Posts

Posts uit 2004 tonen

Tsead Bruinja en Hein Jaap Hilarides. Droom in blauwe regenjas/Dream yn blauwe reinjas

Tsead Bruinja en Hein Jaap Hilarides. Droom in blauwe regenjas/Dream yn blauwe reinjas. Een keuze uit de nieuwe Friese poëzie sinds 1990/In kar út de nije Fryske poëzij sûnt 1990 . Amsterdam/Antwerpen: Contact, Ljouwert: Bornmeer, 2004. Tien jaar geleden kreeg ik de Spiegel van de Friese poëzie cadeau van iemand, voor mijn verjaardag, en heb die toen tijdens de kerstvakantie helemaal stukgelezen. Deze nieuwe bloemlezing wil heel expliciet een aanvulling zijn en een 'nieuwe generatie' dichters presenteren (onder die nieuwe generatie zitten overigens ook mensen die dit jaar vijftig geworden zijn). Droom in blauwe regenjas is in alle opzichten die ik bedenken kan een goede bloemlezing. Zo kun je er geen slecht gedicht in ontdekken. Er zijn wel gedichten die niet mijn smaak zijn, maar ook daarvan kan ik niet zeggen dat ze slecht zijn. Daarentegen staan er een heleboel ontdekkingen in. Van Elmar Kuiper wil bijvoorbeeld wel meer lezen, of van Anne Feddema, of van Nyk de Vries: moto

Louis Couperus. Van oude mensen, de dingen die voorbijgaan.

Louis Couperus . Van oude mensen, de dingen die voorbijgaan. Amsterdam: L.J. Veen, 1973 (1906). Kerstmis: Couperus lezen of herlezen! Deze keer was Van oude mensen aan de beurt. Ja, dit is een eerbiedwaardige traditie ook al ben ik er dit jaar pas mee begonnen. Ik ga het volhouden, want Couperus is toch zonder enige twijfel de beste Nederlandse romanschrijver ooit. Ik kan zelfs niemand verzinnen die er maar in de buurt komt. W.F. Hermans staat misschien op nummer 2, maar die heeft natuurlijk niet de stilistische verfijning, en ook niet het psychologisch inzicht om zulke verschillende mensen te kunnen beschrijven. Neem dit boek nu: intrigerend, melancholiek, precies. Af en toe zie je wat kunstgrepen van de feuilletonschrijver: omdat er zoveel familieleden beschreven worden, krijgen sommigen wel iets heel stereotieps, maar daar staat dan weer tegenover dat zelfs sommige bijfiguren fascinerende kantjes hebben — zoals de 'perverse' oom Anton, die ooit iets met een 'wasmeisje&

Fabrice Pliskin. L'Agent dormant

Fabrice Pliskin. L'Agent dormant . Paris: Flammarion, 2004. De eerste vijftig bladzijden van dit boek zijn prachtig. Een Franse Algerijn, Mohammed Bendjebbour, van een jaar of veertig vertelt er zijn treurige leven in, van een kind van een vermoorde verzetsstrijder dat een tijdje bij Fransen doorbracht, maar door hen weer verstoten werd, en vooral van een buschauffeur in een voorstad van Parijs die alle vernederingen die hij moet ondergaan niet meer aankan. Helaas komt Mohemmed na die vijftig pagina's een linkse zeventigjarige hoogleraar filosofie tegen, een zekere Jean-René Brideau, en dan moet het boek nog driehonderdvijftig pagina's, die ik eerlijk gezegd vooral heb doorgelezen uit solidariteit met de eerste vijftig, en in de hoop dat er daar nog iets van terug zou moeten komen. Die driehonderdvijftig pagina's zijn vooral een satire -- Brideau is een volkomen belachelijke, irreële figuur, iemand die met de mond enorme sympathie belijdt voor alle minderheden tegelijk

John Updike. The afterlife and other stories.

John Updike. The afterlife and other stories . London: Penguin, 1995 (1994). Met het lezen van deze bundel korte verhalen ging het zo: in het begin dacht ik 'Ha! John Updike! Wat een geweldige schrijver'. De eerste verhalen las ik met plezier, maar na een tijdje begon het me toch wel te vervelen: wéér een man van een jaar of zestig die terugkijkt op zijn drie huwelijken, op het geluk dat hij nooit gevonden heeft; die het huis van zijn moeder moet leegruimen nadat ze overleden is; die liever een Europeaan zou zijn, maar toch een Amerikaan is. Als op bladzijde 148 niet het verhaal Tristan and Iseult had gestaan, had ik het boek dichtgelegd -- een verhaal waarin hij humoristisch de anonieme en tegelijk sensuele sfeer beschrijft van het bezoek aan de mondhygiëniste. Zoveel stelt het verhaal nog niet eens voor, maar het is eens wat anders, en dat is wat een verhalenbundel toch wel moet bieden, een beetje afwisseling. Daarna komt bovendien een van de mooiste verhalen uit de bundel,

Amélie Nothomb. Biographie de la faim.

Amélie Nothomb. Biographie de la faim . Paris: Albin-Michel, 2004. De Waalse literatuur, daar wist ik nu echt helemaal niets vanaf. En daar is nu een beetje verandering in gekomen: ik heb in ieder geval het laatste boek van Amélie Nothomb gelezen. Dat maakt me natuurlijk nog niet meteen tot een kenner. Ik weet wel dat zij, Nothomb, geldt als een van de belangrijkste 'jonge' (ze is net zo oud als ik) schrijvers van dit moment, maar ik weet niet wat de titels van haar belangrijke boeken zijn. Deze 'biographie' lijkt me een tussendoortje, zij het wel een virtuoos tussendoortje. Het begint bijvoorbeeld briljant, met een beschrijving van het eiland Vanuatu, waar men nooit honger heeft omdat er overal eten is in overvloed. Daarna begint het eigenlijke 'verhaal', een autobiografische schets over de jeugd van de schrijfster waarin honger, zowel in een letterlijke als in een figuurlijke betekenis, een grote rol speelt: de jeugd eindigde met anorexia, maar begon met perio

