Posts

Posts uit 2009 tonen

Multatuli. Max Havelaar. Of: De koffiveilingen der Nederlandsche Handelmaatschappy.Project Gutenberg, 2004. (1859)

Afbeelding
Hoe vaak heb ik Max Havelaar gelezen? Ik denk minstens een keer of zes. Maar de laatste keer is alweer minstens acht jaar geleden en dat is jammer, want het is een van de levendigste boeken die ik ken. Om allerlei redenen - het boek is 150 jaar geleden verschenen en de kranten besteden er weer aandacht aan, ik ben e-books aan het lezen en dit boek was de eerste Nederlandse roman die in elektronische versie verscheen, enz. - besloot ik het nu weer te lezen. Zoals dat gaat: het bleek toch weer rijker dat ik me herinnerde. Zo heb ik eerder geloof ik altijd wat sneller heengelezen over de passages waarin precies wordt uiteengezet hoe Max Havelaar ook in eerdere betrekkingen in Nederlands-Indi&euml, dan zijn baan als assistent-resident van Lebak al onheus bejegend werd door de regering. Nu beken ik dat ik ook nu nog moeite had om precies te volgen hoe dat nu allemaal precies zat, maar ik vond die passages nu toch ook interessant. Wat weet ik toch eigenlijk veel niet over hoe dat zat me

Otto Boele. Erotic Nihilism in Late Imperial Russia. The Case of Mikhail Artsybasjev's Sanin. London: The University of Wisconsin Press, 2009.

Afbeelding
De roman Sanin van de Russische romanschrijver Michail Petrovitsj Artsybasjev (1878-1927) valt gratis van het internet te downloaden in een Engelse vertaling door de Engelse dichter Percy E. Pinkerton. De held van Artsybajevs verhaal, Vladimir Sanin, is een gedesillusioneerd man, iemand die waarschijnlijk in de revolutie van 1905 zijn idealen verloren heeft en zich nu overgeeft aan lichamelijke genoegens en cynische gedachten. Ik heb het boek gedownloaded omdat ik het onlangs verschenen boek van Otto Boele las dat helemaal over die roman gaat, Erotic Nihilism in Late Imperial Russia. The Case of Mikhail Artsybasjev's Sanin. Boele is UD Russische Letterkunde aan deze faculteit en schreef een studie over de manier waarop Sanin in de tijd waarin het verscheen ontvangen werd. Het boek zorgde namelijk voor nogal wat ophef. Studenten en scholieren waren in deze roerige tijden op zoek naar een nieuwe identiteit en hun opvoeders waren bang dat de jeugd Sanin tot voorbeeld zouden kieze

Anne Frank. Het Achterhuis. Amsterdam: Contact, 1947.

Afbeelding
Anne Frank is waarschijnlijk wereldwijd de beroemdste Nederlandse schrijfster van de twintigste eeuw en wie weet is dat ook wel terecht. Want zelfs als je afziet van het vreselijke lot dat haar trof, en het schrille contrast dat dit lot vormt met de hoop die ze blijkens haar dagboek tot het eind bleef koesteren, zelfs dan is haar dagboek verpletterend mooi, omdat een meisje je zo nabijkomt door alles over zichzelf te weten en dat in heldere en sprankelende zinnen op te schrijven. Ze zeurt nooit, ze is nooit overdreven vaag of onduidelijk, ze kan heel goed kijken en ze weet hoe ze moet beschrijven wat ze ziet. Meestal lezen Nederlanders het dagboek terwijl ze zelf kind zijn; maar een normaal kind kan niet zien hoe bijzonder Anne was. Je kunt dat lot natuurlijk niet vergeten. Het onbegrijpelijke van het antisemitisme van de nazis, die drang om een groep mensen dood te drukken, wordt voelbaar in dit meisje dat zo duidelijk niemand kwaad deed. De honger, de eenzaamheid, het gepieker over d

Gerrit Komrij. Papieren tijgers. Amsterdam: De Arbeiderspers, 1978.

Afbeelding
Van Gerrit Komrij heb ik bijna alle boeken, of in ieder geval de boeken die verschenen zijn tot ergens begin jaren negentig. Hij was de eerste Nederlandse levende dichter met wie ik een beetje dweepte, als scholier heb ik ooit de premiere van een toneelstuk van hem bijgewoond. Ik leerde gedichten van hem uit mijn hoofd en probeerde te schrijven zoals hij. Op een zeker moment kwam daar verandering in. Niet omdat er iets gebeurde, maar omdat ik mijn belangstelling verloor, zonder dat ik zelfs kan zeggen waarom. Ik heb nog steeds als zijn oude boeken, maar zijn nieuwe boeken heb ik niet meer. Tussen die oude boeken ontbreekt Papieren tijgers . Ik heb het ooit gehad, maar het is verdwenen, mogelijk heb ik het ooit uitgeleend of ergens laten liggen. Nu heb ik het dan herlezen en wel om te vieren dat ik een nieuw stuk speelgoed heb: een e-book reader . Van de website van de Digitale Bibliotheek voor de Nederlandse Letteren heb ik het gedownload, in de vorm van drie pdf's ( 1 , 2 , 3 ). E

Paolo Giordano. De eenzaamheid van de priemgetallen. Amsterdam: Cargo: 2009 (2008).

