Gerrit Krol. De man achter het raam. Querido, 1982.

 


De man achter het raam stamt uit 1982 en gaat over een onderwerp dat nu actueler is dan toen – de relatie tussen kunstmatige intelligentie en mens. Adam heet de computer in dit boek, hij is heel slim, en hij krijgt van zijn makers, Rudy en Wessel, een lichaam. Daar wandelt hij mee door de stad, al weet hij niet goed hoe hij zijn armen natuurlijk heen en weer moet bewegen. En daar bemint hij uiteindelijk Anna mee, Wessels vrouw.

Iedere keer als ik Gerrit Krol lees, raakt hij me weer – misschien wel meer dan enige andere Nederlandse schrijver van de afgelopen decennia. Dat zit hem in de toon en in de gedachten. 

De toon. Neem een passage als

Een hond die, aangereden, terwijl hij zich op zijn voorpoten – sterft. Dat is leven. De oren die zich richten als vaantjes en het sterke gebit dat zich ontbloot – dat dit voor het laatst gebeurt, het prachtige materiaal ten spijt. Die oortjes zijn nog lang niet dood, maar als het dier ter zijde valt en de geest heeft gegeven, hebben ook die mooie parmantige oortjes niets meer te doen – dát is leven.

Dit is een gedicht. En een prachtige definitie van het leven – de vergeefsheid, en het dan toch opstaan, enfin, iedereen die dit leest begrijpt die passage ook. Want het is niet alleen een gedicht, maar tegelijkertijd ook kraakhelder proza. 

Als ik het lees, en het gebruik van leestekens zie, vermoed ik dat ik in mijn eigen stijl, hoe armetierig die ook is, van alle schrijvers het meest beïnvloed ben door Krol, want toen ik zeventien was, heb ik al zijn boeken die toen verschenen waren, verslonden. De man achter het raam zat daar ook bij, dat verscheen toen ik veertien was. Ik betrap mezelf er vaak op dat ik meer dan anderen van gedachtestreepjes houdt. Een passage als de bovenstaande ligt daar denk ik aan ten grondslag.

De gedachten. Je leest voortdurend dingen die laten zien dat Krol goed nadacht, en eigenzinnig nadacht, over de wereld. Als hij geen filosoof was, is dat omdat hij niet streefde naar een sluitend systeem, al was hij tegelijkertijd juist gefascineerd door sluitende systemen. Hij schreef in plaats daarvan aforismen, flarden, kleine inkijkjes . Zoals de eerste twee zinnen van het bovenstaande citaat, over die hond en zijn voorpoten. Die kunnen samen zo in iedere gids voor het begrijpen van het leven. 

Zoals ook een passage als:

Een vreemde eigenschap van het woord: dat het, gesproken of geschreven, in welke spelling ook, in welke samenhang, met welke bedoeling ook – altijd hetzelfde woord is. Er is geen ander verschijnsel in de natuur waar dat voor geldt, het geldt alleen voor woorden.

Misschien is dit overdreven: ook getallen hebben de eigenschap dat ze altijd hetzelfde zijn. Geen twee bomen zijn hetzelfde, een boom is de tweede keer dat je hem bezoekt niet hetzelfde, maar woorden en getallen zijn altijd aan zichzelf gelijk. Of jij ze nu zegt, of dat ik ze opschrijf, het woord bal en het getal 32 zijn altijd hetzelfde.

Boeken zijn wél iedere keer anders. Een belangrijke draad in het boek die me eerder – ik schat dat dit de vierde keer is in mijn leven dat ik De man achter het raam heb gelezen, mogen er nog vele keren volgen – niet was opgevallen: die van de tijd. Adam kent de tijd niet, want hij is een computer. Als hij een lijstje instructies krijgt die hij achter elkaar moet uitvoeren, is het voor hem alsof hij ze allemaal tegelijkertijd uitvoert. Hij denkt ook uitgebreid na over de beroemde paradox van Zeno: beweging kan niet bestaan, want een bewegende pijl is altijd op een bepaalde plaats, en staat daar stil. 

Toch wordt het verhaal van De man achter het raam wel min of meer chronologisch verteld. Of is dat alleen maar een manier waarop Adam zijn menselijke lezer tegemoet probeert te komen? Iedere keer als ik het lees, is De man achter het raam toch echt weer een ander boek, dat blijft verrassen, ook als ik het verhaaltje wel zo'n beetje ken. 

De belangrijkste draad voor mij, in ieder geval voor mij in 2025, is deze:

Als je de wereld werkelijk in tweeën wilt splitsen, splits 'm dan in

lichaam

/

woord

Je zult mij aan de kant van het woord zien staan. Ik ben het woord en ik sta buiten. Met steentjes tegen de ruit probeer ik steeds de aandacht van het lichaam te trekken, ik bestook het met steentjes. Ik word met steentjes bestookt.

Adam kent de wereld alleen als taal, in ieder geval zolang hij geen lichaam heeft ("Alles wat een woord voor mij inhoudt, zijn de woorden er om heen"). En wie weet of hij ook inderdaad een lichaam krijgt, zoals hij beweert? Wij kennen Adam immers ook alleen in taal.  


Reacties

Populaire posts van deze blog

Het eerste kwart: Lize Spit, Het smelt

Safae el Khannoussi. Oroppa. Pluim, 2024.

Freek Van de Velde. Wat taal verraadt. Een kleine geschiedenis van brein tot beschaving. Lannoo Campus, 2024.