Posts

Posts uit 2008 tonen

Raymond Carver. Cathedral. London: Vintage Books, 2003 (1983).

Afbeelding
Mensen, andere mensen zijn onbegrijpelijk. Ze doen misschien nog niet eens van die vreemde dingen, maar toch begrijp je niet goed waarom ze doen wat ze doen. Het verhaal 'Fever' van Raymond Carver gaat bijvoorbeeld over een leraar die net gescheiden is van zijn vrouw, die met een collega van hem is weggelopen. Die vrouw bekommert zich toch nog om hem, al praat ze daar een beetje zweverig over. Zo zorgt ze er samen met haar nieuwe vriend voor dat er een oppas komt voor de kinderen, een mevrouw Webster. De leraar neemt het aanbod met open handen aan, omdat de enige oppas die hij zelf kon regelen, al na een paar dagen feestjes in zijn huis blijkt te geven. Mevrouw Webster blijkt een aanwinst, maar neemt na enkele weken ontslag omdat haar man elders kan gaan werken. Hoe vreemd is dat? Als Raymond Carver het vertelt is het heel vreemd. Het gedrag van de ex krijgt iets onheilspellends, je begrijpt precies waarom de man haar liever niet meer aan de telefoon wil hebben, en ook het ont

Michel Houellebecq & Bernard-Henri Lévi. Ennemis publics. Paris: Flammarion & Grasset, 2008.

Afbeelding
Stel je voor dat Harry Mulisch en Gerard Reve in hun hoogtijdagen brieven aan elkaar waren gaan schrijven — twee op het oog volkomen verschillende persoonlijkheden die elkaar serieus bleken te nemen en het goed met elkaar konden vinden. Zoiets is er gebeurd in Frankrijk, waar de linkse, idealistische, mediagenieke filosoof Bernard-Henri Lévy en de cynische, verlegen, opstandige, islamofobe romanschrijver Michel Houellebecq de eerste maanden van dit jaar met elkaar gecorrespondeerd hebben. Het is een verpletterende correspondentie geworden, die vooral gaat over de wonderlijke mengeling van het persoonlijke en het openbare in het leven van de schrijver aan het begin van de eenentwintigste eeuw. De schrijvers (nou ja, vooral Houellebecq) klagen over de manier waarop de media liegen over hun privé-leven, ze doen onderwijl allerlei confessies waarvan ze melden die nog nooit aan iemand anders te hebben gedaan. Houellebecq moet bovendien midden tijdens de correspondentie meemaken dat zijn ei

Harry Mulisch. Twee vrouwen. Amsterdam: CPNB, 2008 (1975).

Afbeelding
Twee vrouwen is volgens het omslag van de uitgave die ik deze week voor tien euro kocht 'peilloos diep'. Dat is moeilijk te weerleggen: de lezer die de peilloze diepte niet ervaart, is misschien wat oppervlakkig. Maar ik ervaar de peilloze diepte niet. Het verhaal is tamelijk rechttoe-rechtaan: gescheiden vrouw leert een geheimzinnig meisje kennen, de twee beginnen een relatie; dan loopt het meisje weg met de ex-man van haar geliefde; na een paar maanden komt ze echter weer terug: ze is zwanger van de man, maar dat kind wil ze aan haar geliefde geven. Dan wordt ze echter door de man vermoord. Waaruit bestaat de peilloze diepte? Niet uit het gevoel. Daarvoor is de liefde tussen de twee vrouwen vooral te vanzelfsprekend. Laura ziet Sylvia en weet: met haar ga ik samenwonen, maar grote hartstocht of tederheid komt daar niet aan te pas. En daarmee worden de gevoelens van verlatenheid als Sylvia wegloopt, of verdriet als ze dood is, ook minder invoelbaar. Misschien komt de peillo

Barack Obama. The Audacity of Hope. Edinburgh (etc.): Canongate, 2007 (2006).

