Posts

Posts uit januari, 2013 tonen

Francesco Piccolo. Momenti di trascurabile felicità. Milano, Enaudi, 2011

Mijn hele leven heb ik details willen zien. Ik heb dit geloof ik nog nooit aan iemand verteld, maar mijn grote voorbeeld was voor mij lange tijd een Franse man die ons tijdens een vakantie rondleidde over een boerderij en over werkelijk ieder scheurtje in het plafond en iedere verdwaalde lampetkan een gedetailleerd en boeiend verhaal wist te vertellen. Zo heb ik sindsdien ook willen zijn – altijd op zoek naar de interessante scheurtjes in het plafond. De Italiaanse schrijver Francesco Piccolo is ook zo. Zijn boekje  Momenti di trascurabile felicità staat vol met dat soort observaties. Dat er altijd een aparte, lacherige sfeer ontstaat wanneer ergens waar een gezelschap bijeen is ineens het licht uitvalt. En dat men gaat klappen als het licht dan weer aangaat. Dat niemand precies weet wat te doen wanneer een telefoonverbinding verbroken wordt: wie belt wie dan terug? Hoe automobilisten in Rome onwillekeurig afremmen wanneer ze een voetganger naast een auto zien staan, omdat ze denken

Marja Vuijsje. Ons kamp. Amsterdam: Amstel Uitgevers, 2012.

De familie Vuijsje was voor de oorlog een joods-Amsterdamse bakkersfamilie met duidelijke sociaaldemocratische sympathieën: de meeste jonge leden van het gezin waren lid van de AJC, en in verkiezingstijd werden er enorme borden voor het raam gehangen met omroepen om op de SDAP te stemmen. Tachtig jaar later barst de familie van de vooraanstaande intellectuelen: journalisten, schrijvers, een dichteres. En dat terwijl in de tussenliggende periode de nazi's huisgehouden hebben en hun beste hebben gedaan om ook deze familie uit te moorden. Ons kamp  is een boek over die geschiedenis door een familielid: Marja Vuijsje, journaliste bij Opzij , dochter van Nathan die uit Auschwitz is teruggekeerd. Het is vooral het verhaal van haar vader: zowel de geschiedenis voor als die na de oorlog is vooral aan hem opgehangen en over de periode nadat hij (15 jaar geleden) overleed is ze betrekkelijk kort. Een van de dingen die dit boek bijzonder maken: dat het boek minstens evenveel belangstell

Nick Hornby. More baths less talking. San Francisco: McSweeney's, 2012.

De Britse schrijver Nick Hornby (van About a boy en A long way down ) schrijft de ideale boeken voor in het vliegtuig: zijn almaar voortdurende serie gebundelde columns voor het tijdschrift The Believer . In die columns beschrijft Hornby welke boeken hij de afgelopen maand gekocht heeft, en welke gelezen. Het zijn geen recensies – Hornby leest programmatisch alleen voor zijn plezier. Het zijn stukken waar dus het plezier van af spat, stukken over de grillige gang van de lezer, die boeken koopt die hij nooit leest, en dan ineens weer een boek op het vliegveld koopt waar hij anders nooit aan begonnen was. Het zijn boeken waar ik hardop om moet lachen – boeken voor als er in het vliegtuig niemand naast me zit. Zoals de maand dat Hornby eindelijk weer eens een boek van John Updike heeft gelezen. Hij heeft die boeken decennia gemeden, legt hij uit. Als twintiger las hij enkele van die boeken, maar hij merkte dat hij er nog niet aan toe was, al die in- en in-treurige beschrijvingen van