Stephen Fry. The stars' tennis balls

Stephen Fry. The stars' tennis balls . London: Arrow Books, 2001. Waarom verzint iemand zo'n absurd verhaal? Een zeventienjarige Engelse jongen die naar Oxford zou gaan krijgt van een stervende man een brief die hij ergens moet bezorgen, maar een paar van zijn vrienden stoppen wat drugs in zijn jasje en geven hem aan bij de politie. Die vinden dan ook de brief, die van een terroristische organisatie blijkt te zijn. De ondervragende politieman komt er echter achter dat de geadresseerde van de brief zijn eigen moeder is. Hij verdonkeremaant het bewijs en stopt de jongen twintig jaar in een gekkenhuis. Daar ontmoet hij een oude man van wie hij negen talen leert, en techniek, en schaken en van wie hij bovendien enkele honderden miljoenen euro's erft. Daarmee zet hij een groot internetbedrijf op, en bovendien neemt hij bloederig wraak op zijn vrienden en de politieman voor hij, uit eigen vrije wil, weer teruggaat naar het gekkenhuis. Een van de thema's van het boek is: wat b

Knut Nærum. Glad ijs

Knut Nærum. Glad ijs . Breda: De Geus, 2004. Dit is een ongehoord grappig boek. Het komt niet vaak voor dat ik hardop om een boek lach -- maar bij Glad ijs is het me een paar keer gebeurd. Net als The plot against America is het een wat-als-boek. In dit geval: wat zou er nu gebeuren als Noorwegen en Nederland met elkaar in oorlog zouden raken in de nabije toekomst. Daar blijkt niet veel voor nodig te zijn: een val op een schaatsbaan tijdens een wereldkampioenschap en een ongelukkig treffen op de internationale wateren blijken genoeg te zijn om de spanning onder de bevolking flink te doen opleven. Vooral wat er in Noorwegen gebeurt wordt beeldend beschreven: mensen gaan spontaan hun Goudse en Edammer kazen verbranden, er verschijnen ingezonden brieven dat woorden als maalstroom maar niet meer gebruikt moeten worden, omdat het leenwoorden uit het Nederlands zijn, en stukje bij beetje wordt de toon steeds grimmiger, totdat zelfs de meest verlichte mensen alleen nog weten te vertellen &

Hafid Bouazza. Paravion

Hafid Bouazza. Paravion . Amsterdam: Prometheus, 2004. Waarom houd ik niet van sprookjes? Ik kan het mezelf niet goed uitleggen, maar het boek van Bouazza is duidelijk een sprookje. Een mythische familie, die zelfs in contact staat met heksen, vertrekt uit het ene mythische land naar het andere, maar kan in allebei niet aarden. Iedere lezer denkt bij het ene land aan Marokko en bij het andere aan Nederland, maar het zijn wel sprookjesversies van die twee landen. Ik kan zien dat het vakkundig is geschreven, dat het vast een buitenkansje is voor de liefhebber, maar ik ben uiteindelijk niet verder gekomen dan ongeveer op de helft. Toen had ik het genoeg geprobeerd van mezelf; en dat het niet gelukt is, ligt vast aan mij en niet aan de schrijver. Het enige waardoor ik het nog zolang heb volgehouden, waren de beschrijvingen van het eten: Merels en spreeuwen vulde zij met rozijnen en noten en ze diende ze geroosterd of gebraden op met gekookte kweeperen waarin ze de veren stak, zodat ze veel

Philip Roth. The plot against America

Philip Roth. The plot against America . London: Jonathan Cape, 2004. Sinds The human stain noem ik mezelf tegenover wie het horen wil een bewonderaar van Philip Roth. Nu is er een nieuw boek verschenen dat allerwege geprezen werd, en dat lijkt me terecht, want dit is de beste roman van dit jaar, ik zal er geen doekjes om winden. Roth beschrijft hoe de jaren 1940-1942 verlopen waren voor het jongetje dat hij was en het joodse gezin waarin hij leefde als niet Roosevelt maar de antisemitische vliegenier Lindbergh de presidentsverkiezingen gewonnen had. Er is niemand die zo goed kan beschrijven hoe gebeurtenissen in de grote politiek van invloed kunnen zijn op het alledaagse leven -- hoe mensen hun best kunnen doen om alles normaal en prettig en kalm te houden, maar de buitenwereld uiteindelijk toch alles kan verpesten. Dat vond ik al vanwege de Human stain , maar nu laat Roth ook nog zien dat hij kan beschrijven hoe een jongetje denkt en voelt als hij ziet dat om hem heen de wereld gek

Arnon Grunberg. Grunberg rond de wereld

Arnon Grunberg. Grunberg rond de wereld . Amsterdam: Nijgh & Van Ditmar. Het is mijn lot een tijd- en taalgenoot van Arnon Grunberg te zijn -- een gelukkig lot, dat wel, maar het betekent ook dat je redelijk wat tijd moet uittrekken om te lezen wat hij allemaal geschreven heeft. Nu Grunberg rond de wereld weer, dat dit voorjaar verscheen en stukken verzamelt die hij in de afgelopen jaren voor NRC Handelsblad schreef. Ik ben blij dat ik het nu gelezen heb, het heeft een heleboel dingen duidelijk gemaakt. De stukken worden als autobiografisch gepresenteerd, en ze zullen vermoedelijk ook een autobiografische basis hebben, maar dat is het belangrijkste niet. Het belangrijkste is dat je in dit boek allerlei details uit zijn romans ziet opduiken. Zo blijkt de moeder van Grunberg op haar Zwitserse hotelkamer een dompelaar te hebben -- het ding dat zo'n belangrijke rol speelt in Gstaad 95-98 , wordt er in Atlanta City onderzoek gedaan in een casino voor een verhaal dat wel uiteindeli

Gerrit Krol. Rondo Veneziano

Gerrit Krol. Rondo Veneziano . Amsterdam: Querido, 2004. Gerrit Krol krijgt een eredoctoraat van de VU, las ik toevallig vanmorgen. Dat stemt tot grote tevredenheid. Niet alleen omdat Gerrit Krol niet genoeg geëerd kan worden, maar ook omdat de hoofdpersoon van zijn laatste boek, Rondo Venziano getekend wordt door het feit dat hij te midden van een gezelschap van zeer- en hooggeleerden geen titel draagt. En die hoofdpersoon heet weliswaar J.J. Pipper, maar hij toont weer zoveel verwantschap met de andere hoofdpersonen van Krol dat hij kan staan voor de hele denkwereld van die auteur. Helaas, helaas heeft Krol gezegd dat Rondo Venziano waarschijnlijk zijn laatste boek zal zijn, omdat zijn ziekte het hem moeilijk maakt verder te schrijven. Opvallend genoeg zou je als je dat niet wist vermoeden dat dit een tussendoortje was, het boek is zo licht en zo opgewekt. Pipper raakt verzeild op een congres waar allerlei geleerden en schrijvers van naam confereren over onderwerpen die Krol altij