Afbeelding
Aan het eind van The Audacity of Hope beschrijft Obama zijn eerste persconferentie als senator: It was my first day in the building; I had not taken a single vote, had not introduced a single bill — indeed I had not even sat down at my desk when a very earnest reporter raised his hand and asked, "Senator Obama, what is your place in history?" Even some of the other reporters had to laugh. Het is een kenmerkende anekdote, niet alleen vanwege de lichte zelfspot, en vanwege de persoonlijke toon, maar omdat uit The Audacity of Hope vooral blijkt dat Obama toch stiekem ook wel erg bezig is met zijn plaats in de geschiedenis. Ieder onderwerp dat hij aansnijdt — de verzuring van de strijd tussen Republikeinen en Democraten, de verhouding tussen de 'rassen', het buitenlands beleid van de VS — wordt eerst en vooral in een historisch kader geplaatst. Hier is iemand aan het woord die heel erg beseft dat het nu een stapje is in de geschiedenis. Die combinatie met het persoonli

Paul Verhoeven. Jezus van Nazaret. Amsterdam: Meulenhoff, 2008.

Afbeelding
Paul Verhoeven heeft duizend boeken over Jezus gelezen. Hij is lid van het Jesus Seminar, een groep Amerikaanse intellectuelen die proberen de 'historische' Jezus boven tafel te brengen. Dat is ook Verhoevens bedoeling, en daar heeft hij een spannend en onderhoudend boek over geschreven. Dat is dan wel een boek geworden dat de hopeloosheid van die pogingen illustreert. Zoals Verhoeven zelf zegt, weten we maar twee dingen zeker over Jezus: dat hij gedoopt is door Johannes de Doper, en dat hij gekruisigd is in de tijd van Pontius Pilatus. Veel nieuwe zekerheden heeft ook de wetenschappelijke methode niet te bieden. Die methode behelst onder andere dat onprettige en onlogische elementen in de evangelieën het serieust moeten worden genomen, onder het motto: zoiets verzin je niet, de evangelisten hadden er alleen baat bij Jezus zo gunstig mogelijk af te schilderen. Maar dat gaat soms wel wat ver. Toen Jezus werd opgehaald is er geweld gebruikt door zijn leerlingen. Grof geweld, v

Peter Middendorp. Lange poten. Een jaar lang vreemdeling in Den Haag. Amsterdam: Prometheus, 2008.

Afbeelding
Zes jaar geleden las ik de eerste roman van Peter Middendorp, en ik bedacht dat hij misschien beter non-fictie kon schrijven. En zie eens, dat doet hij inmiddels. Op het Binnenhof schijnt hij inmiddels een bekende en zelfs enigszins beruchte figuur te zijn — een schrijver die weigert zich aan de code te houden. Iedereen moet er kennelijk een beetje aan wennen: de voorlichters, de voorzitter van Nieuwspoort en wie al niet, dat er nu rond hun werkplek — Middendorp woont op de Poten — iemand rondloopt die alles opschrijft wat hij hoort en ziet. Het maakt niet uit of het enorm geheim is, het maakt niet uit of het Middendorp zelf in een wat bedenkelijk daglicht stelt. Hij schrijft het op, en nog steeds in een prettige stijl. Dit is een kenmerkend stukje voor ongeveer al die aspecten, behalve de zelfspot: Laatst presenteerde Ruud Lubbers een boekje. Iets over dat hij weet hoe het verder moet met de samenleving. Lubbers ws gevraagd bij de gelegenheid te spreken. Dat hoefde je hem overigens

David Lodge. Deaf Sentence. London: Harvill Secker, 2008.

Afbeelding
Doof zijn is bijna dood zijn. Dat vindt in ieder geval Desmond Bates, een vervroegd gepensioneerde professor aan een universiteit in het noorden van Engeland: het soort personage dat de wereld van David Lodge bewoont. Bates is zelf een beetje doof, net als zijn vader. Die vader is aan het eind van het boek trouwens ook dood, terwijl een studente van Bates een zelfmoord-e-mail heeft rondgestuurd, waarschijnlijk overigens ten onrechte. Die studente, een Amerikaanse die niet helemaal goed snik is over anders juist een briljante oplichtster, had trouwens de ambitie een proefschrift te schrijven over de taal van briefjes die zelfmoordenaars achterlaten. Het is allemaal een beetje te veel. Er wordt enorm veel overhoop gehaald in dit boek — Bates doet op een bepaald moment zelfs Auschwitz aan, als hij een lezingenrondreis maakt in Polen. De ernst van dat bezoek detoneert behoorlijk met de nogal curieuze cast. Het is net of Lodge de meestal nogal cartooneske figuren van zijn academic novels

Frits van Oostrom. Stemmen op schrift. Geschiedenis van de Nederlandse literatuur vanaf het begin tot 1300. Amsterdam: Bert Bakker, 2006.

