) Dat gedicht heb ik als scholi

Peter Middendorp. Vertrouwd voordelig. Amsterdam: Prometheus, 2014.

Ik heb nu drie boeken van Peter Middendorp gelezen, en ik ben bang dat het allemaal op een misverstand berust. De eerste alinea van zijn eerste boek (ik citeerde hem hier ) leek veelbelovend, maar is tot nu toe nog steeds het hoogtepunt. Ik dacht dat hij beter tot zijn recht zou komen als non-fictieschrijver, en dat deed hij ook een tijdje met verve . Maar helaas wil hij toch romans schrijven. Ik weet niet of een boek ooit mislukt kan zijn, maar wat mij betreft is Middendorps nieuwste roman, Vertrouwd volledig  in ieder geval niet voor mij geschreven. Het verhaal behelst een lange 'afrekening' met de bekrompenheid en kneuterigheid van, godbetert, Emmen, net als Middendorps eerste boek. Ik ben nog nooit in Emmen geweest. Ik wil graag aannemen dat het centrum van Emmen, en met name de Blokker van Emmen, heel erg is, vooral voor zeventienjarige jongens, en hun overburen. Maar ik hoef daar niet met alle geweld een boek over te lezen. Als ik behoefte aan grapjes over meisjes die

Tim Parks. Italian ways. On and off the rails from Milan to Palerma. London: Vintage, 2014 (2013)

Bijna aan het eind van Italian ways  voert Tim Parks een discussie met een paar vrienden in het zuiden van Italië. Zij snappen niet waarom hij Italië wil uitleggen aan de hand van treinreizen 'van Milaan naar Palermo'. Parks probeert ze duidelijk te maken dat je de 'geest' van een land alleen kunt pakken wanneer je een bepaald detail eruit licht: in een goed gekozen detail vind je die geest helemaal terug. Toch snappen ze het nog steeds niet: zij gaan nooit met de trein. Kan hij niet beter schrijven over de prachtige goedkope luchtvaartmaatschappij die ze op Sicilië hebben? Parks is een Britse schrijver die al dertig jaar in Italië woont. Hij spreekt vloeiend Italiaans, hij begrijpt de cultuur vast even goed als willekeurig welke Italiaan, maar hij blijft een buitenstaander – al is het maar doordat mensen als ze hem zien meteen zien dat hij een buitenlander is, en Engels met hem praten, en vragen waar hij vandaan komt. Italian ways  is een amusant boek wanneer je It

Uwe Timm. Vogelweide. Random House, 2013.

Ik weet het wel: dit boek zal de Duitse literatuurgeschiedenis niet ingaan. Het is een boek over de liefde, maar het gaat daarbij voor veel lezers teveel over het idee liefde. Allerlei aspecten van de liefde worden erin belicht: van internet-daten tot en met de middeleeuwse hoofse liefde, van het heilig idee van het huwelijk tot en met de one-night stand. Vogelweide is het verhaal van een man, Eschenbach, die een buitenechtelijke relatie begint met de vrouw van een bevriend echtpaar en daarbij alles verliest: niet alleen zijn vrouw, en de minnares, maar ook zijn bedrijf, zijn huis. Alleen de vriend van het bevriende echtpaar verliest hij ironischerwijs niet, die vriend probeert hem zelfs te helpen op een manier die me aan Grunberg doet denken, al kan ik niet goed uitleggen: hij biedt Eschenbach aan om zijn Saab te kopen om hem deze dan in permanente bruikleen te geven. Uiteindelijk neemt Eschenbach echter een baantje aan op een Rottumerplaat-achtig, onbewoond Waddeneiland, als vogel

Aletta H. Jacobs. Herinneringen van Aletta H. Jacobs. Amsterdam: Holkema en Warendorf, 1924. (DBNL)

Herinneringen van Aletta H. Jacobs, dat is nu een boek dat – in verkorte vorm – op iedere school verplicht zou moeten worden gesteld. Uit je hoofd leren, jongens en meisjes, om te begrijpen wat het is om mens te zijn. Wat een verhaal! In 1854 geboren in Sappemeer, wordt Aletta op haar veertiende van school gehaald omdat er voor meisjes geen vervolgopleidingen zijn – de HBS is alleen voor jongens. Zij ziet echter niets in een leven dat alleen bestaat uit huishouden, leert Frans en Duits en loopt daarna de hele tijd met Duitse boeken rond, ook tijdens het stoffen, zodat ze de hele tijd van alles omgooit. Haar vader, die volgens Jacobs' herinneringen heel betrokken was bij al zijn kinderen, merkt dat op, en probeert met haar een oplossing te vinden: wat zelfstudie, een toehoorderschap op de HBS. Voor Aletta is het echter duidelijk: ze wil leren! Ze moet leren! Ze zal leren! En dus wordt ze de eerste Nederlandse vrouw die een universitaire opleiding afmaakt, de eerste vrouwelijke art

Seneca. De lengte van het leven. Amsterdam: Athenaeum-Polak & Van Gennep, 2012 (ca. 50n.Chr.)