Menno Wigman. Dit is mijn dag

Menno Wigman. Dit is mijn dag . Amsterdam: Prometheus, 2004. De recensenten die ik over deze bundel gelezen heb, waren allemaal lovend; en dat is terecht. Maar ze denken ook allemaal dat Wigman een negentiende-eeuwse poète maudit ; en dat is onzin. Wel is Wigman een muzikale dichter, en zijn gedichten zijn bijna liedjes, ze zouden eens door iemand op muziek gezet moeten worden: Nichtje, wild honingnichtje, hoe we speels langs tafelpoten kropen, pumps en laarzen beslopen, steeds naar veters grepen, stout stout nichtje, blond je vlechten en van snoep je mond, die sloep, die zomer en dat meer waar ik het raadsel van je mond uitvond, Of zing eens mee met: Ik ken de droefenis van copyrettes,   van holle mannen met vergeelde kranten, bebrilde moeders met verhuisberichten, de geur van briefpapieren, bankafschriften,   belastingformulieren, huurcontracten, die inkt van niks die zegt dat we bestaan (maar nee, alle zangers moeten weer zo nodig hun eigen belachelijke teksten schrijven). (trouwen

Stéphane Million. Bordel numéro un. Ouvert à tous

Stéphane Million. Bordel numéro un. Ouvert à tous . Paris: Flammarion, 2003. Als ik het goed zie, is dit de eerste aflevering van het literaire tijdschrift Bordel -- of is het nu een eerste proeve van the-best-of? In ieder geval geeft het een overzicht van een nieuwe generatie van Franse schrijvers. Ik kende er maar één van: Frédéric Beigbeder . Die levert hier een saai schoolkrantjesinterview met Catherine Millet, heel populair vanwege haar boek waarin ze beschrijft hoe ze het met honderden mannen doet; daar gaat het interview ook over. Sowieso gaan heel veel verhalen in dit boek over seks. Ja, nogal logisch, met zo'n titel, zou je kunnen denken (maar het woord is ook een soort algemene krachtterm in het Frans). Heel interessant wordt het er allemaal niet van. Jérôme Attal, Éric Benier-Bürckel, Paul-Éric Blanrue, Pascal Bories en al die anderen: er zit geen naam bij die ik ga onthouden -- daar staat dan tegenover dat ik in ieder geval veel vieze woorden in het Frans ken. Wel een

Peter Sloterdijk. Die Verachtung der Massen

Peter Sloterdijk. Die Verachtung der Massen. Versuch über Kulturkämpfe in der modernen Gesellschaft. Frankfurt a.M.: Suhrkamp, 2000. Ik snap hier helemaal niks van. Ik heb het boek van voor naar achter geprobeerd te lezen, maar ik heb er maar weinig van begrepen. Het gaat over de manier waarop over de massa gedacht is en wordt: hoe moeilijk het is om daarover na te denken zonder te vervallen in geslijm of al dan niet verholen minachting. Maar er worden nog een heleboel andere dingen gezegd, en ik heb geen idee wat dat zijn. Hoe zit dat nu? Ben ik er te dom voor? Wie weet. Je zou ook kunnen zeggen dat ik onvoldoende getraind ben om dit soort dingen te kunnen plaatsen. Voor zover de dingen die hier gezegd worden waardevol zijn, zou je dat kunnen betreuren. Maar ik heb te weinig begrepen om zelfs dat maar te kunnen inschatten.

Ronald Giphart. Ik ook van jou

Ronald Giphart en Bert Natter. De beste schrijver van Nederland . Utrecht: Kwadraat, 1995. Ronald Giphart. Ik ook van jou . Amsterdam: Nijgh & Van Ditmar, 1992. Wim Daniëls. Giphtaal. De woordvondsten van Ronald Giphart. Amsterdam, Podium, 2004. De redenen waarom ik deze boeken van de Leidse Universiteitsbibliotheek leende, zijn een beetje ingewikkeld. Laten we het erop houden dat ik ze nodig had 'voor onderzoek'. Maar ik had nog nooit iets van Giphart gelezen, en ik besloot dat er aan die staat maar eens een einde moest komen. Nu, ik kan kort zijn. Ik begon met het boekje van Daniëls en dat is misschien niet de beste introductie op het genre. Het bestaat voornamelijk uit een lijst met termen uit het oeuvre en dat levert dan trouvailles op als literautisten 'Schrijververeerders die literaire manifestaties bezoeken en daar dan laten merken hoe goed ze het werk van hun favoriete schrijver hebben gelezen'; literijr 'Gezellig literair'; literreur 'Schrij

Ingmar Heytze. Nietzsche schrijft een laatste vers

Afbeelding
Ingmar Heytze. Nietzsche schrijft een laatste vers. Gedichten over filosofen . Amsterdam: Podium, 2004. "Mogelijk zal mijn werkwijze sommige lezers tegen de borst stuitten", schrijft Ingmar Heytze in het nawoord bij deze bundel, "als flauw of respectloos." Hij heeft in dit boekje de gedichten bijeengebracht die hij schreef voor Filosofie Magazine . Elk gedicht behandelt een denker (Schopenhauer, Sloterdijk, Pythagoras, Montaigne, enz.). Flauw of respectloos zijn de gedichten soms wel, maar dat stuit mij niet zo tegen de borst. Wel is het heel duidelijk dat dit voor Heytze een soort tussendoortjes zijn geweest: de gedichten zitten geheid in elkaar, maar worden zelden echt mooi of dichterlijk. "Het voelde elke keer alsof ik een spreekbeurt aan het voorbereiden was, maar dan met een gedicht als uitkomst." Veel gedichten zouden zo in de bloemlezing van Komrij kunnen, als voorbeelden van moderne rederijkerij. Het gedicht over Sextus Empiricus bestaat helemaal

