Raoul de Jong. Jaguarman. Mijn vader, zijn vader en andere Surinaamse helden. Amsterdam: De Bezige Bij, 2020.

 


Jaguarman is misschien wel het meest ambitieuze boek dat er dit jaar verschenen is. Raoul de Jong probeert er geloof ik niets minder in dan de zin van het leven te doorgronden. 

Hij doet dat door een zoektocht naar de wortels van zijn vader – een Surinaamse man, die Raoul nauwelijks gekend heeft en nauwelijks kent –, en dat op twee niveau's: door een reis te maken naar Suriname, op zoek naar Jaguarman, een mythische voorouder van zijn vader, die zichzelf in een jaguar kon veranderen; en later door zeven dagen in zijn Rotterdamse appartement in retraite te gaan volgens de regels van de winti. 

Maar hij wil in Suriname niet alleen zijn vader of de jaguarman leren kennen, maar het leven zelf. Hij lijkt veel meer aangetrokken tot het regenwoud dan tot de stad, zoals hij ook meer aangetrokken lijkt tot de caraïben en de marrons dan tot de creolen. Hoe leef je samen met die wilde, op het eerste gezicht zo wrede natuur?

Maar het boek wil nog meer zijn, een beschrijving van de geschiedenis van Suriname, in ieder geval vanaf het moment dat de eerste witte er zijn vuile voet op de bodem zette tot aan de onafhankelijkheid, een aanklacht tegen de slavernij, een ode aan de intellectuele helden van het land, de vele Surinaamse schrijvers die er zijn geweest en die De Jong naar eigen zeggen ook pas leerde kennen toen hij op zoek ging naar die wortels: Edgar Cairo, Astrid Roemer, Anil Ramdas en vele anderen. Het is een oproep om trots te zijn om die wortels, op Suriname, op de wereld, op het menszijn.

Het boek overtuigt vooral door de grote eerlijkheid, De Jong houdt geen gedachte achter, zo lijkt het wel, Af en toe zijn de ideeën over hoe de indianen en marrons samenleefden met de natuur hyperromantisch, je zou bijna zeggen: die van de nobele wilde die de natuur nog echt begrijpt. Soms zijn de ideeën over het moderne Nederland zeer, zeer bitter en een keer spreekt hij zelfs hyperbolisch over slavernij als hij beschrijft hoe mensen geregeerd worden door hun agenda. Maar dat alles wordt goed gemaakt doordat hij zelf ook altijd het omgekeerde heeft bedacht, en niet ontkent dat hij ook wortels heeft die hij in dit boek niet beschrijft – witte, Nederlandse, via zijn moeder. De winti-rituelen waaraan hij zich onderwerpt worden tegelijkertijd met enige nuchterheid beschreven – ze werken uiteindelijk wel.

Het is natuurlijk verleidelijk om Jaguarman te vergelijken met Onder de paramariboom van Johan Fretz: ook een boek over een man van rond de dertig met half-Nederlandse half-Surinaamse wortels die in Suriname meer over zichzelf probeert te weten te komen. Bij Fretz is het de moeder die Surinaams is, en gaat ze zelf mee, dus komt er meer daadwerkelijke familie voor, en blijft Fretz ook meer in de stad. Maar bovenal ben ik bang dat het bij Fretz uiteindeijk allemaal vriendelijker is en daardoor oppervlakkiger. De Jong durft de strijd echt aan, laat meer pijn zien, meer dwaze gedachten, meer clichés, en door dat alles uiteindelijk veel meer diepte. 

Of hij de zin van het leven heeft ontdekt, durf ik niet te zeggen – maar hij heeft volgens mij een geslaagde poging gedaan nieuwe lagen aan te boren van wat Suriname betekent, ook voor Nederlanders zonder wortels in de tropen.


Reacties

Populaire posts van deze blog

Paul Celan. Verzamelde gedichten. Amsterdam: Meulenhoff, 2003.

Walt Whitman. Leaves of Grass. Grasbladen. Amsterdam: Em. Querido, 2005 (1855).