Afbeelding
Vertaling: Mieke Geuzebroek en Pietha de Voogd Mattia en Alice beschadigen zichzelf en anderen. Het eerste letterlijk: Mattia snijdt in zijn handen, Alice hongert zich uit, en het tweede ook bijna letterlijk. En daarom horen ze misschien bij elkaar, of misschien toch ook niet: zoals tweelingpriemgetallen die vlak in elkaars buurt liggen omdat ze opeenvolgende oneven getallen zijn en toch geen enkele gemene deler hebben. Eenzaamheid is het sleutelwoord in dit boek, dat in Italië, in Nederland, en vast ook in allerlei andere landen een bestseller is: diepe, onbereikbare eenzaamheid. Dat het zo'n bestseller is, heeft misschien daarmee te maken, en met het feit dat het boek nu ook weer niet vreselijk moeilijk te volgen is. De zinnen zijn kort en simpel, in het verhaal zit een duidelijke lijn, en je steekt er nog een heel klein beetje iets van op, over wiskunde. (Hoewel ik dat eerlijk gezegd het irritantste stukje vindt, de briljante wiskundige Mattia heeft wel heel simpele observaties

Connie Palmen. Het geluk van de eenzaamheid. Amsterdam: Athenaeum - Polak & Van Gennep, 2009.

Afbeelding
Hoe serieus kun je iemand nemen die in vale lompen gehuld pleit voor smaakvoller kleedgewoonten? "De paradox van de stijl", schrijft Connie Palmen in een van de lelijkere passages van haar 'essay' Het geluk van de eenzaamheid , "kenmerkt zich door dezelfde dubbelzinnigheid die ten grondslag ligt aan wat ik als het persoonlijke bestempel: wat markant en eigen is aan onszelf is deels het resultaat van het onzichtbare werk van onpersoonlijke ficties." Ik vind Het geluk van de eenzaamheid lelijk op bijna ieder niveau dat ik kan bedenken. De individuele zinnen zijn lelijk, er is nauwelijks sprake van enige compositie, doordat er geen voorbeelden worden genoemd en de discussie heel abstract blijft, begint de persoonlijkheid van de auteur nergens echt te leven, en dat alles dus in een pleidooi voor stijl, voor compositie, voor doordenken, en voor persoonlijkheid. Inhoudelijk lijkt het me ook nog eens romantische onzin: denken dat stijl en persoonlijkheid hetzelfd

Erin Arvedlund. Madoff. The man who stole $ 65 billion. London: Penguin Books, 2009.

Afbeelding
Het was een paar dagen precies een jaar geleden dat ik de naam Bernard Madoff hoorde. Nog weer een dag eerder had hij zijn zoons verteld dat zijn grote succesvolle bedrijf feitelijk gebaseerd was op bedrog; zijn zoons hebben hem daarop aangegeven bij de politie, en dit jaar werd hij veroordeeld tot 150 jaar gevangenschap. Wat drijft iemand er toe om miljarden dollars te stelen? Hoe kan iemand die er op de foto's zo vriendelijk en beschaafd uitziet, die zich volgens kennissen ook altijd vriendelijk en beschaafd gedroeg, hoe kan zo iemand zo'n nietsontziende geldwolf zijn geweest? En was hij eigenlijk wel een geldwolf? Was het hem echt om het geld te doen of alleen om de eer en de aanzien? Of was hij gaandeweg verstrikt geraakt in een net waarin hij het ene illegale gat met een nog net iets groter illegaal gat probeerde te stoppen? Op een heleboel van die vragen geeft dit boek van Arvedlund geen antwoord. Daarvoor zou waarschijnlijk een diepgravender onderzoek nodig zijn, mogeli

Samuel Beckett. The unnamable. New York: Grove Press, 1980 (1958)

Afbeelding
Vertaling: Samuel Beckett Dat je bijvoorbeeld een roman gaat schrijven over een stem, iemand die onbeweeglijk stil zit en vanaf zekere hoogte alleen maar recht naar voren kijkt en zelfs zijn handen niet beweegt terwijl hij schrijft. Die alleen bepaalde schimmen ziet, en die aan de ene kant wel en aan de andere kant ook weer niet wil vertellen. Die denkt aan personages in eerdere romans van dezelfde auteur, zoals Molloy en Malone Dies . Zodat het boek daarmee een trilogie vormt, die gemakkelijk met de Hel van Dante kan worden vergeleken: alles wordt steeds bewegingslozer in de romans van Beckett, zoals alles ook volkomen stilstaat in het binnenste van de Hel. Waarom? Je leert iets van het aandachtig lezen van zo'n roman, je leert waartoe een schrijver komt als hij zich volkomen insnoert, hoe een roman verwordt als er geen sprake is van enige actie, maar ook niet van enige overpeinzing. Dat mag allemaal zijn, maar ik werd er wanhopig van. De eerdere boeken, die waren nog bij vlag

Onno Blom en Ilja Leonard Pfeijffer. Oude en nieuwe Leidsche. Amsterdam: De Arbeiderspers, 2009.

Afbeelding
Een boek met verhalen over Groningen of Arnhem zou ik nooit hebben gelezen, maar in Leiden woon ik toevallig, dus deze 'kloeke bundel' (flaptekst) heb ik meteen gekocht toen ik hem bij de Ako op het Leidse station zag liggen. De inleiding is raar. Oude en nieuwe Leidsche begint zo: Leiden is beter dan Amsterdam. Je hoeft niet eens zo heel veel verstand te hebben van belangrijke dingen om dat in te zien. Eerste zin van de tweede, eerste zin van de derde en eerste zin van de vierde alinea: Maar waarom moeten we het eigenlijk hebben over Amsterdam? ... Er zijn sowieso te veel schrijvers en zeker in Amsterdam. ... Amterdam is tot op het bot provinciaal. ... Is Leiden daarmee goed neergezet, de zoveelste stad waar men als beste kwaliteit kan aanvoeren dat men Amsterdam niet is? Dat blijkt eigenlijk niet uit de verhalen, waarin de hoofdstad verder nauwelijks voorkomt. (De enige uitzondering is een verhaal van Karel van het Reve waarin hij de roerige opstand van Amsterdamse studen

Philip Roth. The Humbling. London: Jonathan Cape, 2009.