J.A. Deelder. Zonder dollen

J.A. Deelder. Zonder dollen . Amsterdam: De Bezige Bij, 2004. Een curieus boekje, ik weet niet zo goed wat ik mee aanmoet. Het lijkt wel een jazzimprovisatie, met een paar thema's die in steeds net iets andere vorm terugkeren: flauwe grappen, citaten, T.S. Eliot-achtige mysterieën buitelen over elkaar heen. Een van die thema's is een soort Algemeen Plattelands-Dialect (dat misschien gesproken wordt door twee honden). Op p. 25: "Zugst wel?" "Wadde?" "Mien hollozie is stukkent" "Zie je wel?" "Wat?" "M'n horloge staat stil" Op p. 38: "Waar ga je heen met die hond?" "M'n horloge uitlaten" "Wo gaode hien miedem houn?" "Mien hollozie uutlao'n" Als zugst iets is, is het Limburgs; gaode is Brabants; stukkent is Zuid-Hollands, en zo wordt hier een nieuw taaltje geschappen, het anti-Rotterdams, het tegenovergestelde van Het was de blues Het is de blues Het blijft de blues om

Arnon Grunberg. De joodse messias

Arnon Grunberg. De joodse messias . Amsterdam: Vassalucci, 2004. Wat een huiveringwekkend, wat een adembenemend boek is dit! En wat wordt het door sommige mensen toch totaal anders gelezen dan hoe ik het begrijp. In Het Parool las ik dat dit boek een grote grap was. En ook in Trouw stond helaas een stukje vol van onbegrip, of wanbegrip, of hoe noem je dat. Natuurlijk, ik zie ook wel dat er een aantal heel grappige zinnen in staan (op bladzijde 462 zegt zijn joodse minnaar tegen de hoofdpersoon, die inmiddels premier van Israël geworden is: 'Xavier, rustig nou. Die meneer van de Hamas is niet geïnteresseerd in de Rietveld Academie, die meneer is hier gekomen om over een bestand te praten.') Maar ik vond het boek als geheel nauwelijks een grap, zoals veel van de recensenten, laat staan een mislukte. Ik vond het om te huilen en om te gruwelen en om over na te denken. In veel recensies, zowel positieve als negatieve, wordt Grunberg met allerlei andere schrijvers vergeleken: W.F. H

K. Michel. Kleur de schaduwen

K. Michel. Kleur de schaduwen . Amsterdam/Antwerpen: Augustus, 2004. Er zijn maar weinig dichters die ik zo volg, dat ik speciaal naar de boekwinkel ga als er een nieuwe bundel van is. K. Michel is er wel een van. Ik las in de krant een interview met Michel verschenen was, en sindsdien ben ik zelfs een paar keer naar de boekwinkel gegaan om te kijken tot ik het uiteindelijk mee naar huis kon nemen. En daar raakte ik een beetje teleurgesteld, maar dat is achteraf vooral omdat ik enkele van de beste gedichten al kende, omdat ze al her en der verschenen waren (bijvoorbeeld in de bundel over de hofvijver ). Maar bij nadere beschouwing staan er toch ook wel een paar nieuwe gedichten in. Vooral de prozagedichten vind ik goed: 'Als bootjes in het donker' bijvoorbeeld. Sommige gedichten zijn trouwens wat flauw. vind ik. Er staan wat 'ready-mades' in, en ik houd geloof ik niet zo van ready-mades (daarvan zijn er op internet al genoeg). Maar een flauw gedicht vind ik dan toch we

Martin Walser. Tod eines Kritikers

Martin Walser. Tod eines Kritikers . List: 2003 (2002). Een beroemde Duitse literair criticus wordt vermoord nadat hij eerder op de avond in zijn populaire tv-programma een boek van een schrijver afgekraakt heeft. Die schrijver wordt verdacht, maar een andere schrijver probeert zijn onschuld te bewijzen. Tot blijkt dat de criticus helemaal niet vermoord is, maar zich een tijdje heeft teruggetrokken met een geliefde. Dan blijken de twee schrijvers ook nog eens één en dezelfde persoon te zijn. Een aardig boek over de machteloze woede die je kunt voelen als je als schrijver na jarenlang werk om showtechnische redenen op de tv wordt afgebrand, zou je kunnen zeggen. Dat is het ook, al wordt er wel erg veel geleuterd, en worden er soms om mij niet helemaal begrijpelijke redenen ineens weer nieuwe personages ingevoerd. (De verdachte schrijver eindigt in het gekkenhuis. Daar ontmoet hij een gek, Mani Mani. Van die gek krijgen we vervolgens een pagina's lange monoloog te lezen. Waarom?) Ik

Rudie Kagie. Boudewijn Büch. Verslag van een mystificatie

Rudie Kagie. Boudewijn Büch. Verslag van een mystificatie . Amsterdam: Prometheus, 2004. Boudewijn Büch heeft zijn hele leven verzonnen. Hij vertelde zijn beste vrienden dat hij een zoontje had dat op zesjarige leeftijd was overleden; dat hij twee keer was afgestudeerd, of drie keer; dat zijn vader in de oorlog gevlucht was uit Duitsland, of Polen, of Rusland. De 'biografische schets' van Rudie Kagie gaat dan ook meer over wat Büch niet heeft meegemaakt dan over wat hem wel is overkomen. Dat laatste was ook iets minder spectaculair: schrijven, schrijven, schrijven, tot je er bij neervalt. En vriendschappen opzeggen, en onmogelijk zijn. Ondanks al zijn charmes was Boudewijn Büch volgens dit boek een onaardige man, die zeker de laatste jaren alleen nog geïnteresseerd was in geld om zijn verzameling uit te breiden. (Ik weet nog dat een kennis me een jaar of acht geleden vertelde dat hij Büch had gevraagd om iets te presenteren voor een sympathiek project om de klassieke Nederlan

Ben Elton. Popcorn

Ben Elton. Popcorn . London: Black Swan, 2003 (1996). Een filmregisseur krijgt een Oscar voor films waarin bij wijze van semi-kunstzinnig amusement op een bloemrijke manier gemoord en gemarteld wordt. In de nacht die daarop volgt wordt hij ineens geconfronteerd met twee mensen die fan zijn van zijn films en zelf inmiddels ook al tientallen mensen op een willekeurige manier van het leven hebben beroofd. En ze willen dat hij op de tv gaat uitleggen dat dit allemaal zijn schuld is! Dit is een amusementsboek zoals een amusementsboek hoort te zijn: grappig (hoewel niet 'hilarious' zoals het omslag beweert) en strak. En tegelijkertijd wordt je aan het denken gezet over een op het eerste gezicht volkomen uitgekauwd onderwerp als: hoe lollig is al dat geweld in de films van, zeg, Quentin Tarantino? Waarom wil iedereen zo graag slachtoffer zijn en wil niemand de verantwoordelijkheid nemen voor zijn daden? En als iemand op de tv zou zeggen: als binnen 90 seconden niet iedereen de tv heef