Afbeelding
Vroeger, ach, vroeger dacht ik dat geschiedenis een zinloos vak was. Waarom zou je nu nog eens gaan opdiepen wat men vroeger ook al wist, maar niet de moeite waard vond om te onthouden? Terwijl je tijdens dat opdiepen zelf weer allerlei nieuwe dingen vergeet? Zo blijf je toch bezig en wat schiet je ermee op? Die gedachte begin ik langzamerhand te verlaten, en dat komt door boeken zoals Stemmen op schrift : meeslepend geschreven boeken van echte onderzoekers, die laten zien wat we allemaal nog niet weten, en hoe betreurenswaardig dat gebrek aan kennis is. Dat we de rol van de vrouw in de middelnederlandse letteren waarschijnlijk tot nu toe onderschat hebben, bijvoorbeeld: een terugkerend thema in dit boek (vanaf de mogelijkheid dat in Hebban olla vogala een vrouw spreekt, tot en met de mogelijke rol van vrouwelijke mystici in het maken van de eerste vertaling van de bijbel.) Van Oostroms stijl wordt allerwege geroemd, en dat vind ik ook terecht. Een curiosum: in 1996 schreef ik een st

Philip Roth. Indignation. London: Jonathan Cape, 2008.

Afbeelding
Ik liep vanmiddag door het centrum van Amsterdam, klaar met winkelen, en kwam langs de American Bookshop aan het Spui waar het nieuwste boek van Philip Roth in de etalage stond. Ik liep naar binnen, pakte het boek, rekende af, liep weer naar buiten en nam plaats op een bankje vlak voor de winkel. Daar heb ik Indignation tussen vier en zeven uitgelezen. Het is weer een prachtig boek. Kenners (nou ja) verdelen het werk van Roth in een 'jonge Roth' en een 'oude Roth', waarbij de jonge vol hilarische woede zit, en de oude vol melancholie. Indignation is een beetje van allebei, een schreeuw van frustratie en verontwaardiging over de hypocrisie van de jaren vijftig. Marcus Messner is de jonge, ambtieuze zoon van een kosjere slager uit Newark, die de overdreven angsten en zorgzaamheid van zijn vader probeert te ontvluchten door uit te wijken naar een college in Ohio. Maar daar laat men hem niet met rust: terwijl hij zich probeert af te zonderen, alleen maar te studeren om z

Lu Xun. Diary of a Madman and other stories. Honolulu: University of Hawaii Press, 1990 (1918-1925).

Afbeelding
Vertaling: William A. Lyell. Hoe was het om bijna honderd jaar geleden een Chinees te zijn? Niet zoveel anders dan om nu een Nederlander te zijn. Er verandert de hele tijd van alles, en je past je aan. China was indertijd in rep en roer. Er vonden allerlei revoluties en contrarevoluties plaats, en de mooiste verhalen die Lu Xun schreef gaan over het geschipper van de mensen met al die grote politiek. Het allermooiste verhaal - en, naar ik begrijp, ook een van de beroemdste - gaat over de schooier Ah Q, die zich even rijk rekent als er een revolutie aandoet, maar uiteindelijk wordt opgeknoopt. Ook mooi is al het gehannes met haar in een aantal verhalen: volgens de ene factie moest je je hoofd kaalscheren op een lange vlecht na, volgens anderen moest je je haar juist lang en los laten hangen, enzovoort. Wat betekende dat nu voor het kapsel van de gewone Chinees? Hoewel zijn verhalen ook in het Nederlands vertaald schijnen te zijn, had ik nog nooit van deze schrijver gehoord. Lu Xun was d

Virgina Woolf. To the Lighthouse. London: Vintage, 2004 (1927).