Afbeelding
Simon Axler is een acteur die niet eens meer kan doen alsof hij een acteur is. Hij begint een verhouding met een veertigjarige dochter van jeugdvrienden, Pegeen, die tot die tijd alleen lesbische verhoudingen heeft gehad, waaronder een met iemand die zich ineens tot man wilde laten ombouwen en een met iemand die haar sindsdien is gaan stalken. Uiteindelijk verlaat Pegeen Simon ook, die daarop besluit om zich door de mond te schieten. Over The Humbling blijken de recensenten het niet eens. NRC Handelsblad publiceerde zelfs maar liefst drie verschillende opinies in de boekenbijlage . Er zijn mensen die vinden dat Roth hiermee laat zien dat hij het ook niet meer kan, en als ik het verhaal samenvat, zie ik des te duidelijker hoe drakerig het in elkaar zit. Toch heb ik heel sterk het gevoel dat in dit debat een partij volkomen ongelijk heeft: degenen die zeggen dat The humbling een staaltje slappe porno is in een literaire vermomming. Porno is het al helemaal niet — er komen als ik het

Marcel Barnard en Gerda van de Haar (red.) De Bijbel cultureel. De Bijbel in de kunsten van de twintigste eeuw. Zoetermeer: Meinema en Kapellen: Pelckmans, 2009.

Afbeelding
Zes kunstvormen worden er besproken in De Bijbel cultureel: beeldende kunst, film, theater, klassieke muziek, popmuziek en literatuur. Het boek is echter georganiseerd volgens 67 trefwoorden die min of meer gerangschikt zijn in de volgorde waarin ze in de bijbel voorkomen: van schepping en paradijs via Mozes, Job, de psalmen, Maria, de bergrede naar het hemelse Jeruzalem. Bij ieder trefwoord wordt er enkele kunstwerken beschreven, waarvan een wat uitgebreider, en verder is er een essay over (minstens) een van de kunstvormen. Trefwoord 22 is bijvoorbeeld Psalm 130 en daarbij wordt gewag gemaakt van het album Otis Blue van Otis Redding, van het schilderij De Profundis van Georges Rouault, van het koorwerk Psaume 130 van Lili Boulanger, het kamerstuk Leben ohne Weihnacht van Gija Kantsjeli en het gedicht 'Naar psalm 130' ('Waar ik u aanroep is diepte') van Lloyd Haft, tot enkele jaren geleden verbonden aan deze universiteit. Het essay gaat over de talloze componiste

Willem B. Drees. Religion and Science in Context. A Guide to the Debates. London and New York: Routledge, 2010.

Afbeelding
"God maakte de twee grote lichten," zegt de bijbel, "het grootste om over de dag te heersen, het kleinere om over de nacht te heersen, en ook de sterren." De Leidse sterrenkundige Vincent Icke beweerde in Mare dan weer iets heel anders: "Vroeger dachten mensen dat de zon bijzonder was," sprak hij, "maar dat is niet zo; er zijn miljarden sterrenstelsels met elk miljarden sterren, en daar zitten er een hoop bij die op onze zon lijken." Hoe nu? Wie heeft er gelijk — de bijbel, de professor, allebei of geen van beiden? Wie over dat soort kwesties nadenkt, moet het recente boek Religion and Science in Context lezen, dat geschreven is door Willem B. Drees, hoogleraar godsdienstfilosofie en ethiek en tegelijkertijd vicedecaan aan onze faculteit. Drees, die ooit een doctoraal in de natuurkunde deed, heeft veel nagedacht over de complexe relatie tussen de twee gebieden van het leven en doet in dit korte, heldere boekje verslag van dat denken. A Gui

Herta Müller. Herztier. Frankfurt a.M.: Fischer Taschenbuch Verlag, 2009 (1994).

Afbeelding
Lang leve de commissie die de Nobelprijs voor de Literatuur uitreikt. In eerste instantie reageerde ik een beetje cynisch toen ik hoorde dat de prijs dit jaar naar Herta Müller zou gaan. Ik geloof dat ik de naam weleens had gehoord, maar ik wist helemaal niets over haar. Niet dat ze geboren was uit Duitse ouders in het communistische Roemenië — ik was er nauwelijks van op de hoogte dat er in Roemenië een Duitstalige minderheid was. Niet dat ze een grote stapel boeken heeft geschreven in allerlei genres: fictie, poëzie, essayistiek. Niet dat ze werkelijk prachtig, prachtig kan schrijven. Zonder de Nobelprijs was ik daar misschien ook nooit achtergekomen. Toen ik vorige week in Duitsland was, kocht ik er de roman Herztier . De uitgever had snel van een aantal boeken van Müller herdrukt, en ik koos Herztier er tamelijk willekeurig uit, omdat het een roman was die volgens de omslagtekst beloofde over een van Müllers centrale thema's te gaan, de onderdrukking in communistisch Roemeni

William Shakespeare. A Midsummer Night's Dream. London: BBC, 1981 (1596).

Afbeelding
De Nederlandse vertaling van Shakespeares Midzomernachtsdroom kende ik ooit vrijwel uit mijn hoofd. Ik speelde in een orkest dat een voorstelling begeleidde en hoorde het stuk dus heel vaak voorbij komen. Ik kon niet op het toneel kijken, maar de tekst beitelde zich in mijn hoofd. Dat is inmiddels meer dan twintig jaar geleden. Sindsdien heb ik het stuk een aantal maal gezien, als film en in het theater. De Nederlandse tekst klonk altijd door — waar het in 'mijn' voorstelling grappig was geweest, wilde ik dat het nu ook grappig was, want de regie die ik begeleidde had de nadruk liggen op de humor. Hoe grappig is de Midzomernachtsdroom? De Nederlandse tekst begint langzaam weg te zakken, en ik zag nu vooral parallellen met de Metamorphosen van Ovidius , dat ik onlangs gelezen heb. Dat komt niet alleen doordat in ieder geval het verhaal over Pyramus en Thisbe uit het boek van de Romeinse voorganger komt, maar de Midzomernachtsdroom is een stuk vol veranderingen: de eenvoudige h

Samuel Beckett. Malone Dies. New York: Grove Press, 1980 (1956).