Frédéric Beigbeder. Windows on the World

Frédéric Beigbeder. Windows on the World . Paris: Bernard Grasset, 2003. Wat is er gebeurd in de 'eerste toren' van het New Yorkse WTC tijdens de ongeveer twee uur tussen het moment dat het vliegtuig ernaar binnen vloog en het moment dat die toren instortte? Niemand weet het precies, want niemand kan het navertellen. In Windows on the World , genoemd naar het restaurant dat bovenin de toren gevestigd was, probeert Frédéric Beigbeder het zich voor te stellen. Het boek bestaat uit 120 hoofdstukjes die allemaal als titel een minuut hebben tussen 8:30 en 10:29. In de even hoofdstukjes is een (verzonnen) jonge, gescheiden Texaanse vader aan het woord die met zijn zoontjes in de toren was gaan ontbijten. In de even hoofdstukken een schrijver Beigbeder die dit allemaal probeert te bedenken en te begrijpen. Het einde staat vanaf het begin vast: de vader en zijn zoontjes gaat het niet overleven, want niemand heeft het overleefd. En de schrijver wordt een gelouterder mens. 'J'ig

Maarten 't Hart. Lotte Weeda

Maarten 't Hart. Lotte Weeda . Amsterdam/Antwerpen: Arbeiderspers. Ik weet niet wat er in me gevaren is, maar ook dit boek was weer 'spannend', hoewel de spanning nu ook weer niet echt om te snijden is. De recensenten die ik over dit boek gelezen heb, waren het allemaal met elkaar eens: dit boek zit goed in elkaar, Maarten 't Hart drijft een beetje de spot met zichzelf (door van zijn hoofdpersoon een soort karikatuur-Maarten te maken, met zijn obsessies voor vreemde plantennamen, het calvinisme, vrouwelijk schoon en wat niet al). En daar hebben die recensenten dan gelijk in. Het boek heeft trouwens nog wel iets gemeen met al die andere spannende boeken die ik de laatste tijd gelezen heb: dat ze gaan over de spanning tussen waan en werkelijkheid. Maar misschien is dat ook wel de definitie van 'spannend'.

Kees 't Hart. Ter navolging

Kees 't Hart. Ter navolging . Amsterdam: Querido, 2004. Een jonge promovendus wil in zijn onderzoek het werk van zijn vader overdoen. Die vader wilde in de jaren vijftig een roman schrijven over Betje Wolff en Aagje Deken. De zoon wil dat aan het begin van de eenentwintigste eeuw overdoen door een 'netwerk'-studie te doen naar de achtergronden van de schrijfsters. Hij denkt daarbij te stuiten op allerlei merkwaardige praktijken waar die ogenschijnlijk zo brave dames zich mee bezighielden: pornografie, revolutie, aardappelsmokkel, illegale loterijen. Ondertussen heeft hij nog van alles aan de hand met de dochter van zijn promotor; binnen twee maanden wordt hij zeer verliefd op haar én bedriegt hij haar. Het boek heeft in alle opzichten een happy end . Als ik een beetje smokkel was dit niet zo'n spannend boek hoor. De eventuele misdrijven zijn in ieder geval heel onschuldig: vervalsing in archieven, overspel, dat soort werk. Maar wat een boek! Bij tijd en wijle is het hee

I.L. Pfeijffer. Het grote baggerboek

Ilja Leonard Pfeijffer. Het grote baggerboek . Amsterdam: De Arbeiderspers, 2004. Alweer een spannend boek! Het houdt ook maar niet op met de moord en doodslag in de letterkunde. En ook deze keer is de werkelijke dader uiteindelijk weer een intellectueel natuurlijk, een 'professorandus' volgens zijn slachtoffer, een baggeraar die zelf juist verdacht wordt van misdrijven, die zich uit in een wonderlijk taaltje -- een vleugje Rotterdams vermengd met veel verhaspelde staande uitdrukkingen. Ook de psychiater is vooral een taalspel, iemand die zich dan juist weer heel erg dor weet uit te drukken. En alles bij elkaar is het dan ook meer een lang gedicht van Ilja Pfeijffer dan een spannend boek. Ook in zijn gedichten experimenteert Pfeijffer regelmatig met de taal van Haagse Harry, van de mannen met de gouden kettingen en het weelderige borsthaar. Gek genoeg is hij de enige schrijver die ik ken die op zo'n schaal probeert iets met die taal te doen in de literatuur. Terwijl dat we

Marja Brouwers: Casino

{P} Marja Brouwers. Casino . Amsterdam: De Bezige Bij, 2004. Ik was dit boek gaan lezen vanwege een bewonderend interview in de Groene Amsterdammer , waarin ook nog allerlei jubelende recensies werden aangehaald, net als op de achterflap van de (vierde) druk die ik heb gekocht. Ik had dus het mooiste boek van de afgelopen jaren verwacht, en daarin werd ik teleurgesteld. De essayistische passages tussendoor stoorden me. Als zij op zichzelf hadden gestaan had ik ze meteen overgeslagen -- een essaybundel waarin deze generaliserende toon werd aangeslagen zou ik nooit hebben uitgelezen. Nu wekten ze bovendien door de heel algemene toon bovendien wel heel erg de indruk dat er ook in het verhaal zaken werden gezegd met een grotere, algemenere geldigheid, over de mens, of op zijn minst over de tijdgeest. En dat kon het verhaal niet dragen. Het best kun je Casino waarschijnlijk lezen als een satire, maar dan een die er niet per se op uit is grappig te zijn. In essentie gaat het boek over twe

Saskia Noort: De eetclub.