Afbeelding
Toen ik een paar maanden geleden Mrs. Dalloway las, was ik verbaasd — ik had altijd gedacht dat de boeken van Woolf te experimenteel waren om ze ook echt mooi te vinden. Nu heb ik die ervaring nog een keer gehad, want ik dacht dat To the Lighthouse dan toch veel ingewikkelder moest zijn dan Woolfs eerdere roman. Misschien is dat ook wel zo, maar Virginia Woolf heeft me nu toch wel voorgoed gewonnen. Nog nooit heb ik zo'n prachtige beschrijving gezien van een diner waarbij het gesprek gaat over politiek en kunst, maar iedereen ondertussen zijn eigen onuitgesproken dingen denkt, vooral over de andere gesprekspartners. Nog nooit heb ik zo mooi beschreven gezien wat het betekent om iemand te missen. En de mooiste scene: die waarin meneer Ramsay, de weduwnaar, de kunstenares Lilie benadert, omdat hij eigenlijk maar een ding wil — sympathie — maar die dan niet kan krijgen, tot ze ineens over het strikken van schoenen beginnen te praten. Ik hoorde laatst een discussie over Flaubert, w

Gustave Flaubert. Madame Bovary. Paris: Gallimard, 1998 (1857).

Afbeelding
Ik moet dit boek ooit eerder gelezen hebben, ik weet dat ik het exemplaar dat ik heb ooit nieuw gekocht had, en het was duidelijk gelezen toen ik het uit de kast haalde. Ik meende me ook te herinneren dat ik het een jaar of zes geleden las. Maar als dat zo is, hoe kan het dan dat het indertijd geen verpletterende indruk op me heeft gemaakt? Want dat heeft het boek nu met me gedaan. Want alles aan Madame Bovary is zoals ik het wilde. Het is in een prachtige taal geschreven, het is soms woedend en soms teder, soms hatelijk en soms treurig, soms grappig en soms hartverscheurend. Het laat kleine mensen zien, die ieder op hun eigen manier willen ontsnappen aan hun kleinheid, die napraten wat ze in een boekje hebben gelezen, en die niet vrij kunnen worden. Prachtig zijn de scenes van het al dan niet bewuste onbegrip: Emma die naar Bournisien gaat om haar hart uit te storten, maar de priester praat alleen maar over onbenulligheden. Prachtig is de harteloosheid van de mensen: terwijl Emma li

Stephen Mitchell. Gilgamesh. A New English Version. New York/London/etc.: Free Press, 2004 (1700 BCE)

Afbeelding
De eerste held uit de wereldliteratuur was soms enorm bang; bijvoorbeeld als hij oog in oog stond met een monster. De eerste held uit de wereldliteratuur was soms ook nogal dom: met pijn en moeite haalt hij ergens een kruid vandaan waardoor hij jong kan blijven, en dan legt hij het zomaar ergens neer zodat een slang het kan stelen. De eerste held uit de wereldliteratuur was openlijk homoseksueel en mocht graag hand in hand lopen met zijn vriend. Verhalen van bijna vierduizend jaar geleden zou bijna moeilijk te begrijpen moeten zijn. Er gebeuren ook wel vreemde dingen in dit verhaal, maar alles bij elkaar is het vooral een ontroerende klacht over de dood, en tegelijk een ode aan het leven. Misschien komt dat door de 'nieuwe versie' die de Amerikaanse dichter Stephen Mitchell maakte -- nieuwe versie omdat hij is samengesteld op basis van bestaande vertalingen, niet op basis van het origineel, en dus geen vertaling mag heten. Die vertaling is prachtig, modern en dichterlijk. Hij w

Charles Dickens. Great Expectations. London: Bounty Books, 2005 (1860).

Afbeelding
Het is alweer meer dan drie jaar geleden dat ik me voornam om eens een boek van Charles Dickens te lezen en nu heb ik dat dan eindelijk gedaan: Great Expectations , het verhaal van de arme Pip die onverwacht rijk wordt door een geheime weldoener, en er dan tot zijn schrik achterkomt dat die weldoener een galeiboef was. Het heeft me nogal wat tijd gekost, maar dat heeft meer te maken met het feit dat ik deze maanden minder aan het lezen was. Want Charles Dickes was een vakman, en zijn boek heeft alles wat het hebben moet: liefde, spanning, bespiegeling, observaties van menselijk gedrag en mooie zinnen. Ik heb Great Expectations overal mee naar toegenomen: mijn exemplaar heeft Parijs gezien en Grimma en nog allerlei andere plaatsen tussendoor, en er overal stukjes in gelezen. Veel van die stukjes zijn mooie stukjes, en Dickens' kracht ligt vooral in zijn karakters. Wemmick zal ik (hopelijk) nooit meer vergeten — de kantoorbediende van het kantoor van meneer Jaggers, Pips zaakwaarnem

Ernest Hemingway. The Old Man and the Sea. New York: Scribner, 2003 (1953).

