Christiaan Weijts. Art. 285b. Amsterdam/Antwerpen: De Arbeiderspers, 2006.
Het begint meteen al goed, misschien nog niet eens zozeer bij de eerste zin ("Laat je niks wijsmaken, het begint allemaal heel onschuldig.") als wel bij de tweede alinea ("In de portiek scheidde ik op een ochtend de post van de reclame. Er was een Thaise bezorgdienst in mijn wijk gekomen, ik had een halve ton gewonnen in een loterij, de vissticks waren in de aanbieding. Dat waren op zich vrij gunstige ontwikkelingen, maar één brieflogo beloofde minder beste tijdingen: Politie Amsterdam-Amstelland, district vijf."). En al snel begin je te begrijpen dat dit een boek is dat op alle niveaus goed is. Een boek dat je ineens vertelt in wat voor tijd je eigenlijk leeft, en dat doet in een sprankelende stijl en zonder dat je je ooit verveelt. Een boek van een schrijver die de juiste schrijvers gelezen heeft en in een nieuwe cocktail heeft verwerkt: Houellebecq en Roth en Grunberg. Een boek over een obsessie (altijd goed) en wat voor een. Maar ook een boek over Scarlatti, over Amsterdam en Leiden, over wat er in Nederland de afgelopen jaren gebeurd is en over procedures. Een fraai boek, vind ik.
Reacties