Afbeelding
Vertaling: Samuel Beckett Malone gaat dood, hij ligt in een bed en wordt misschien verzorgd, soms wordt hem eten aangereikt en soms wordt zijn po geleegd. Hij ziet zijn bewakers of verzorgers niet en hij kan zijn bed niet uit. Soms roert hij met zijn stok in zijn schamele bezittingen, soms haalt hij wat persoonlijke herinneringen op (tussen neus en lippen vertelt hij dat hij vijf mensen vermoord heeft maar wie dat waren of waarom ze dood moesten, vermeldt hij niet) en verder belooft hij verhalen te vertellen: die verhalen zouden gaan over een vrouw, over een man, over een dier en over een steen, maar als ik het goed begrijp komt het alleen min of meer van het verhaal over die man, die aanvankelijk Sapo heet totdat Malone beseft dat Sapo een nare naam is; vanaf dan heet hij Macmann. Macmann begint gaandeweg steeds meer op Malone te lijken, althans hij eindigt ook oud en eenzaam in een bed en krijgt een eigenaardige relatie met een verzorger die hem zijn schrijfpotlood wil afnemen en m

Virginia Woolf. A Room of One's Own. London: Penguin, 2000 (1928)

Afbeelding
Hoe komt het dat vrouwen tot het begin van de twintigste eeuw nauwelijks grote literatuur schreven? Doordat ze geen eigen kamer hadden en onvoldoende eigen financiële middelen. Dat is de bijna marxistische slogan die Virginia Woolf in dit beroemde essay een aantal keer naar voren brengt. Maar wie doorleest, merkt dat de analyse veel complexer is. A room of one's own is een essay dat voldoet aan het soort regels dat ik op school geleerd heb voor het essay: een persoonlijke gedachtegang wordt in prachtig Engels uiteengezet, en de schrijfster deinst er niet voor terug erbij te vertellen waar ze hoe op welke gedachte is gekomen en wat ze toen at, en evenmin is ze bang zichzelf tegen te spreken. A room of one's own is prachtig. Omdat vrouwen nooit de kans hebben gekregen te schrijven - Woolf bespreekt enkele prangende gevallen van Britse vrouwen die prachtig werk hadden kunnen leveren als de omstandigheden anders waren - is er ook geen traditie van vrouwelijk proza, van een ongedw

Samuel Beckett. Molloy. New York: Grove Press, 1980 (1955).

Afbeelding
Vertaling: Patrick Bowles en Samuel Beckett Molloy strompelde ooit door de wereld op zijn krukken, maar zit nu gevangen in het huis van zijn moeder, waar hij verslag uitbrengt aan een onbekende die zijn papieren komt ophalen en van aantekeningen en/of correcties voorziet. Moran wordt door een boodschapper van zijn opdrachtgever opgeroepen om Molloy te zoeken en hij trekt er samen met zijn zoon op uit om dat te doen. Natuurlijk moet hij zijn zoon, die net als hijzelf Jacques heet, af en toe mores leren, maar op een dag laat Jacques hem in de steek, terwijl hij nauwelijks nog kan lopen, zelfs niet op zijn krukken. Hij brengt verslag uit aan zijn onbekende opdrachtgever. Samuels Beckett was volgens de literatuurhistorici de laatste modernist. Molloy is de eerste van drie romans die hij in de jaren vijftig schreef en die samen met enkele toneelstukken als Wachten op Godot de basis legden voor zijn roem. De samenvatting die ik hierboven geef, klinkt vast heel afschrikwekkend, net als d

Ignazio Silone. Fontamara. Hanover, NH: Zoland Books, 2000 (1933)

Afbeelding
Vertaling: Eric Mosbacher De inwoners van het dorpje Fontamara begrijpen niet wat hen overkomt als de regering in Rome ergens in de jaren dertig fascistisch wordt. Ook tot die tijd was het gebruikelijk dat hen onrecht werd aangedaan: dat de heersers hun afpakte wat ze hadden, dat ze in elkaar gerammeld werden door schurken en onverlaten en dat niemand naar ze wilde luisteren. Maar nu heeft dat onrecht ineens ook nog de openlijke goedkeuring van de regering. De meest kleurrijke inwoner van het dorpje, Berardo, laat af en toe zijn onvrede blijken door iets in brand te steken, maar als door een truc het riviertje dat het hele dorp van irrigatiewater voorziet wordt omgeleid naar de landgoederen van een handige grootgrondbezitter, legt ook Berardo het hoofd in de schoot. Hij vertrekt naar Rome om er een baantje te vinden. Uiteindelijk komt hij er echter per ongeluk in de gevangenis terecht en pleegt op enigszins melodramatische manier zelfmoord. Dat komt men in zijn dorpje dan weer te wete

Hans Christian Andersen. Fairy Tales. London: Penguin, 2004 (1835-1872)