Afbeelding
Een oude man, Santiago, is alleen op de oceaan. De jongen die hem altijd hielp bij het vissen, mag van zijn ouders niet meer met de oude man mee — het geluk heeft hem verlaten. Dus gaat hij er alleen op uit, en vangt een enorme zwaardvis (althans, de Engelse tekst noemt het een marlin en de plaatjes die Google daarop geeft zou ik benoemen als een zwaardvis). Enkele dagen en nachten strijdt de oude man met de zwaardvis, om hem tenslotte te doden. Voordat hij terugkomt in de haven is al het vlees van de vis al door de haaien opgegeten. De oude man is kortom, op een totaal andere manier alleen dan de hulpboukhouder Bernardo Soares in Het boek van de onrust van Fernando Pessoa dat ik eerder deze week uitlas. Hij praat wel een beetje met zichzelf, maar hij is toch vooral bezig te leven, te strijden en dus te leven. Hij is een ouderwets mytisch soort held - oud maar vitaal, 'pijn betekent niets voor een man', denkt hij ergens, en dat zou Soares nooit denken. Santiago wint uiteindel

Fernando Pessoa. Das Buch der Unruhe des Hilfsbuchhalters Bernardo Soares. Frankfurt: Fischer, 2003 (1982).

Afbeelding
Vertaling: Inés Koebel Bernardo Soares, het alter ego van Fernando Pessoa dat dit boek schreef, is vooral alleen. Hij werkt overdag en 's avonds begeeft hij zich naar zijn kamer, ergens op een vierde verdieping, ergens in Lissabon. Daar schrijft hij zijn gedachten op, en die gedachten zijn de gedachten van iemand die alleen is. Die de mensen bekijkt, die de stad bekijkt, maar die kennelijk geen vrienden heeft en nooit echt met iemand praat. Zijn beschouwingen zijn eenzame beschouwingen, van iemand die niet meedoet aan het dagelijks leven maar erover nadenkt. Van iemand die ook, als ik het goed heb, een beetje neerkijkt op de mensen die wel aan het dagelijks leven meedoen maar die er niet over nadenken. Het leven is er om erover na te denken. Dat mag zo zijn, maar mijn stijl van leven is het niet. Het is te gemakkelijk om je medemens van buiten te observeren, en een oordeel over hem te vellen, om het leven van je eigen gezichtspunt te zien. Maar ik voel dat je die gedachten ook moet

Philip Roth. Operation Shylock. New York: Vintage, 1993.

Afbeelding
De schrijver Philip Roth komt er in 1988 achter dat er in Europa en in Israël een man rondloopt die ook Philip Roth heet, uiterlijk heel sterk op hem lijkt en die propaganda maakt voor het 'Diasporisme' — de gedachte dat er zoveel mogelijk Asjkenazische joden uit Israël terug moeten keren naar Europa, om zo een rampzalige confrontatie met de Arabieren te voorkomen én omdat volgens Philip Roth (de andere) de ware Joodse cultuur in Europa te vinden is. Philip Roth (de ene) ontsteekt in woede, en spoort de andere Philip Roth op in Israë. Het komt tot een zeer gecompliceerde relatie, en uiteindelijk begint ook de Israëlische geheime dienst zich ermee te bemoeien. Die doet Philip Roth (de ene, de schrijver) het voorstel om in Athene te gaan spioneren bij joden die als geldschieter voor de PLO werken. Dat is Operatie Shylock. De schrijver doet dat ook, en schrijft er een boek over. Alleen het laatste hoofdstuk, over wat er in Athene allemaal gebeurd is, dat kan hij maar beter niet pu

F.M. Dostojewski. De gebroeders Karamazow. Amsterdam: Van Oorschot, 1978

Afbeelding
Vertaling: Jan van der Eng Negen jaar geleden las ik de Gebroeders Karamazow voor het laatst , toen (kennelijk) in een week tijd. Ik kon me er nog maar weinig van herinneren. De belangrijkste indruk die het op den duur op me achterliet was van een boek waarin heel veel heen en weer wordt gerend en tussendoor over het bestaan van God, de vraag in hoeverre je schuld hebt aan de ellende op de wereld, enz. wordt nagedacht. Deze keer heb ik er langer over gedaan, bijna een maand. Misschien is het maar goed dat ik me zo weinig kon herinneren: zo kon het nog een keer een onvergetelijke indruk op me maken! De definitie van romankunst op zijn best is misschien wel dit: je ziet een verhaal vanuit allerlei perspectieven. Je ziet hoe iedereen gelijk heeft, hoe eigenlijk iedereen het beste voorheeft met de anderen, en het allemaal toch uitdraait op grote ellende. Daarom is de Gebroeders Karamazow natuurlijk een van de beroemdste romans ter wereld: op het eind heeft eigenlijk iedereen vader Karamazo

Nagib Machfus. Die Kinder unseres Viertels. Zürich: Unionsverlag, 2006 (1959).