Vertaling: Vincent Hunink Een jachtig leven, almaar druk met van alles en nog wat, werk, pleziertjes – Seneca moest er niets van hebben. Beter kon je je tijd besteden met jezelf, met een contemplatief leven, met denken over de grote vragen van het leven. De mensen klaagden wel dat het leven zo kort was, maar daarin hadden ze ongelijk. Het leven was precies lang genoeg, als je het maar niet vermorste aan allerlei onzin, zoals een politieke carriere enerzijds, of drank en seks anderzijds. Wie het leven werkelijk leefde, was in contact met zijn eigen verleden en het verleden van de mensheid – en had dus tijd genoeg. Ja, ja. Het merkwaardige is dat Seneca eigenlijk nergens argumenten geeft waarom dat eigenlijk nodig is, 'werkelijk leven'. Oké, hij heeft wat anekdotes over mensen die een leven lang druk bezig zijn geweest en aan het eind van hun leven spijt hadden dat ze dat leven hadden vermorst. Maar wat zegt dat? Hoeveel mensen staan daartegenover die probeerden te cont

Johan Huizinga. Herfsttij der middeleeuwen. Gutenberg, 2005 (2014)

Ik heb iets gedaan dat sommige mensen gruwelijk vinden: de Gutenberg-versie van Herfsttij der middeleeuwen gelezen op mijn e-reader. De schrijver Marcel Möring schreef laatst nog afkeurende woorden over de gebrekkige verzorging van die e-boeken: wat een barbarij! Hoe kan iemand zoiets lezen, met al die rare afbrekingen, die pagina's die er zo raar uitzien! Mij interesseert het niet of nauwelijks. Ik heb de Herfsttij zelfs ook op papier, maar de elektronische versie was nu even handiger: ik las het boek terwijl ik op reis was. En ik ben na "Het is meestal de oorsprong van het nieuwe, wat onze geest in het verleden zoekt", de eerste zin van het 'voorbericht', al vergeten dat ik naar een klein grijs schermpje met iets donkergrijzer Times New Roman zit te kijken. De zinnen van Huizinga – die roepen inmiddels meerdere lagen van historisch besef op. Daar is de oorspronkelijke laag, die je nog steeds magistraal de Bourgondische veertiende en vijftiende eeuw in voert, t

Simon Critchley. How to stop living and start worrying. Conversations with Carl Cederström. Cambridge: Polity Press, 2010

Doe Ik ook eens een keer wat de TV mij opdraagt. Ik zag een programma waarin Stine Jensen Simon Critchley aanprees als 'een van de interessantste filosofen van deze tijd', dus haalde ik meteen het boek op van een elektronisch boekenstalletje dat ze daarbij omhoog hield: How to stop living and start worrying . Ik had nog nooit iets van Critchley gelezen, ongeletterd als ik ben, maar ik wist wel dat hij een Britse beoefenaar is van de zogeheten 'continentale filosofie'. Dat zijn natuurlijk de beste. Dacht ik. Maar wat valt dit boek dan tegen. Het wordt gepresenteerd als een inleiding in Critchleys ideeënwereld: in een serie vraaggesprekken gaat Carl Cederström met Critchley door zijn tot 2010 verschenen boeken heen. Misschien dat die eigenlijke boeken interessanter zijn, maar in de interviews maakt Critchley vooral de indruk iemand te zijn die goed Heidegger en Levinas kan samenvatten in zijn eigen woorden, waarbij fuck een van die eigen woorden is. Erg veel interessante

Simon Schama. The Story of the Jews. Finding the Words, 1000 BC-1492 AD. Haper/Collins, 2014.