Afbeelding
'Everything ends up in the bin' is (bijna) de laatste zin van het laatste sprookje dat Hans Christian Andersen schreef. Je zou het bijna als een autobiografische opmerking zien, vooral als je deze uitgave leest, die een aantal geleden verscheen ter gelegenheid van de tweehonderdste verjaardag van de Deense sprookjesschrijver, en waarin vooral de redacteur Jackie Wullschlager haar uiterste best doet bijna ieder verhaal autobiografisch te duiden. Nu had Andersen zo te lezen ook een bijzonder leven — een dat niet alleen gekenmerkt werd door een dramatische omslag van een armoedige jeugd naar een groot internationaal literair succes dat alleen in de schaduw kon staan van dat van Charles Dickens, maar ook door een onstuimig liefdesleven. Andersen was biseksueel, maar bovendien gespecialiseerd in gelijktijdige verliefdheden op een zus en een broer, wat de zaken er ook niet eenvoudiger op moet hebben gemaakt. Zo weet ik al zo lang als ik me kan herinneren dat we het verhaal van het l

Ilja Leonard Pfeijffer en Gelya Bogatishcheva. De filosofie van de heuvel. Op de fiets naar Rome. Amsterdam: De Arbeiderspers, 2009.

Afbeelding
Net als iedereen in Leiden heb ik een trommeltje met Ilja-anekdoten. Hoe wij samen ooit het bestuur vormden van het Leids Studenten Kamer Orkest, en dit LESKO zodanig aan de rand van de afgrond brachten dat het oude bestuur ingreep. Hoe hij ooit een gedicht in mijn poesie-album schreef. Hoe aardig hij was, veel aardiger dan zijn publieke imago deed vermoeden, als hij de dames afpoeierde in de Burcht toen we daar een keer zaten bij te praten. En nu is hij weg. Twee jaar geleden kreeg hij een nieuwe vriendin, de Russische Gelya Bogatishcheva en samen zijn ze in juni 2008 naar Rome vertrokken, op de fiets, op twee heel eenvoudige fietsen. Ilja had de zijne vlak ervoor bij de Turkse fietsenhandelaar op de Kaasmarkt gekocht, en Gelya was al een tijdje bezig op haar gele fietsje rond te rijden. Veel bagage namen ze niet mee – en zes weken later kwamen ze aan in Rome. Ilja Leonard Pfeijffer (Rijswijk, 1968) heeft nu een boek geschreven over die reis,  De filosofie van de heuvel. Op de

William Shakespeare. King Lear. London: BBC, 1981 (1606).

Afbeelding
Als ik het goed gezien heb, wordt er in King Lear nooit naar God verwezen, maar wel een aantal keer naar de goden. Het stuk speelt zich af in heidense, in Keltische tijden. Dat waren tijden van veelgodendom en dat lijkt me niet toevallig. Er is geen richting en geen orde in de samenleving in King Lear , de wereld ziet eruit zoals Christenen soms lijken te denken dat de wereld eruit zal zien als er geen God is: ordeloos en rechteloos, een gevecht van allen tegen allen. De goeden in het stuk lijken allemaal te weten welke orde er eigenlijk een zou moeten zijn: een waarin Lear geëerbiedigd wordt als koning, waarin men in hem de meester onderkent, waarin iedereen hem liefde verschuldigd is, zelfs als hij gek geworden is.  Waarom dat eigenlijk zo is, wordt niet expliciet uit de doeken gedaan, maar het blijkt uit het verloop van het stuk: omdat anders de chaos uitbreekt. Tegelijkertijd is het Lear zelf die de anarchie uitroept – als iedereen doet wat hij wil, wordt dus alle macht uit zijn

Geoffrey Chaucer. De Canterbury-verhalen. Baarn: Ambo, 1995 (1400).

Afbeelding
Vertaling: Ernst van Altena Een groep pelgrims reist naar Canterbury en organiseert een verhalenwedstrijd: ieder van hen zal zowel op de heen- als op de terugreis een verhaal vertellen, en de waard van het hotel zal besluiten wat het beste verhaal is. Vervolgens bestaat de Canterbury-verhalen vooral uit een bonte verzameling verhalen: schunnige en vrome, serieuze en grappige, korte en lange, prozaïsche en dichterlijke. Zowel op het internet als in de Leidse Universiteitsbibliotheek vindt je vooral allerlei studies die gaan over individuele verhalen. Het wonderlijkst vind ik echter de verzameling: hoe komt een veertiende-eeuwer erbij om in een band zowel een verhaal over scheten in het gezicht van priesters als een oprecht vroom exposé over de Hoofdzonden te publiceren? Het hele bonte leven wordt erin afgebeeld, weliswaar in de vorm van een competitie tussen verhalenvertellers, maar zonder dat de prijs wordt uitgereikt, dus zonder dat er expliciet wordt gezegd dat het vrome verhaal bet

Gerrit Berveling. Odoj kaj aliaj poemoj. Zwolle: Voko, 2009.

Afbeelding
Gerrit Berveling (1944) is een Nederlandse leraar klassieke talen en daarnaast een dominee bij de remonstrantste broederschap, zo'n beetje het meest vrijzinnige gezelschap ter wereld dat zich nog wel christelijk noemt. Ik ken hem als Esperantist, als dichter in die taal, als vertaler van allerlei werken uit vooral het Grieks en het Latijn, maar ook bijvoorbeeld van Twee vrouwen van Harry Mulisch. Vele jaren geleden heb ik hem voor het eerst ontmoet, ik was toen student in Tilburg, en we spraken over vertalingen van Horatius in het Esperanto. Vorige week kwam ik hem weer tegen en toen gaf hij mij dit in eigen beheer uitgegeven bundeltje met eigen poëzie. Het bundeltje bestaat voor een groot deel door 'oden' die in een maatsoort zijn geschreven, een behoorlijk ingewikkeld ritmisch schema. Berveling heeft zich kennelijk de afgelopen twintig jaar - het oudste gedateerde gedicht stamt uit 1991 - toegelegd op het toepassen van die vorm. Hij doet dat op gedichten die inhoudelijk

Giacomo Leopardi. Selected Poems. Princeton: Princeton University Press, 1997 (1837).