Afbeelding
Vertaling: Doris Kilias Er is een wijk in Egypte waar iemand het leven van Adam, heeft geleefd, en anderen dat van Abel, van Mozes, van Jezus en van Mohammed. Dat waren allemaal goede mensen, die hun best deden om gerechtigheid te brengen voor hun wijk, maar na hun vaak gewelddadige dood werd die intentie snel vergeten. De zangers zingen nog wel over hun goedheid, maar dat zorgt er eigenlijk vooral voor dat de verdeeldheid nog groter geworden is. De laatste grote man in deze wijk, Arafa, doodde Gabalawi, de godgelijke oervader, en bracht wetenschap, met alle belofte en alle nare militaire toepassingen. Ook hij wordt gedood, maar er blijft toch hoop — de misschien wel ijdele hoop dat de verlichting die hij bracht uiteindelijk een einde kan maken aan de eindeloze spiraal van geweld en de mensen eindelijk broeders kan maken, en echte kinderen van Gabalawi. De kinderen van Gabalawi is het beroemdste boek van de Egyptische Nobelprijswinnaar Naguib Mahfouz. Allerwegen wordt geroepen om

Bernlef. De pianoman. Amsterdam: Querido/CPNB, 2008.

Afbeelding
Een jongeman wordt ergens in Engeland aangetroffen. Hij spreekt geen woord, maar tekent wel een piano op een stuk papier. Als men hem dan ook een piano geeft, blijkt hij er een beetje op te kunnen spelen. Dat verhaal bereikt de media, de jongen wordt 'de pianoman' genoemd, in heel Europa lijkt men hem te herkennen, maar uiteindelijk blijkt hij een boerenjongen, die weggelopen is van huis. Tja, waren hebben we dat verhaal eerder gehoord? Oh ja, natuurlijk, op het nieuws. Een paar jaar geleden is dit allemaal echt gebeurd. Nu heeft de schrijver Bernlef er een boekenweekgeschenk van gemaakt. Naar verluid werd Bernlef vooral geïntrigeerd door het zwijgen van die jonge pianoman — hij heeft er een verhaal gemaakt dat volgens een recensie die ik ergens las 'een ode aan de taal' is. Dat is dan wel een ode van iemand die niet echt veel verstand heeft van taal en ook niet de moeite heeft genomen zich er in te verdiepen. Ach ja, hij is schrijver, he, dan weet je waarschijnlijk al

Virgina Woolf. Mrs Dalloway. London: Penguin Classics, 2000 (1925).

Afbeelding
Door Mrs Dalloway te lezen, heb ik mezelf gedwongen onder ogen te zien hoeveel vooroordelen ik eigenlijk heb. Ik dacht dat alles wat Virginia Woolf geschreven had, vooral experimenteel was, dat je Mrs Dalloway zou moeten bewonderen om de knappe manier waarop er een nieuwe romankunst in wordt ontwikkeld, maar dat je er emotioneel weinig aan zou kunnen beleven. Wat heb ik me daarin vergist. Voor alles is Mrs Dalloway een prachtig en rijk boek, vol gevoelens. Je wordt als lezer heen en weer geslingerd tussen de hoofden van allerlei mensen in het Londen van een paar jaar na de eerste wereldoorlog. En in die hoofden woelt het — alleen de alleronsympathiekste personen in het boek lijken werkelijk tevreden met zichzelf, zoals de arts Bradshaw, die zijn gevoel van eigenwaarde zelfs niet laat verpesten door de zelfmoord van een patiënt. Die Bradshaw — in zijn hoofd kijken we trouwens niet — vormt dan wel de belangrijkste verbinding tussen de twee hoofdpersonen: de vrouw van een parlementariër

Franz Kafka. Das Schloß. Originalfassung. Frankfurt: Fischer, 2008 (1926).

