Erwin Mortier. Precieuze mechanieken. De Bezige Bij, 2020

 



Er is geen betere vorm om iemand aan te spreken dan in poëzie. Vandaar dat mensen gedichten schrijven als ze verliefd zijn of als het Sinterklaas is. Gedichten hebben altijd een aangesproken persoon, heel vaak expliciet, en soms impliciet. Belangrijk daarbij: de aangesproken persoon is daarbij niet noodzakelijkerwijs de lezer ('o oude eik'), je zou zelfs kunnen zeggen dat het zo toevallig is als die twee wel samenvallen, dat je net zo goed kunt zeggen dat het helemaal de bedoeling niet is.

Gedichten willen misschien gelezen worden, maar niet door degene tot wie ze zich richten.

Het is een van de paradoxen waarmee Erwin Mortier speelt in zijn fenomenale nieuwe bundel Precieuze mechanieken. Het allereerste woord, nee, de allereerste regel van de bundel is:

Ma,

De lezer van Mortier – of van de achterflap van Precieuze mechanieken – weet dan allang dat de moeder van de dichter dood is, en anders wordt dat al snel duidelijk. Een groot deel van de bundel is rechtstreeks aan de moeder gericht, al zijn er ook gedichten gericht aan een liefdespartner:

Kleed me nog één keer uit, mijn lief,
naakter dan een prins mag zijn,
ontdaan van alle belgerinkel

En dan zijn er nog drie gedichten gericht aan de zon. Het eerste is een soort variatie op het bekende lied van Franciscus, waarin ook even Reve meeklinkt:

Gj Hoge Gij Glorie
Gij Sterke Alheerlijke Beer.
Gij Hoge Gij
Enige Hoog Gulden Naam.

Gij veel te heet voor mijn lipjes.

Lief beertje Pappie der Dieren
Lief broertje Zon.

Maar het is eigenlijk onduidelijk in hoeverre de liefdespartner en de zon (en andere aangesprokenen, zoals 'Rogier' en 'O Zoon') eigenlijk niet samenvallen met de moederfiguur. De laatste wordt in ieder geval al weer rechtstreeks aangesproken in het derde zonnelied:

Ik hou van solaire termen als corona, protuberans, aurora australis,
analemma, en ook van je bain de soleil vroeger,
ma, voor de god van de vergetelheden

je borsten tot dorre telefoongidsen verbrokkelde.

Dit fragment is meteen een voorbeeld van een ander spel dat Mortier speelt: dat met de tijd. Het gedicht wordt gedateerd in het gedicht zelf ('op maandag dertig december, 2019'), als in de 'onverantwoording' bij de bundel aan het eind ('[Dit gedicht] voltooide ik in Wissant, Picardië, op 31 december.') Nu had de oplettende lezer op dat moment al gelezen dat er in China een nieuw virus was uitgebroken, maar hoe waarschijnlijk is het dat hij op 30 of 31 december 2019 al wist in wat voor context 'precieuze mechanieken' uiteindelijk zou verschijnen?

En dan speelt Mortier ook nog eens met het idee dat dit dan misschien geen brieven zijn met een datum en een geadresseerde, maar gedichten. Hoewel er enerzijds dus alleen al op de achterflap (die de dichter gezien heeft, dat moet wel) op gezinspeeld dat het allemaal autobiografisch is, lijkt de titel juist te verwijzen naar een heel autonoom soort dichtkunst: gedichten zijn mechanieken. In de bundel wordt dat ook uitgewerkt:

Ik wil mijn gedichten mechanisch laten tikken
als een pendule voor douairières,
mijn verzen vlotjes op hun axiomateuse kraaienpootjes laten vallen,

een onhaalbaar wiskundig bewijs. 

Verderop in hetzelfde gedicht herneemt hij dat beeld van volkomen autonomie juist weer. 

Ook het gedicht is een organisme.
Als ieder ander organisme kent het (wat Claude Bernard vaststelde)
een inwendig en uitwendig milieu. 

Het gedicht staat dus op zichzelf, is een 'organisme', maar tegelijkertijd weten we dat organismes niet buiten het uitwendig milieu kunnen bestaan. 

Bovenal is Precieuze mechanieken daarmee dan toch een eenmansfeest van taal. De dichter spreekt tot wie hij wil, doet met de feitelijke waarheid wat hij wil, en maakt gedichten zoals hij wil. In de laatste afdeling, 'Vermiste paradijzen', komt alsnog de moeder aan het woord. Hier zijn de gedichten veel korter en blijkt de moeder, die allang in de hemel zit, veel aardser dan de zoon die eerder zo lang aan het woord is geweest:

Ja, mijn jongen, hier ben ik

Ze hebben alles in oude gazetten gewikkeld.
Jezus zit met zijn ma op Tenerife.

God de Vader eet graag rijstkoekjes zonder boter.
De exegeten vegen zijn mondje schoon,
en likken de korrels van hun vinger,

zoals jij vroeger,
mijn jongen. 

 

 

 


Reacties

Populaire posts van deze blog

Paul Celan. Verzamelde gedichten. Amsterdam: Meulenhoff, 2003.

Walt Whitman. Leaves of Grass. Grasbladen. Amsterdam: Em. Querido, 2005 (1855).

Raoul de Jong. Jaguarman. Mijn vader, zijn vader en andere Surinaamse helden. Amsterdam: De Bezige Bij, 2020.