Afbeelding
Vertaling: Eamon Grennan. Als lezen reizen is, heb ik een excursie gemaakt naar de treurnis, naar het rijk van de felle aanklacht tegen het leven, de bijzonder welsprekend uitgedrukte wanhoop. Giacomo Leopardi (1798-1837) is in het Nederlandse taalgebied niet de allerberoemdste romantische dichter, maar in Italië wordt hij wel als de grootste beschouwd. Mijn kennismaking met deze dichter was in eerste instantie vooral een excursie uit nieuwsgierigheid: ik voelde me inmiddels te oud om meegeslepen te worden door iemands Weltschmerz. Dat ik me uiteindelijk toch liet meeslepen, komt vooral door de zorgvuldige manier waarop Leopardi zijn leed formuleert. Het is allemaal zo doordacht, zo duidelijk geconstrueerd, zo fraai dat het aan het denken zet: waarom neemt iemand zoveel moeite om zo'n inktzwarte visie op het leven uiteen te zetten? Want inktzwart is het; het leven is treurig, al is het interessante bewijs daarvoor dat alle schoonheid van de jeugd en het begin alras teloor gaat — d

Aravind Adiga. The White Tiger. London: Atlantic Books, 2008.

Afbeelding
Soms lees je boeken vooral voor de gezelligheid. Omdat mensen het over dat boek hebben, omdat een zeker iemand het net gelezen heeft en er verrukt van was, omdat er af en toe aan je wordt gevraagd of je nog een leuk boek weet, en je om de een of andere reden dan meestal niet geacht wordt met Moby Dick aan te komen zetten. De komende paar maanden kan ik zeggen: ja, The White Tiger van Aravind Adiga. Leuk is niet per se het meest geschikte woord, en gezellig eigenlijk ook niet, aangezien het een inktzwarte satire is over allerlei misstanden in de maatschappij, waarbij je letterlijk over lijken moet gaan om rijkdom te verwerven. De hoofdpersoon Balram Halwai ziet er dan ook niet tegenop om zijn baas, de man wiens auto hij rijdt, op een dag de hersens in te slaan met een kapotte whiskyfles. Zoals die baas er eerder niet tegenopzag om Balram ertoe te dwingen een papier te ondertekenen waarop stond dat hij een man had overreden, terwijl het eigenlijk de vrouw van de baas was geweest die

William Faulkner. The Sound and the Fury. New York: Vintage, 2005 (1929).

Afbeelding
Ik denk dat alle lezers van Faulkner het overal en tot in eeuwigen dage op een bepaald moment over een onderwerp moeten hebben: dat The Sound and the Fury zo lastig te lezen is. Je kunt het prachtig vinden of afschuwelijk, je kunt alle andere boeken uit de wereldliteratuur gelezen hebben, of geen enkel — moeilijk blijft het. Dat geldt vooral, of eigenlijk uitsluitend voor de eerste van de vier hoofdstukken, die ieder geschreven zijn uit het standpunt van een van de gebroeders Compson waar een steekje los aan is: het eerste van Benjamin, die autistisch is maar ook enigszins achterlijk, het tweede vanuit Quentin op de dag dat hij in wanhoop zelfmoord pleegt. Het derde hoofdstuk is geschreven vanuit Jason, die zo'n onsympathiek en laag bij de gronds personage is dat zijn verhaal voor weinig problemen zorgt, en het laatste hoofdstuk heeft zelfs een heel klassieke alwetende verteller. Het verhaal is, als je het helemaal uitgeplozen krijgt, nog niet eens zo vreselijk ingewikkeld. Een f

Ovidius. Metamorphosen. Amsterdam: Athenæum - Polak & Van Gennep, 2008 (8)

Afbeelding
Vertaling: M. d'Hane Scheltema. Vorig jaar was Metamorphosen van Ovidius precies 2000 jaar oud, maar als dat gevierd is, heb ik het niet meegekregen. Tweeduizend jaar is in ieder geval een onvoorstelbare hoeveelheid tijd voor een mens, en het is daarom altijd maar de vraag hoeveel je als moderne lezer nog meekrijgt van zo'n meesterwerk van lang geleden. Wie de recensies leest krijgt de indruk dat Ovidius wat reputatie betreft de Harry Mulisch van de Oudheid was: iemand die bekend stond om zijn betrekkelijk inhoudsloze inventiviteit en zijn grote beheersing van de mythologie. De grote Romeinse retoricus Quintillianus heeft zoiets al gezegd. Nu houd ik toevallig wel van het werk van Mulisch, en uiteindelijk toch ook wel van dat van Ovidius. Ik moest wel even wennen. In Metamorphosen beschrijft Ovidius de ontwikkeling van de wereld vanaf de eerste Chaos tot aan zijn eigen tijd, en hij doet dat als een opeenvolging van veranderingen: om de haverklap wordt er iemand in een boom, e

Philip Roth. Patrimony. New York: Library of America, 2008 (1991).