Robbert Dijkgraaf. Het nut van nutteloos onderzoek. Amsterdam: Bert Bakker, 2012

'U kent het type wel', schrijft Robbert Dijkgraaf in Het nut van nutteloos onderzoek. 'Meerdere studies, een brede interesse, muzikaal, sportief, en dan ook nog eens heel erg aardig.' Hij heeft het dan over jonge studenten, maar de lezer denkt: ja, natuurlijk, ik ken zo iemand. Robbert Dijkgraaf! Schrijven kan deze briljante fysicus, kunstenaar en bestuurder ook nog eens als de beste. Zijn boek, waarin allerlei verspreide teksten van de afgelopen jaren zijn opgenomen (columns uit de NRC en Folia , zijn jaarlijkse toespraken als president van de KNAW) leest als een trein. Al moet ik er wel bij zeggen: als een trein die misschien net iets te lang is. Het eerste deel, waarin vooral de langere columns uit NRC Handelsblad staan, heb ik ademloos gelezen. Eloquent, helder, geestig verdedigt Dijkgraaf de wetenschap. En dan niet alleen zijn eigen vak — hier heb je nu iemand van wie je zou kunnen vermoeden dat hij echt van alle soorten wetenschap oprecht houdt, van zijn eigen n

Julian Barnes. Arthur and George.

Nadat ik een paar maanden geleden A sense of an ending gelezen had, wilde ik meer lezen van Julian Barnes, al is het maar omdat ik nog steeds niet helemaal zeker ben wat het einde van A sense nu eigenlijk is. Misschien dat ik er in ander werk een aanwijzing voor kan vinden.  Arthur and George is, net als A sense, een vreemd soort detectiveverhaal. En net als in A sense is het spel met begin en einde van verhalen er heel belangrijk in (de delen heten 'Beginning', 'Ending with a beginning', 'Beginning with an ending' en 'Endings'): een eerste indruk die je van iemand hebt kan het verhaal van jullie twee voor altijd bepalen (vooral Arthur is daar heel gevoelig voor) en mensen worden voortgedreven door een verlangen te weten wat er na het einde van het leven komt.   Arthur in dit boek is Arthur Conan Doyle, de schrijver van onder meer de Sherlock Holmes-verhalen (die hij nooit begint te schrijven zonder te weten wat het einde zal zijn). George is George E

Anja Meulenbelt. Oorlog als er vrede dreigt. Israël en het 'Palestijnse probleem'. Amsterdam: Ambo Anthos, 2010

Voor Anja Meulenbelt is zelfs het conflict tussen Israël en Palestina simpel. Je kunt er volgens haar op drie manieren naar kijken: (1) Israël staat alleen in een vijandig gebied en moet dus wel strijden tegen de Palestijnen, (2) de Palestijnen worden al 65 jaar volkomen ten onrechte gegijzeld, onderdrukt door de Israëli's en (3) waar er twee vechten, hebben er twee schuld. Ja, Meulenbelt is partijdig, geeft ze toe: ze kiest voor mogelijkheid 2. Maar iedereen is partijdig, want iedereen kiest voor een van deze drie posities. Dus is het niet erg dat ze zo partijdig is.   Mij lijkt dat, met permissie, onzin. Er zijn veel meer meer smaken dan deze drie. Je zou bijvoorbeeld kunnen onderkennen dat alle drie de genoemde posities waar zijn, en wel alle drie tegelijkertijd. En dat dit het tragische uitmaakt van de hele situatie. Zelfs als Israël indertijd niet of anders had moeten worden ingericht, je kunt het niet zomaar opheffen (of zelfs als buitenlander gaan eisen dat de grondwet ingri

Morgan Sportès. Tout, tout de suite. Parijs, Fayard, 2012.

Begin 2006 gijzelde een groepje jonge criminelen in Parijs een jongeman omdat hij Joods was. De leider van het groepje, een jongen uit Ivoorkust, dacht namelijk dat Joden allemaal rijk waren, of dat ze elkaar in ieder geval allemaal zo door en door steunden dat er binnen drie dagen 450.000 euro losgeld betaald zou zijn. De familie van de jongeman — Elie, een willekeurig gekozen verkoper van mobiele telefoons — had echter geen cent te makken en werd bovendien door de politie geadviseerd om de bende aan het lijntje te laten. Elie werd inmiddels onder vreselijke omstandigheden (tape over mond en ogen, geschopt en geslagen, nauwelijks eten, zijn behoefte in een plastic zak — gevangen gehouden, eerst in een appartement, en later in een kelder. Aan het eind van drie lange weken werd hij uiteindelijk afgetuigd, met een mes gestoken en in brand gezet. Tout, tout de suite is een verslag in romanvorm van hoe deze misdaad zich waarschijnlijk heeft voorgedaan. De namen van de hoofdpersonen zi