{P} Saskia Noort. De eetclub . Amsterdam: Anthos, 2004. Alweer een spannend boek. Maar nu houd ik er ook voor een tijdje mee op, denk ik. Ik heb dit boek in een paar uur uitgelezen, niet tot mijn verdriet, maar ook niet tot mijn grote vreugde. Het is niet slechter dan het werk van andere thrillerauteurs, zoals Tomas Ross. Maar ik houd niet zo erg van het genre, en dit is wel een beetje erg duidelijk volgens een succesconcept gemaakt: heel herkenbaar, en toch eng. Zoiets. Het gaat over de volkomen absurde problemen waar sommige mensen kennelijk mee worstelen: dat ze het enorm luxe vinden om courgettes te eten en tegelijkertijd hun man (die de courgettes aanlevert) graag ontrouw willen zijn. De stijl is ook zo: het vliegt niet hoog, maar het vliegt ook maar een enkele keer uit de bocht: als ze een man wil beschrijven die te dik is, zegt ze dat hij overgewicht heeft. Dat is potsierlijk.

Tomas Ross: De zesde mei.

{P} Tomas Ross. De zesde mei . Amsterdam, De Bezige Bij, 2004 (2003). Ik houd niet zo van 'spannende' boeken, maar ik lees nu eenmaal elk boek dat er over het verschijnsel Pim Fortuyn verschijnt. Omdat ik dat nog steeds niet begrijp. Wat is er ruim twee jaar geleden nu eigenlijk gebeurd? Tomas Ross geeft antwoord op die vraag, maar op een andere manier dan ik bedoel. Het gaat hem vooral om het waarom van de moord. En hoe tragisch die ook was, die interesseert mij toch wat minder. Ik kan er niet veel meer in zien dan de actie van een gestoorde enkeling. Op de vraag die mij wel nog steeds bezighoudt -- wat was dat toch met de opkomst van Fortuyn en waarom had niemand die zien aankomen -- wordt door dit boek geen antwoord gegeven. Wel wordt er een heel plausibel en, moet ik toegeven, spannend verhaal gepast dat heel kunstig in het bekende verhaal over Fortuyn past. Zoals het hier beschreven wordt, zo had het (ook) kunnen zijn. Het boek is wel een beetje snel geschreven, en er zitt

Peer Wittenbols. Kop van het hoofd.

{P} Peer Wittenbols. Kop van het hoofd. Een Brabants continüm. . Amsterdam: De Arbeiderspers, 2004. Op een bepaalde manier lijkt deze bundel wel op die van Ter Balkt: maar minder geleerd, luchtiger, Brabantser. En meer in spreektaal. Wittenbols schrijft gedichten die ook monologen zouden kunnen zijn. Je bent er sneller mee klaar dan met Ter Balkt, maar daarin heb je dan toch ook wel veel plezier beleefd: Omtrent mol 2 Mollenschrik met ultrasone signalen houdt u de mollen van uw land te hoog voor het menselijk oor Een voorstel: koop Mollenschrik koop een kleine weide zorgvuldig afgeregelde sensoren op strategisch gekozen plaatsen in de grond steken. Koop een mol laat hem vrij op uw weide. Bliebblieb (Graaf en Keer!) Bliebbliebblieb (Graaf en Stijg!) Bliebbliebbliebblieb (Graaf en Daal!) Blieb-Bliieep-Bliep (En Rechtdoor!) dat mathematische patronen ontstaan of de steelpan of de naam van uw minnares die Mia heet en die 's nachts van een ander is. Het is tegelijkertijd een soort grap

H.H. ter Balkt. Anti-canto's en De Astatica

{P} H.H. ter Balkt. Anti-canto's en De Astatica . Amsterdam: De Bezige Bij, 2004. Anti-canto's is een heel goed gekozen titel voor de bundel van H.H. ter Balkt, want deze gedichten doen van alles, maar zingen doen ze niet. Hoewel ze soms dan wel weer een refrein hebben. Anti-Canto 8 1/2 bijvoorbeeld: Sjing Boem* Klompendreun Lachzak Of Anti-Canto 37: De nachtgaal zingt en de brandnetel zwijgt Dat laatste verwijst vast terug naar het anonieme motto (van '1 juli 2001') van Anti-canto 12: Ik loop liever door brandnetels dan dat ik poëzie lees, laat staan schrijf. Het is eigenlijk voor het eerst dat ik dit soort moderne gedichten met zoveel aandacht en ja, misschien wel, plezier, lees. Eliot, Pound, of dat soort Canto-schrijvers met al hun voetnoten, daar snap ik niets van. Maar misschien moet je zoiets ook eigenlijk alleen lezen van een dichter die wat naderbij staat, in taal en tijd. Ik ben er nog wel even mee bezig.

Kees van Kooten. Levensnevel.

{P} Kees van Kooten. Levensnevel . Amsterdam: De Bezige Bij, 1999. Een palindroom als titel: brrrrrrrb! Maar bij Kees van Kooten kan het kennelijk wel. Net zoals hij het zich kan permitteren om af en toe flink sentimenteel te zijn over zijn moeder, of een veel te lang verhaal op te nemen over een missionaris. Het levert ondanks alles toch een mooi en prettig boek op. Het allergrappigste is misschien nog wel dat er her en der van die serieuze boekverslagen van middelbare scholieren over dit boek verschijnen; die kinderen kennen Van Kooten eigenlijk al niet meer van de tv, en ze gaan vlijtig op zoek naar motieven en stijlkenmerken, zoals ze dat op school hebben geleerd ("Na het lezen van de achterkant vond ik het boek niet zo leuk. Ik had iets van, dit moet ik leuk gaan vinden, omdat zoveel mensen hem leuk vinden. Iets wat natuurlijk nergens op slaat. Het is toch een kwestie van smaak.&quot). Maar wat schieten die kinderen op met dat gezoek? Zou er ooit iemand op deze manier

Ad Zuiderent (red.) De 100 beste gedichten van 2003.

{P} Ad Zuiderent (red.) De 100 beste gedichten van 2003 . Amsterdam: Arbeiderspers, 2004. Als dit de 100 'beste' gedichten van vorig jaar waren, dan was vorig jaar geen gedichtenjaar voor mij. Heel erg opgewonden werd ik er niet van. Al kan dit natuurlijk ook komen doordat ik al enkele bundels gelezen had (Stitou, Harmens, Otten, Peeters). Toch ben ik vooral geneigd de 'schuld' te leggen bij de bloemlezer, bij Ad Zuiderent. Dat komt door de inleiding, die wel zo'n enorme gezapigheid uitstraalt, dat het al bijna niet meer goed kon komen tussen mij en de bloemlezing. Zuiderent komt bijvoorbeeld op voor de poëzie van oudere mannen! Jawel. De oudjes doen het nog best, maar waarom zouden ze een verdediging nodig hebben? Worden ze heftig aangevallen? En zo ja door wie? Nou moet ik ook wel weer toegeven dat het grappigste gedicht van (bijna) de oudste man komt, van L. Th. Lehmann (eigenlijk vind ik alleen de eerste strofe echt grappig, dus die citeer ik dan maar): Homeris

Margaret Atwood. The Blind Assassin.