Afbeelding
De vader van Philip Roth is dood. Op 86-jarige leeftijd is hij gestorven aan de gevolgen van een hersentumor. Dat is weliswaar al ongeveer twintig jaar geleden gebeurd, maar ik heb het nieuws pas nu tot me door laten dringen, doordat ik Roths roman over de laatste maanden van zijn vader las, Patrimony. A true story . Een waargebeurd verhaal als ondertitel, dat geeft bij deze schrijver altijd te denken, ja, dat roept op tot wantrouwen. Roth heeft meer boeken geschreven die zogenaamd waargebeurd zijn en zelfs over Philip Roth gaan, maar tegelijkertijd onmiskenbaar versonnen zijn ( Operation Shylock bijvoorbeeld). Maar dan verbaast de schrijver je toch weer — door nu ineens volkomen oprecht te lijken te zijn. Dat wil niet zeggen dat hij niet zelfs in dit boek speelt met de grenzen tussen fantasie en werkelijkheid. Wanneer Philip naar zijn vader rijdt om die het slechte nieuws te brengen van de tumor, rijdt hij in gedachten per ongeluk verkeerd, en komt uit bij de begraafplaats waar zijn

Philip Roth. I married a communist. New York: Vintage, 1999 (1998)

Afbeelding
Ira Ringold is een communist die ook wil leven, een jongen van eenvoudige afkomst die in de jaren veertig trouwt met de filmster Eve Frame, en een verhouding begint met de vriendin van haar dochter. Die zelf acteert en beroemd wordt, maar zijn afkomst niet verloochent en die altijd bewondering blijft houden voor zijn steile communistische vriend Johnny O'Day. Maar het einde is onontkombaar: het huwelijk met Eve strandt, en onder invloed van haar glamour-vrienden publiceert zij een boek waarin ze beweert dat Ringold een belangrijke schakel is in een communistisch complot om de Amerikaanse amusementsindustrie in handen te krijgen. Ringold wordt zo een van de eerste slachtoffers van het McCarthy-tijdperk. Op internet heb ik wat oude recensies van dit boek gelezen, waarin de nadruk erg wordt gelegd op het feit dat niet lang voordat dit boek verscheen de ex van Philip Roth een boek publiceerde over hun mislukte huwelijk. I married a communist zou een in rancune gedrenkte afrekening zi

Thomas Mann. Der Zauberberg. Frankfurt: G.B. Fischer, 1954 (1924).

Afbeelding
Ik heb de Zauberberg gelezen! Voor mij was dat vele, vele jaren lang een gebergte waarvan ik me bijna niet kon voorstellen dat ik het ooit zou beklimmen; zo'n boek waarvan ik nauwelijks kon geloven dat iemand het ook echt las, zo dik, zo Duits, zo dreigend. Maar nu heb ik het dus echt gelezen. En ik heb er niet veel langer dan een (vakantie)week over gedaan. En ik heb ervan genoten. De taal is prachtig, de toon is ongelofelijk muzikaal en de schrijver geeft zijn lezers van alles om over na te denken. En dan bedoel ik eigenlijk niet vooral de inhoud van de vele gesprekken die Hans Castorp, de hoofdpersoon, voert met de andere bewoners van het sanatorium in de Alpen waar hij komt om drie weken lang zijn zieke neef te bezoeken, maar waar hij uiteindelijk zeven jaar blijft. Ik bedoel vooral de spelletjes die Mann speelt met het uitdijen en inkrimpen van de tijd, of (iets minder aan de oppervlakte) met de geografie. Hans Castorp en de andere bewoners maken maar één onderscheid: dat t

V. S. Naipaul. The mystic masseur. London; Picador, 2001 (1957)

Afbeelding
De Indiër Ganesh heeft een paar jaar in Port of Spain in Trinidad gestudeerd, en daarna weliswaar zijn titel niet gehaald, maar als hij terugkeert naar zijn geboortedorp maken alleen al die paar jaar hem een gewilde huwelijkskandidaat, in ieder geval voor de plaatselijke grutter. Op een handige manier weet Ganesh zijn toekomstige schoonvader op zijn beurt tegen diens wil tot de belangrijkste sponsor van zijn eigen studiecentrum te maken. Op die basis wordt hij masseur, dan mysticus, en uiteindelijk zelfs politicus. The mystic masseur is op het eerste gezicht een schelmenroman: de hoofdpersoon lijkt niet helemaal te deugen, maar vooral zijn tegenstanders steeds te slim af te zijn. Maar bij nader inzien is het niet zo duidelijk dat Ganesh wel echt een traditionele schelm is: in voorkomende gevallen lijkt hij met iedereen, ook voor zijn ergste tegenstander (zijn schoonvader) het beste voor te hebben, en dat hij als mysticus of als politicus een bedrieger is kun je eigenlijk niet zeggen.

Elsa Morante. History: A Novel. London: Penguin Books, 2001. (La Storia, 1974)

Afbeelding
Vertaling: William Weaver. Volgens een citaat op het omslag is dit 'een van de weinige romans in enige taal die de totale verschrikking van Hitlers oorlog weergeeft.' Dat lijkt op het eerste gezicht vreemd, bijvoorbeeld omdat 300 van de 750 pagina's zich afspelen in de jaren 1946 en 1947, of omdat het slechts gaat om een handjevol personen van wie niemand ooit een concentratiekamp van binnen ziet. Maar de achterflap heeft gelijk. Juist door de doorwerking van die afschuwelijke oorlog te laten zien in de levens van een paar arme drommels, juist ook in de doorwerking van de jaren dat de oorlog voor de Grote Geschiedenis is afgelopen. Want dat is een van de duidelijke thema's van La Storia , de onbewuste, gruwelijke, alles verterende kracht van de geschiedenis die maar doordendert en het leven van de mens onverschillig vermorzelt. We zien dat aan de hand van het leven van een vrouw, die toevallig joods blijkt te zijn — zonder Hitler had Ida dat waarschijnlijk nooit gewet

Herman Melville. Moby-Dick. Or, The Whale. Borders Group, 2006 (1851).

