Rouke van der Hoek. Bodemdaling. Gedichten. Amsterdam/Antwerpen: Atlas, 2005

Ik was een tijdje lid van de Poëzieclub, en daarna was ik een tijdje (een jaar? twee jaar?) geen lid meer, waarschijnlijk omdat ik vergeten was de contributie te betalen. Nu ben ik weer lid geworden, en kreeg de eerste clubkeuze toegestuurd: deze bundel. Het is wel een aardig idee, zo'n club, met van die boeken die ze je ongevraagd toesturen. Uit mezelf zou ik Bodemdaling nooit gekocht hebben. Ik zou de bundel in de winkel in mijn hand genomen hebben, het eerste gedicht gelezen hebben, en hem daarna weer gedachteloos hebben teruggelegd om op zoek te gaan naar iets ander. (Hieronder staan de laatste regels uit een gedicht over oude ansichtkaarten, het hele gedicht is te vinden op Van der Hoeks eigen website

Achterop karig beschreven.
Groeten van …
Gefeliciteerd.
Via deze kernachtige communicatie
vulde zich het beeld van ons land.
Een land van zachte grijstinten
en ordelijke lijnen.

Een dichter die in zijn allerleerste gedicht de woorden 'kernachtige communicatie' gebruikt, van zo'n dichter zou ik uit eigen vrije wil niet snel een bundel aanschaffen. Van der Hoek gebruikt die woorden op een volkomen overbodige manier (eerder is al gezegd dat de kaarten karig beschreven zijn, daarna volgden er voorbeelden van deze karigheid, dus de hele zin had weggekund, inclusief dat ook al zo lelijke 'vulde zich het beeld van ons land', dat immers in de allerlaatste regels eigenlijk ook al wordt geëxpliciteerd). Bovendien lijkt het me geen ironie: het is mij in ieder geval niet duidelijk wat de functie is van deze hypermoderne uitdrukking in een verder ongegeneerd nostalgisch gedicht – op het kitscherige af. De uitdrukking lijkt me dus vooral een heel onhandige, en dat belooft weinig goeds voor de rest van de bundel.

Nu kreeg ik de hele bundel opgestuurd, en heb er dus wat uitgebreider kennis van genomen. Dat betekent niet dat ik snel nog een bundel van deze dichter ter hand ga nemen, want de rest van de gedichten bevallen mij niet veel beter.

Toch is dat voor een eenvoudige lezer ook wel eens aardig, want het doet je nadenken over wat je eigenlijk zoekt in een gedicht. Voor mij is dat toch vooral wel taal, en met de taal weet Van der Hoek zich niet goed raad. De laatste gedichten gaan om de een of andere reden allemaal over sperwers. Het woord sperwer is verrukkelijk, maar Van der Hoek doet er niets mee. Een van die gedichten begint bijvoorbeeld als volgt:

Wat de sperwers troost geeft, trots
is het omhoog cirkelen
op de vuist van de wind.

Dat is vooral een zin die blijft hangen vanwege zijn syntactische onhandigheid. Merkwaardig dat zo'n bundel niet alleen uitgegeven wordt, maar ook nog eens genomineerd is voor de Publieksprijs, en door de Poëzieclub wordt rondgestuurd als de keuze van het kwartaal. Dat laat zien dat veel mensen heel andere dingen in dichtbundels zoeken dan ik.

Reacties

Populaire posts van deze blog

Paul Celan. Verzamelde gedichten. Amsterdam: Meulenhoff, 2003.

Walt Whitman. Leaves of Grass. Grasbladen. Amsterdam: Em. Querido, 2005 (1855).

Raoul de Jong. Jaguarman. Mijn vader, zijn vader en andere Surinaamse helden. Amsterdam: De Bezige Bij, 2020.