Margaret Atwood. The Blind Assassin . London: Virago, 2004 (2000). Voor de grap gebruik ik weleens de volgende definitie van een 'vrouwenboek': een boek waarin het belangrijk is dat de hoofdpersoon een zus heeft. Relaties zijn belangrijk in zulke boeken, en familierelaties en relaties tussen vrouwen al helemaal. Het is een beetje een flauw grapje aan de ene kant, maar aan de andere kant passen een heleboel vrouwenboeken erin. The Blind Assassin past in deze definitie, en is het ook door een vrouw geschreven, maar is het op andere manieren toch ook weer niet een echt vrouwenboek — ik bedoel natuurlijk eigenlijk vooral het soort boek dat door een kook- en leesclubje gelezen wordt en daarna besproken voor de gezelligheid. Je kunt je bijvoorbeeld met de hoofdpersoon niet gemakkelijk identificeren, die is daarvoor te openhartig over al haar onaangenaamheden. Bovendien is de structuur van het verhaal nogal ingewikkeld. Er is in dit boek The Blind Assassin een groot deel van de teks

Donkere kamer

{P} W.F. Hermans. De donkere kamer van Damokles . Amsterdam: G.A. van Oorschot, 1996 (1958). Het is denk ik twintig jaar geleden dat ik dit boek voor het eerst las. De herinnering die ik aan die eerste keer had was heel vaag, en heeft ook maar weinig te maken met hoe ik het nu lees. Bijvoorbeeld zat Henri Osewoudt, de hoofdpersoon, in mijn herinnering eigenlijk de hele tijd binnen in bedompte kamers ergens in een stad (Amsterdam of zo), maar nu viel me juist op hoeveel er heen en weer wordt gereisd in dit boek: van Leiden naar Haarlem en Amsterdam en Amersfoort en Den Haag en Voorburg en aan het eind zelfs ook nog tot aan Breda en zelfs Engeland (al hoor je daar niet veel over). Met de tram, met de trein, met de auto en heel klein stukje met de fiets (door Amersfoort). Bovendien zijn dat plaatsen die ik twintig jaar geleden nauwelijks kende, en nu allemaal wel. Alleen in Voorschoten, waar de sigarenwinkel van Osewoudt zich werkelijk lijkt te bevinden, ben ik nog nooit geweest. Het boek

Jeugdliefde

{P} William Sutcliffe. Bad influence . London: Hamish Hamilton, 2004. Twee jongetjes van tien worden door een duister vriendje meegesleurd in steeds kwalijker gedrag. Terwijl ik halverwege dit boekje was, las ik twee interviews met de schrijver omdat er een Nederlandse vertaling verschijnt. In allebei die interviews legt de schrijver uit dat de vriendschap tussen kinderen even heftig kan zijn als volwassen liefde. Dat heeft mijn lezen wel beïnvloed: je ziet inderdaad de psychologische parallellen in dit boek -- het de hele tijd proberen te raden wat de ander precies denkt en voelt, het jezelf voorhouden dat de ander eigenlijk slecht voor je is, terwijl je tegelijkertijd door die slechtigheid wordt aangetrokken, de jaloerse gevoelens als je vriendje iets met iemand anders deelt. Mooi boekje.

Kling klong

{f} Troy. Met o.a. Brad Pitt, Eric Bana, Orlando Bloom, Peter O'Toole, Diane Kruger. Regie: Wolfgang Petersen. Kling-klong ding-dong reng-deng BOEM! Shwoesh! Doing!

This doesn't prove anything

{p} Mark Haddon. The curious incident of the dog in the night-time . New York: Vintage, 2004 (2003). Ik herinner me dat er klachten waren over Rain man : de autistische man in die film is een idiot die wel heel erg savant is; zowat elke gave die een autist eventueel zou kunnen hebben, heeft Dustin Hoffman. Misschien hebben mensen die kritiek ook wel op dit boek, want de Christopher die het verhaal hier vertelt is een wiskundegenie én kan goed tekenen, en ook nog eens hoofdrekenen, en zo meer. Toch vervalt dit bezwaar onmiddellijk, want dit boek is nu eenmaal een prachtig verhaal over een bijzondere jongen. En bijzonder ben je niet zomaar. Sommige dingen zijn heel knap gedaan: hoe kan een autist nu ooit een roman schrijven? In een interview vertelt de schrijver dat hij daar lang over moest nadenken, voor hij de truc vond om de jongen een fan van Sherlock Holmes te laten zijn, die nu eenmaal ook zoiets wil vertellen. En heel knap is ook hoe je door de nietbegrijpende ogen van Christop

Zar

{p} Herman Franke . Wolfstonen . Amsterdam: Podium, 2004 (2003). Ergens op een braak land in een volkswijk wordt een appartementencomplex gebouwd voor 'mensen zoals wij' (romanlezers, intellectuelen), maar die mensen worden binnen enkele maanden weggepest door geluids- en andere overlast. Over Heman Franke wist ik niets, behalve dat hij een criminoloog was die romanschrijver geworden was. De recensies van Wolfstonen heb ik een jaar geleden niet gelezen. Ik kreeg dit boek cadeau en las het tijdens de vakantie. Het doet van alle schrijvers die ik ken het meest denken aan Bordewijk. Dat geldt zowel voor de stijl -- en dan vooral het gebruik van vreemde namen als Nander en Paulice -- als voor de afkeer van de moderne mens en vooral 'de massa'. Die afkeer vind ik potsierlijk. Alle mensen uit het appartementencomplex, alle 'mensen zoals wij' komen in hun eigen taal uitvoerig aan het woord, maar voor de barbaren die hen wegpesten is nauwelijks een stem. De enige '