Afbeelding
Er is een bekend verhaal over een aantal blinden die in het donker een olifant betasten, en waarvan er een denkt dat hij een lantaarnpaal te pakken heeft, een een tuinslang meent te ontdekken, en een een zeilboot vermoedt vanwege de grote oren. Zo'n verhaal is Moby Dick in zekere zin ook, maar dan met een verteller die de moeite doet om nu eens aan deze kant van de walvis te gaan staan en daar zijn verhaal te vertellen, en dan weer eens aan de andere kant. Die zijn onderwerp tegelijkertijd wetenschappelijk en antiwetenschappelijk benadert, zakelijk en romantisch, vanuit het standpunt van de walvisvaarder en dat van de liefhebber, enzovoort. Die een bont geschakeerd geheel toont en daarmee laat zien hoe weinig we eigenlijk begrijpen van een medeaardebewoner als de walvis. Een van de mooie dingen die romans kunnen is precies dat: een probleem van allerlei gezichtspunten laten zien, en tonen dat iedereen gelijk heeft en daarin nu juist de moeilijkheid schuilt. In dat opzicht is Moby

Albino Pierro. De kus van het middaguur. 9endertig liefdesgedichten. Rotondella: Archivia, 2008.

Afbeelding
Vertaling: Maria van Daalen, Antonio Petrocelli, Silvia Terribili Albino Pierro dichtte zijn werk in de jaren vijftig, zestig en zeventig van de twintigste eeuw in het dialect van zijn geboortedorp, Tursi. Zoals meer Europese dialectdichters werd die keuze waarschijnlijk deels ingegeven door nostalgie: door zijn studie en door zijn intellectuele bestaan, bracht hij vrijwel zijn hele volwassen leven buiten Tursi voor. Hij was dan ook een dialectpurist -- ook dat deelt hij met veel andere dialectdichters -- die zijn vrienden soms midden in de nacht opbelde om te vragen naar een zuivere dialectuitdrukking. Dit alles weet ik uit een inleiding uit een bloemlezing die een Italiaanse uitgever heeft uitgebracht van Pierro's werk in drie tallen: het Tursitaans, het Italiaans en het Nederlands. De uitgave heeft waarschijnlijk als eerste bedoeling om de Nederlandse lezer bekend te maken met het werk van Pierro, en in dat opzicht is het opvallend dat de inleidingen allemaal door Italianen ges

George Orwell. In Defence of English Cooking. London: Penguin, 2005.

Afbeelding
Hoe kan het dat mensen - en vooral intellectuelen - de eenvoudige werkelijkheid niet zien hoe duidelijk die niet is? Hoe kan het bijvoorbeeld dat Europese communisten in de jaren veertig niet inzagen dat Rusland alleen nooit van Nazi-Duitsland had kunnen winnen? Dat is een vraag die George Orwell, van wie in dit boekje enkele essays verzameld zijn, zijn levenlang lijkt te hebben beziggehouden. Orwell wordt algemeen beschouwd als een belangrijke Engelsalige essayist, maar een van zijn grootste bewonderaars is waarschijnlijk Noam Chomsky, zelf een niet onbelangrijk politiek denker. Hij heeft de term Orwell's Paradox bedacht voor die onverklaarbare onwetendheid van mensen die beter zouden moeten weten. Tegelijkertijd vallen me, als ik Orwell's essays met Chomsky's ogen lees, toch ook wel op dat de twee denkers het op een aantal punten grondig oneens moeten zijn. Zo is Orwell in deze essays voor alles een individualist, iemand die het 't allerbelangrijkst vindt dat de men

Martin Walser. Ein liebender Mann. Reinbek: Rowohlt Verlag, 2008

Afbeelding
Als 73-jarige man wordt Goethe verliefd op de 19-jarige Ulrike - en zij misschien ook wel een beetje op hem. Het is een vakantieliefde, die ontstaat terwijl ze in hetzelfde kuuroord verblijven en die eigenlijk nog niet eens zozeer tenonder gaat vanwege de afkeuring van de omgeving alswel door zijn eigen onmogelijkheid. Goethe trekt zich terug in zijn verliefdheid, schrijft brieven aan zijn grote liefde waarvan het niet eens duidelijk is of hij ze ooit inderdaad verstuurt -- tot je op de laatste bladzijde te horen krijgt dat Ulrike bij haar dood vele decennia later een stapeltje brieven, die vermoedelijk van Goethe waren, liet verbranden. Iedereen die iets over dit boek zegt, vertelt erbij dat er de laatste jaren heel veel boeken verschijnen over liefdes tussen oudere mannen en veel jongere vrouwen. Dit boek is bijzonder omdat de liefde niet geconsumeerd wordt en zich voor het allergrootste deel wel heel duidelijk in Goethes hoofd lijkt af te spelen, of preciezer gezegd in zijn taal: a

Alexander McCall Smith. The No. 1 Ladies' Detective Agency. London: Abacus, 2008 (1998).

Afbeelding
Er zijn geen charmantere schrijvers dan Engelse schrijvers. Precies in de Engelse letteren heeft zich een genre ontwikkeld dat je elders nauwelijks vindt: dat van de goedgeschreven, charmante, licht ironische roman zonder al te veel leeghoofdigheid maar ook zonder al te veel pretenties. Het genre van de detectives van Agatha Christie, van de academic novels van David Lodge en van de moderne satires van Ben Elton. Alexander McCall Smith is de nieuwste loot aan deze boom. Zijn hoofdpersoon is Precious Ramotswe, een vrouwelijke detective in Botswana en de eigenaar van de 'No. 1 Ladies Detective Agency'. Ik had nog nooit van haar of haar schepper gehoord, maar in de afgelopen 10 jaar blijkt McCall Smith al 9 boeken over haar geschreven te hebben, naast nog minstens zoveel andere over andere onderwerpen. Het zijn gelukkig geen complexe mysteries die Mma Ramotswe moet oplossen — het gaat over de problemen van alledag, een man die een minnares heeft, een werknemer die zijn baas pro