Ik wist soms niet zo goed wat ik aan moest met deze geschiedenis van de joden tot het einde van de middeleeuwen. Het onderwerp vind ik interessant, daar ligt het niet aan. Dit boek krijgt overal waar ik kijk goede recensies. Simon Schama is een beroemde en vooraanstaande historicus. En ik kan ook echt de kwaliteiten van dit boek zien. Schama zoomt tijdens de geschiedenis steeds op individuele personen in – beroemde als Maimonides, maar ook veel minder bekende – en hij haalt daarbij allerlei verrassende dingen naar boven. Ik wist bijvoorbeeld niet dat Jahweh drieduizend jaar geleden een vrouw had, dat mannen en vrouwen in de sjoel zo'n tweeduizend jaar geleden waarschijnlijk door elkaar zaten, en dat die synagoges bovendien ruimhartig van mozaïeken waren voorzien, met allerlei afbeeldingen. Schama deconstrueert, kortom, zoals dat heet de joodse identiteit. Geen enkele traditie is echt drieduizend jaar oud en zo door Mozes aangedreven. Nee natuurlijk niet! Iedere menselijke oer

Willem Frederik Hermans. De tranen der acacia's. Amsterdam: De Bezige Bij, 2013.

De tranen der acacia's was misschien wel het eerste literaire boek dat ik ooit gelezen heb, dat moet nu ruim dertig jaar geleden zijn. Sindsdien heb ik het nooit meer ingezien. Ik herinnerde me natuurlijk nog wel dat verschillende personages in het boek met elkaar naar bed gaan. Wat ik me niet herinnerde, is dat De tranen der acacia's een boek is dat gaat over de vrouwelijke seksualiteit, of eigenlijk over de manier waarop een man die beleeft. De vrouwen in dit boek zijn bijna allemaal bedreigend, griezelig of opdringerig. Arthur Muttah leeft met zijn zus Carola en zijn oma in een huis in Amsterdam. Ze bedriegen of haten hem allebei, of in ieder geval denkt hij dat. Vrijwel alle andere vrouwen zitten achter hem of achter de andere mannelijke hoofdpersoon Oskar Ossegal aan: allebei de mannen gaan in het boek met een vrouw naar bed hoewel ze er eigenlijk geen zin in hebben, maar omdat de vrouw het graag wil, en ze bang zijn voor die vrouw. De enige vrouw van wie ze allebe

Giovanni Boccaccio. Decamerone. Amsterdam: Athenaeum-Polak & Van Gennep, 2009 (1353)

Vertaald door Frans Denissen Decamerone betekent 'tien dagen'. Ik heb er vijf jaar over gedaan om dit boek te lezen. Nu heb ik tussendoor weliswaar ook andere boeken gelezen, maar dit boek was in die tijd altijd wel in de buurt. Ik ga het nog missen – of niet, want ik houd het natuurlijk gewoon op mijn telefoon. Ik ben begonnen in een Duitse vertaling die ik nu ik dit schrijf niet bij de hand heb, maar ben op een bepaald moment overgestapt op het origineel in combinatie met de bijzonder prettige vertaling van Frans Denissen. Dat ik niet opschoot, was niet omdat het boek zo moeilijk is, of zo saai, of me tegenstaat. Integendeel, met de honderd verhalen die het boek telt – elke dag worden er tien verteld door een groep vrouwen en mannen die zich hebben teruggetrokken uit het door de pest getroffen Florence – wordt je langzaam een wereld ingetrokken: een wereld van de veertiende eeuw waarin totale hemele ordening van de wereld die Dante niet veel eerder had bezongen in zij

Jordan Ellenberg. How Not To Be Wrong. The Hidden Maths of Everyday Life. Penguin, 2014.

Hoe moet je een vak populariseren? Dat is een onderwerp waarover ik natuurlijk weleens nadenk; ik ben er bij betrokken als producent, als het om taalkunde gaat, en als consument, als het om wiskunde gaat. Wiskunde, en dan vooral getaltheorie, is een onderwerp dat mij als leek mateloos fascineert, waarbij de nadruk toch wel moet liggen op het lekendom. Ik heb nu toch al aardig wat boeken over wiskunde gelezen, maar ik kom bijna nooit een stap verder. Dat ligt er onder andere aan dat ieder boek weer van voren af aan begint, en dus nooit genoeg ruimte heeft om echt verder te komen. Ik zou dan misschien een 'echt' wiskundeboek moeten gaan lezen, maar ik heb geen idee welk boek dat zou moeten zijn. Ik ken de weg niet. Dit nieuwe boek van de Amerikaanse wiskundige Jordan Ellenberg is bij vlagen heel irritant. Dat komt onder andere doordat het zich min of meer in de traditie plaatst van de populaire economieboeken van het afgelopen decennium van het type freakonomics:  het gaat ov

Ernest van der Kwast. Mama Tandoori. Amsterdam: Nijgh en Van Ditmar, 2010.