Vleesjaar

{P} Ruth L. Ozeki. My year of meat . London: Picador, 1998. Dit boek is halverwege een documentaire en een roman in, en het illustreert een beetje wat ik dacht bij het vorige boek dat ik las, van Joris van Casteren (zie hieronder). De documentaire is beter dan de roman. De personen in het boek zijn (afgezien misschien van Jane die waarschijnlijk veel autobiografische trekjes heeft) een beetje van plastic en de gebeurtenissen die deel uitmaken van de roman zijn nu ook niet ongemeen boeiend -- een Japanse vrouw wordt door haar bruut van een man gemaltraiteerd en besluit hem uiteindelijk te verlaten is bijvoorbeeld een verhaallijn -- maar het verhaal over de idiotie van de vleesindustrie dat gaandeweg steeds belangrijker wordt, maakt wel indruk. Niet zoveel indruk dat ik nu vegetariër geworden ben, maar toch. En ook heb ik een paar dingen geleerd over de Japanse cultuur, en met name over Shonagon, de vrouwelijke Montaigne van de Japanse cultuur. Van wie overigens op internet ook wel het

Beter dan een roman

{P} Joris van Casteren. De man die 2 1/2 jaar dood lag. Berichten uit het nieuwe Nederland. Amsterdam, Prometheus, 2003. Ik hoop maar dat Joris van Casteren geen romans gaat schrijven, maar zijn tijd blijft besteden aan het schrijven van mooie reportages zoals deze. Het gebeurt nogal vaak dat iemand die zoiets kan na verloop van tijd de ambitie krijgt om eens iets 'échts' te schrijven, en een roman is dan voor veel mensen helaas het enige wat telt. Maar dat zou zonde zijn in het geval van Van Casteren. Journalisten zoals hij, daar wil ik alles van lezen. Het eerste stuk, 'Goudhaantjes', vind ik meteen het mooiste. Het gaat over een groepje mannen die elke dag bij elkaar komt bij een bankje op het gemeentehuis van Amsterdam, die een beetje sjacheren, wat ruzie maken met elkaar, en verder niemand hebben. Hoe krijg je zo'n contact met die mensen dat je er zo'n mooi stuk over kunt schrijven? "Cor herschikt de ene lok waarin hij al zijn haarrestanten heeft gek

Minimalistisch universum

{P} Brian Greene, The Elegant Universe. Superstrings, Hidden Dimensions, and the Quest for the Ultimate Theory . Vintage, 2000 (1999). Dit is misschien wel het beste populair-wetenschappelijke boek dat ik ooit las. Nog nooit begreep ik de relativiteitstheorie zo goed als nu ik de eerste hoofdstukken gelezen heb; en de volgende hoofdstukken maakten ook de quantummechanica en zelfs die snarentheorie een stuk begrijpelijker. De laatste hoofdstukken gaan over de laatste ontwikkelingen, en maken enthousiast voor het fundamentele wetenschappelijke onderzoek, op de rand van wiskunde en empirie. Wat maakt het boek zo goed? In de eerste plaats werkt de schrijver heel veel met metaforen. Die hebben weinig te maken met het dagelijks leven -- een belangrijk beeld is bijvoorbeeld dat van een mier dat over een bijna eindeloos lange waslijn wandelt. Toch werken die metaforen in ieder geval bij mij heel inzichtelijk, vreemd is dat: door iets onbekends te vergelijken met iets anders onbekends, krijg je

O, hoed u voor jaloezie

{p} William Shakespeare. Othello . Vertaald en van commentaar voorzien door Hafid Bouazza. Amsterdam, Prometheus, 2003. Dit is heel duidelijk de Othello van één persoon, van H. Bouazza. Hij heeft de tekst vertaald en gelardeerd met extra verwijzingen naar de Arabische cultuur van Othello, en her en der wat klassieke Arabische gedichten ingevoegd. Nou goed, daarvan zou je nog kunnen zeggen dat het een bepaald aspect van dit stuk wat meer belicht, en het stuk wat meer laat gaan over de multiculturele maatschappij. Maar tegelijkertijd is de vertaling een essay over de opera Otello van Verdi; regelmatig wordt naar dit stuk verwezen in voetnoten, maar ik zie niet dat dit iets te maken heeft met de Arabische cultuur. Ook staat ergens, op niets af, ineens een verwijzing naar een stripverhaal ( Lucky Luke ). Als dit allemaal ingebed zou zijn in nog veel meer verwijzingen naar van alles en nog wat, zou het een encyclopedie zijn. Maar bij het bovenstaande blijft het zo'n beetje. Ik vind da

Tiep... tiep... tiep...

{r} Ja, Het Bureau . Als hoorspel. Misschien heeft het verhaal op deze manier zowaar zijn perfecte vorm gevonden: hoewel Maarten de hoofdpersoon is en blijft, wordt er op deze manier wel iets meer afstand tot dit mannetje gecreëerd en dat maakt de zaak er wat dragelijker op, je voelt niet zo dat je de hele tijd geacht wordt uitgerekend met hem te sympathiseren. Bovendien proberen ze het 'tijdsbeeld' in geluiden te vangen, en dat is aardig. Meneer Beerta vinden sommige bezoekers van de website overdreven geaffecteerd, maar ik vind hem wel fraai. Af en toe is het wel een echt hoorspel, dat is jammer. Op een bepaald moment in de eerste vijf afleveringen moet Maarten een Brief tiepen. Je hoort hem die brief voorlezen en ondertussen hoor je een tikmachine, maar die gaat heel langzaam: tiep... tiep... tiep. Als de hele brief is voorgelezen, kan de machine alleen nog maar de aanhef getikt hebben. Hoe zit dat? vraagt deze luisteraar zich dan af.

De moderne moord

{p} Connie Palmen. Iets wat niet bloeden kan. Over moord en roem, echt en onecht . Stichting Maand van de Filosofie, 2004. Bijna alle Nederlandse schrijvers schrijven romans. Dat is ook op de een of andere manier het genre met het meeste aanzien. Maar volgens mij zouden sommige schrijvers zich veel beter aan andere genres kunnen wijden. Het genre van Connie Palmen is bijvoorbeeld het autobiografische essay, wat mij betreft: van haar romans houd ik niet zo, maar dit boekje vind ik prachtig. Palmen probeert te komen tot een 'filosofie van de moderne moord': wat bewoog de moordenaars op P. Fortuyn, J. Lennon en Versace, en haar eigen Duitse fan die haar bekende dat hij haar eigenlijk ook zou willen vermoorden? Volgens haar konden ze werkelijkheid en imago niet goed door elkaar halen: het beroemde object van de onverdeelde aandacht van de moordenaar was alleen een symbool, geen mens van vlees en bloed. Een fan moet normaal gesproken accepteren dat de relatie met het idool eenricht