Ilja Leonard Pfeijffer. In de naam van de hond. De grote gedichten. Amsterdam: Arbeiderspers, 2005.
Er zijn mensen die niet van de gedichten van Ilja Pfeijffer houden — mensen die zich niet laten afleiden door zijn tv-optredens en zijn polemieken, maar die toch zijn gedichten teveel van het goede vinden. Ik begrijp die mensen wel, maar ze hebben ongelijk. Dat bewijst deze bundel, die je alleen kunt begrijpen als je hem in een keer doorleest — als ik voldoende romantisch zou zijn, zou ik zeggen: 's nachts, met een fles drank bij de hand. Maar volgens mij zijn die extra's niet nodig, ook op een warme dag in de Leidse hortus botanicus werkt het prima. Je moet je wel willen laten meeslepen door duistere hoofdletterloze regels als: en weer mist november met negen warmgesluierde haremarmen in slierten zachtvochtige sitarmuziek te huilen op blootgevreeëen pasjabuik verkussend maar hij laat zich omlippen en bearmen als een landerij onder loom likkend zonlicht het is een boek waarin geen fatsoenlijke vrouw voor wil komen Bovendien blijkt de dichter (verderop in ditzelfde gedicht) nota