Alweer een boek dat ik misschien niet gelezen zou hebben als de onvolprezen Luisterbieb  niet bestond: wanneer die app ooit geld gaat vragen (voor een groter aanbod, dat wel), dan weet ik niet hoe snel ik naar mijn portemonnee moet grijpen. Mama Tandoori  is een aardig boek. Het past op een bepaalde manier in een Engelstalige traditie van romans over Indiase personen – denk aan Salmon Rushdie, maar denk nog liever aan Adiga Aravind – die bigger than life  zijn: hysterisch, niet geneigd tot enige rede, maar wel tot het vertonen van gedrag dat de lezer laat lachen. Er is iets ongemakkelijks aan dat soort verhalen. Is dit niet een vorm van zelf opgelegd oriëntalisme, van mensen die weten hoe raar er door andere mensen ('westerlingen') naar hun cultuur wordt gekeken, die zelf misschien die verbaasde blik hebben geïnternaliseerd, en die nu alles maar als raar en exotische en magisch realistisch voorstellen omdat het verhaal zo makkelijker te accepteren zal zijn? Maar dan moet

Harry Mulisch. De aanslag. De Bezige Bij, 2007 (1982)

Het is maar minder dan drie jaar geleden dat ik De aanslag  voor het laatst gelezen heb (ik schreef er hier over), maar het stond nu als luisterboek in de luisterbieb- app van de bibliotheek, dus ik luisterde er nog een keer naar. En hoorde weer iets heel anders dan de vorige keer, kennelijk. Waar ik toen erg onder de indruk was van de literaire trucs die de schrijver uithaalt, viel me deze keer vooral een nogal uitgebreide passage op waarin Anton nadenkt over de vraag wat de relatie precies is tussen de verzetstrijdster Truus Coster met wie hij een nacht in een cel heeft gezeten nadat zij een collaborateur bij hem thuis had doodgeschoten, waardoor Antons familie bij wijze van represaille is vermoord, en zijn vrouw Saskia. Hij merkt ineens dat Truus lijkt op Saskia, of Saskia op Truus. Heeft hij in zijn vrouw onbewust Truus gezocht? Maar hij had Truus door het donker helemaal niet gezien! Saskia lijkt dus alleen maar op het beeld dat hij van Truus had. Nu was Truus ook nog weer de

Peter Unger. Empty Ideas. A Critique of Analytic Philosophy. Oxford: Oxford University Press, 2014.

Ik ben dit boek vooral gaan lezen omdat een vriendin van me zich er deze week heel boos over maakte. Niet dat die vriendin het boek gelezen had: ze had alleen dit interview met de auteur gelezen, waarin Peter Unger zich doet kennen als iemand die zichzelf vreselijk intelligent vond, veel slimmer dan vrijwel al zijn collega-filosofen. Maar de boosheid kwam vooral doordat die Unger zich nu, na een lange carrière met goedbetaalde banen in de analytische filosofie, ineens zo vreselijk begon af te geven op diezelfde filosofie zonder zijn baan op te geven. Ja, dat is allemaal leuk en aardig, maar dat stuk is natuurlijk maar een geschreven weergave van een interview, waarin een ironisch grapje zomaar ineens tot een teken kan worden van opgeblazen zelfingenomenheid. Dus moest ik dit boek lezen. En constateren dat het eigenlijk niet meer inhoud heeft dan het interview. Nee, de zelfingenomenheid staat er niet in: Unger beweert in het boek niet expliciet dat hij slimmer is dan zijn collega

Willem Otterspeer. De mislukkingskunstenaar. Willem Frederik Hermans. Biografie, deel I (1921-1952). Amsterdam: De Bezige Bij, 2013.

Over deze biografie is nogal mot ontstaan. Die mot is lastig te begrijpen voor wie dit boek leest: aan de ene kant van de mot had je figuren als Max Pam die de auteur Otterspeer verweten allerlei feitelijke foutjes te hebben gemaakt (Hermans heeft zijn paspoort een jaar eerder of later gehaald dan hier gezegd wordt). Aan de andere kant stond de auteur die beweerde dat een goede biograaf boven zulke nietigheden stond. Het eerste valt niet goed te begijpen omdat je denkt: waar maak je je druk om. Stuur de schrijver een briefje, dan verandert hij het in de volgende druk. Het standpunt van de biograaf valt anderszins moeilijk te begrijpen omdat er in deze biografie toch vooral in de eerste plaats een enorme hoeveelheid feitelijkheden over de lezer wordt uitgestort: welke punten de scholier haalde voor welke vakken, wanneer hij een meisje precies ging ophalen, welke boeken hij tijdens de hongerwinter las. Dat is allemaal heus interessant, maar groots en meeslepend wordt het niet. Nu ligt d

Thomas Nagel. Mind and Cosmos. Why the Materialist Neo-Darwinian Conception of Nature is Almost Certainly False. Oxford University Press, 2012.

Dit boek van de beroemde Amerikaanse filosoof Thomas Nagel heeft, net als een eerdere kritiek op de evolutietheorie door de al even beroemde Amerikaanse filosoof Jerry Fodor , veel kritiek over zich heen gekregen. Lees het internet er maar op na: er wordt nog net niet helemaal expliciet gezegd dat die Nagel nu wel echt een seniele oude man geworden is. Maar het scheelt niet veel. Wat vindt Nagel? Volgens hem zijn er grote problemen met het materialistische naturalistische wereldbeeld dat de meeste wetenschappers impliciet lijken aan te hangen: het idee dat de werkelijkheid uiteindelijk helemaal verklaard kan worden in termen van enorm complexe interacties tussen de kleinste fysieke deeltjes: scheikunde wordt tot natuurkunde, biologie wordt tot scheikunde, psychologie wordt tot biologie. Ook het menselijk bewustzijn is volgens dat wereldbeeld uiteindelijk alleen maar te verklaren uit de enorm complexe interactie van talloze elementaire deeltjes. Sommige van die problemen die Nagel n

Arthur Conan Doyle. A study in scarlet. 1887.

Dit eerste boek over Sherlock Holmes is een totale mislukking, en dat op een interessante manier: het laat zien hoe een genre ontstaat. In dit boek ontmoet Dr. Watson zijn kamergenoot Holmes voor de eerste keer, en is er meteen getuige van hoe deze een moord oplost. Een man ligt badend in andersman bloed dood in een kamer, en uit de omstandigheden ter plekke (het stof, de manier waarop het woord RACHE in bloed op de muur is geschreven, en dat soort details) leidt Holmes binnen de kortste keren af wat er aan de hand is: de man moet een Mormoon geweest zijn die zich vergrepen heeft aan een jong meisje. Dit was een wraakneming door de man een vergiftigde pil te laten slikken. Holmes blijkt ineens zelfs de naam van de man te weten. Dat is de eerste reden waarom A study in Scarlet  mislukt is: Holmes blijkt wanneer hij het raadsel ontsluiert ineens over allerlei kennis te beschikken waarover jij als lezer niet beschikt. Dat voelt als verraad. De tweede reden is dat er onmiddellijk nadat

Rogi Wieg. Afgekapt dichtwerk. Amsterdam: Inde Knipscheer, 2014.

Het eerste gedicht van de nieuwe bundel van Rogi Wieg heet 'takken die geen takken zijn' en fungeert als een soort  single  voor de bundel: hij duikt op allerlei plaatsen op. Dat is ook terecht, want het gedicht wordt een klassieker, wat ik je brom. Hier gaan generaties van geleerden, liefhebbers en schoolkinderen zich nog het poezelige hoofdje over breken: Takken die geen takken zijn Er zijn meer vragen dan liefdes en klanken in de kleine tuinen van gewone en ongewone mensen. Woorden zijn de nog niet verschroeide heksen die benoemen wie in dit leven anders is dan een wandelende tak. Woorden downloaden liefdes. Maar het blijft weinig werkelijkheid. Er blijven altijd meer vragen dan woorden, neem dat maar aan van het woord ‘dichter’. Het gedicht kondigt van alles aan uit de rest van de bundel; in de eerste plaats natuurlijk de moeizame relatie van taal met de werkelijkheid. Die taal neemt hier de vorm aan van 'woorden', die allereerst 'nog niet verschroe

Corrado Augias en Mauro Pesce. Inchiesta su Gesù. Chi era l'uomo che ha cambiato il mondo. Mondadori, 2006

Ik heb al heel wat boeken over Jezus van Nazareth gelezen, maar inmiddels is het geloof ik wel een beetje genoeg. Uit dit boek, dat geschreven is door de journalist Corrado Augias en de bijbeldeskundige Mauro Pesce, begon ik te begrijpen dat ik inmiddels wel zo'n beetje weet wat er te weten valt. Nu is dat ook niet zoveel. We hebben eigenlijk alleen de evangelieën, en een paar niet in de bijbel opgenomen teksten. Al die verhalen zijn minstens enkele tientallen jaren na Jezus' dood geschreven, en allemaal met een eigen politiek of religieus doel. Het aantal feiten waarover we zeker kunnen zijn, is dan ook beperkt: een man, die ergens begin jaren dertig door de Romeinen gekruisigd was, een joodse man met een radicale boodschap. Toch is Inchiesta su Gesù  weer een beetje anders dan de andere boeken die ik gelezen heb – bijvoorbeeld doordat het geen duidelijke en eenduidige interpretatie probeert te geven van wie Jezus is. De journalist Augias en de wetenschapper Pesce zijn al

David Hume. An Enquiry Concerning Human Understanding. 1748.

Wat kun je weten? Wat kun je zeker weten? Ach. Ik dacht te weten dat David Hume nu niet echt een filosoof voor mij was. Ik ben herhaaldelijk in Edinburgh geweest, ik heb er zijn beeld gezien. Ik vond het beeld lelijke en dacht dat Hume een wat minderwaardige zoon van die stad was: een empirist! Iemand die denkt dat we alleen de dingen kunnen weten door zintuiglijke waarneming! De vader van het meten is weten -achtige denken. Een domkop. Maar de laatste tijd hoorde ik toevallig verschillende mensen heel positief praten over Hume. En dus besloot ik zijn korte, min of meer populariserende boek An Enquiry Concerning Human Understanding  te lezen. Ik werd erdoor overweldigend, ik heb me al die jaren vergist. Vrijwel aan het begin van zijn Enquiry  grijpt Hume me meteen beet. Hij wijst erop dat een rechtstreekse ervaring altijd veel levendiger is dan bijvoorbeeld een herinnering aan die ervaring, of een voorstelling ervan. Ik kan me herinneren dat ik kiespijn had, maar zo heftig als die

Isa Hoes. Toen ik je zag. Artemis & Co, 2013.

Ik ken Isa Hoes. Een beetje. Of nou ja, ik heb op dezelfde lagere én dezelfde middelbare school gezeten in Den Bosch als zij. Een jaar zaten we zelfs in dezelfde klas – omdat de vierde en de vijfde waren samengevoegd in hetzelfde lokaal (bizar, ik weet eigenlijk niet meer precies hoe dat ging). Niet dat ik me veel van haar herinner, maar ze was toen al op de een of andere manier een soort beroemdheid, vanwege haar moeder die een tamelijk bekende politicus was in de stad en bovendien een nogal prominente aanwezigheid waar ze ook maar verscheen, en ook wel een beetje doordat Isa zelf de aandacht wist te trekken. Er moeten exemplaren zijn van de schoolkrant van het St. Janslyceum waar we allebei instaan – maar ik heb die niet. Ik kan niet zeggen dat ik Isa's carrière op de voet heb gevolgd. Ik heb ooit de eerste aflevering van Goede Tijden Slechte Tijden  gezien; daar heb ik het bij gelaten. Ik wist wel dat ze getrouwd was met een andere acteur uit die serie, en dat die acteur zelfm

Pieter Waterdrinker. De correspondent. Amsterdam: Prometheus, 2014.

Wanneer er in New York een blaadje van een boom valt, opent het Nederlandse 8-uurjournaal ermee. Van iedere gebeurtenis van enige omvang wordt uitgebreid verslag uitgebracht. Onlangs werd live  verslag gedaan van de herdenkingsdienst voor slachtoffers van de aanslag bij de marathon in Boston. Live ! Van een herdenkingsdienst! De rest van de wereld laat de mensen koud. Hoeveel lezen we over de bizarre, rijke wereld in het moderne Rusland? Hoeveel weten we over dat land? Pieter Waterdrinker woont al achttien jaar in dat land en doet in dit boek verslag van zijn belevenissen als correspondent voor verschillende Nederlandse media (die nooit met name genoemd worden) .  Het gaat daarbij meestal om de verhalen achter de krantenverslagen. Er is bijvoorbeeld een humoristisch verslag hoe hij met een winegums etende Duitse stagiaire in een taxi probeert Tbilisi te bereiken wanneer de spanningen tussen Rusland en Georgië zijn opgelopen, en een absurd detectiveverhaal waarin hij probeert te ach

Willem Frederik Hermans. Het behouden huis. Amsterdam: De Bezige Bij, 2012 (1952).

Het behouden huis:  het is oorlog, het is al heel lang oorlog, het is doodschieten of doodgeschoten worden. Dat alles is al meteen duidelijk vanaf de eerste bladzijde van deze roemruchte novelle van Willem Frederik Hermans. En zoals de dingen gaan: ik geloof dat ik alles gelezen heb van deze beroemde schrijver, maar deze beroemde novelle, misschien wel het beroemdste wat hij schreef, nou net niet. Het is een aangrijpend verhaal, een verhaal dat je beklemt doordat het je ertoe verleidt net zo opportunistisch te denken als de soldaat die de hoofdpersoon is. Heel lang kun je dat voor jezelf verantwoorden doordat die soldaat duidelijk aan de goede kant is: hij heeft immers aan het begin van het verhaal al meteen een hele serie vluchtende Duitsers doodgeschoten. Aan het einde van het verhaal zijn de rollen omgedraaid en blijkt hij – blijk jij, blijk ik – medeplichtig aan gruwelijker misdaden dan de Duitsers in het verhaal begaan. Wikipedia denkt  op gezag van allerlei vooraanstaande cri

Thomas Rosenboom. De rode loper. Amsterdam: Querido, 2012

In de laatste paar honderd bladzijden gebeurt het alsnog. Voor die tijd is De rode loper vooral een wat luchtig, af en toe zelfs kluchtig boek over een net iets te late hippie (in 1973 maakt hij de school af en besluit meteen in de wetenschap te gaan) die zijn hele leven blijft hangen in dat hippiedom; die eigenlijk nooit ergens iets mee bereikt en eindigt als een uitbater van een 'undergroundbioscoop' in Zevenaar, waar hij horrorfilms vertoont die hij van Cult Video in Amsterdam gehuurd heeft. Maar dan komt op het eind ineens Lena binnen. Lou, de hoofdpersoon, heeft dan al gemerkt dat hij iedere dag alleen zijn chili con carne zit te eten en dat dit eenzaam is. Hij heeft in zijn bioscoop een nieuw initiatief genomen, De rode loper: op zondagavond kunnen de mensen over een rode loper de bioscoop binnenlopen, terwijl buiten nepjournalisten hen staan te filmen en hun vragen toeschreeuwen. Binnen krijgen ze vervolgens de opname te zien die er buiten van ze gemaakt is. En daar do

David Van Reybrouck. Tegen verkiezingen. De Bezige Bij, 2013.

De politiek draait de laatste jaren aan de ene kant almaar om de gewone man, en soms zelfs om het volk , of nog sterker, het gewone volk.  Er wordt gesproken over een diplomademocratie, over een kloof tussen de hoger en de lager opgeleiden, over wantrouwen in de politiek, onbegrijpelijk wantrouwen. En al dat gepraat gebeurt door hoger opgeleiden, door intellectuelen terwijl de lager opgeleiden kennelijk niet veel beter weten te doen dan te stemmen op cynische schreeuwlelijken die niet veel beter weten te doen dan hen van de regen in de drup te helpen. Of thuis te blijven bij verkiezingen. Ook David Van Reybrouck is een intellectueel, maar hij komt met een interessante suggestie: dat het idee van een electorale democratie eigenlijk een tegenspraak is. Dat kiezen altijd betekent dat er een elite ontstaat, dat van de gekozenen, en dat het dus leidt tot een aristocratie. En dat het door de invoerders van de electorale democratie, zoals de voormannen van de Franse revolutie ook zo bedoeld

J.J. Abrams en Doug Dorst. S. Canongate, 2013.

S.  is waarschijnlijk het wonderlijkste én het meest vernuftig geconstrueerde boek dat ik ooit in handen heb gehad. Het bestaat uit een kartonnen doosje, waarin een bibliotheekexemplaar zit van het boek Ship of Theseus  van een zekere V.M. Straka. (Op het omslag zit een stickertje van de bibliotheek, in de binnenkant staat een lijst met stempeltjes wanneer de mensen die het leenden het moesten terugbrengen.) In het exemplaar staan, in verschillende kleuren geschreven, allerlei commentaren van twee literatuurstudenten, Jen en Eric, die op deze manier met elkaar corresponderen (ze zetten het boek steeds terug zodat de ander het kan ophalen). In het boek gestoken zitten allerlei briefjes, ansichtkaarten, een op een servet getekende kaart van de campus van de universiteit, enzovoort. Er lopen dan ook duizelingwekkend veel verhalen door mekaar heen. Er is dat boek van Straka, dat je op zich kan lezen en dan een wat wonderlijk avonturenverhaal vertelt over een man, S., die aan geheugenverl

Fik Meijer. Paulus. Een leven tussen Jeruzalem en Rome. Amsterdam: Athenaeum-Polak & Van Gennep, 2013 (2012).

De apostel Paulus kan geloof ik buiten de kerk op weinig sympathie rekenen. Waar menig niet-christen nog wel zou erkennen dat Jezus van Nazareth een interessante, komaan, zelfs een inspirerende figuur was, zou je dat over Paulus niet durven zeggen. Paulus was een gelijkhebber, een drammer, iemand die voor onze tijd nare dingen zei over vrouwen en homoseksuelen, iemand die van de anarchistische beweging van Jezus een kerk maakte. Ik wist weinig over Paulus, en om daar verandering in aan te brengen heb ik dit boek gelezen. Fik Meijer is een oudheidkundige die in dit boek eigenlijk niet veel meer doet dan de Handelingen der Apostelen in zijn eigen woorden navertellen, met af en toe een verwijzing naar de brieven van Paulus, en nog zeldzamer naar andere bronnen. De voornaamste toevoeging zijn soms wel wat erg lange beschrijvingen van allerlei plaatsen waar Paulus is geweest, inclusief van hoe die plaatsen er nu uitzien.  Paulus  is vooral een reisgids voor wie om de een of andere reden

Doeschka Meijsing. Over de liefde. Amsterdam: Querido, 2007

Over de liefde  is het verhaal van een vrouw die voor de derde keer in haar leven door een geliefde verlaten wordt na een langere relatie; een vrouw die ook haar vader verliest, en die op een onverwachte manier in contact komt met de lerares op wie ze als tienermeisje heimelijk verliefd was. Het is een mijmering, een lange, mooie, melancholieke mijmering over de liefde. Allerlei vormen van liefde komen er in aan de orde – de homoseksuele en de heteroseksuele, die voor je familie en die voor je vrienden, die van het kind en die van de rijpere mens –, worden met elkaar vergeleken. Het is een boek als een mooie dag in de vroege herfst, met een zon die al wat lager komt te staan en een gevoel dat treurig is en daardoor prettig. Over de liefde  is een onvergetelijk boek. Doeschka Meijsing was misschien wel de eerste literaire auteur van wie ik zelf een boek had: een uitgave van Robinson, als Salamander.  Hoe kwam ik eraan? Ik weet het niet meer. Ik wist niet zo goed wat ik met het boek aa

Jeroen Brouwers. Datumloze dagen. Amsterdam: Rubinstein, 2009 (2007).

Van Jeroen Brouwers heb ik maar weinig gelezen – genoeg om iedere keer te besluiten dat hij niet mijn soort schrijver is. In de ongeveer tien jaar dat ik dit weblog nu bijhoud, blijk ik slechts één keer over hem geschreven te hebben – niet bijster positief . Dat ik nu Datumloze dagen  las, is dan ook alleen maar omdat de Openbare Bibliotheken een app hebben waarop ze gratis wat luisterboeken aanbieden. Daar zit weinig bij dat me nu speciaal meer aantrok dan Jeroen Brouwers. Dus heb ik hiernaar geluisterd, en werd al snel het boek ingetrokken door de sonore stem van Jeroen Willems. En het speet me vervolgens niet. Datumloze dagen  gaat over een man die op zijn vijfentwintigste min of meer per ongeluk een jongen verwekt bij een vrouw van wie hij uiteindelijk niet houdt; die de jongen af en toe in de veertig jaar erna tegenkomt, zonder dat dit nu leidt tot erg warme gevoelens (integendeel); en die als hij vijfenzestig is op verzoek van die jongen helpt een einde aan zijn door een na

Rüdiger Safranski. Goethe. Kunstwerk des Lebens. Carl Hanser Verlag, 2013.

Ik heb mijn hele leven te weinig van Goethe gelezen. Ik geloof dat van geen enkele andere schrijver ooit het marmeren beeld mij teveel in de weg heeft gezeten als bij hem. Ja, ik ken enkele van zijn klassieke gedichten en sommige daarvan zijn mooi. Zijn Faust heb ik wel gelezen, maar daaraan ergerde ik me (ongetwijfeld vanwege mijn domheid). Tegelijk staat dat marmeren beeld er, en ik weet dat ik er iets mee moet doen in mijn leven. Dat ik niet om een schrijver van die statuur heen kan, dat ik beter moet begrijpen waarom hij zo groot gevonden wordt. Misschien dat ik het nog eens moet proberen na deze biografie, bijvoorbeeld met de Wahlverwandtschaften.  Het gekke is alleen dat ook deze biografie, net geschreven, door een alom gerespecteerde Duitse Denker und Dichter , me ook niet echt dichterbij Goethe gebracht heeft. Ja, hij wordt geschilderd met al zijn onzekerheden, zijn zwakheden, zijn vertederende trouw aan zijn dode vriend Schiller, zijn bizarre verliefdheid als 72-jarige vo