Afbeelding
Ik hoorde laatst een beschouwing van de Amerikaanse letterkundige Martin Evans over Hamlet , waarin allereerst werd opgemerkt hoeveel theorieën er over het onbegrijpelijke gedrag van de hoofdpersoon van dat stuk zijn, en vooral over de vraag waarom hij niet tot actie komt. Is hij een filosoof die nu eenmaal zijn ideeën niet in de werkelijke wereld kan implementeren? Een christen die door zijn geloof wordt tegengehouden om zijn barbaarste heidense plicht te doen? Een Freudiaanse zoon die de nieuwe vader van zijn moeder niet kan vermoorden omdat die vader gedaan heeft wat hij eigenlijk zou willen doen? Geen enkele van die theorieën klopte helemaal, zei Evans. En dat was ook Shakespeares bedoeling: zo weerspiegelde Shakespeare het onbegrijpelijke van het menselijke gedrag. Het stuk was geschreven in een tijd dat alles op zijn kop kwam te staan door de ontdekking van Amerika, de reformatie, enz. De mens was niet langer doorzichtig, en Shakespeares stuk daarom ook niet. Hamlet begint niet

Lev Tolstoj. De dood van Ivan Iljitsj. Amsterdam: Meulenhoff, 2007 (1886).

Afbeelding
Vertaling: Arthur Langeveld Nadat je De dood van Ivan Iljitsj gelezen hebt, wil je meteen weer opnieuw beginnen met lezen. Op de laatste bladzijden is Ivan doodgegaan, en op de eerste bladzijden wordt daarop gereageerd door zijn collega's van de rechtbank op de manier waarop hijzelf een maanden eerder op een soortgelijk bericht zou hebben gereageerd. In de eerste plaats denkt iedereen aan de promotiekansen die deze dood biedt. In de tweede plaats is iedereen verheugd 'dat híj gestorven was en niet ik'. En als je dat begin dan nog een keer gelezen hebt, wil je eigenlijk weer opnieuw beginnen, want deze novelle zit zo vol kleine observaties van het vreselijke karakter van de mens dat je er een beetje vrolijk van wordt: de vreugde die Ivan heeft van de macht die hij bezit over anderen en de hij doorvoelt, juist door geen gebruik te maken van de macht; de machteloosheid van zijn vrouw om uit haar eenmaal aangenomen houding te stappen dat Ivan toch alles wel een beetje aan zich

Sofokles. Oidipous. Antigone. Amsterdam: Athenæum-Polak & Van Gennep, 2008.

Afbeelding
Vertaling: Gerard Koolschijn Zou Antigone niet eigenlijk Kreon moeten heten? Het is misschien een beetje laat om Sofokles te vragen zijn titel alsnog te veranderen, maar volgens mij gaat dit stuk meer over de manier waarop Kreon zich door zijn onbuigzaamheid — wet is wet, en de door mij uitgevaardigde wet is al helemaal heilig — uiteindelijk te gronde richt. Dat Antigone die wet uit zusterliefde overtreden heeft, dat ze voelde dat het niet anders kon, dat raakt hem allemaal niet. Zijn zoon waarschuwt hem zelfs nog tegen die onbuigzaamheid: U ziet langs winterstromen in de bergen hoe een boom die meegeeft al zijn takken gaaf bewaart, maar een die zich verzet, ontworteld, wordt vernield. Zo vaart de schipper die zijn schoot te krachtig spant en weigert hem te vieren omgeslagen voort met roeibanken ondersteboven in de zee. Die vertaling is prachtig, met al die precies gekozen woorden, fijne klankeffecten en mooie zinsbouw (het enige wat jammer is, is de verdubbeling van 'omgeslagen

André Gide. L'immoraliste. Paris: Folio, 2001 (1903).

Afbeelding
Voordat het verhaal van L'immoraliste wordt voorafgegaan door maar liefst twee verschillende distantiëringen. Eerst maakt de schrijver duidelijk dat hij helemaal niet noodzakelijkerwijs instemt met het gedrag van Michel, en dan doet de verteller, een vriend van Michel hetzelfde. Zelfs de titel is al een manier om afstand te nemen. Wat doet Michel dan voor ergs? Hij leeft erop los. Hij is geïnteresseerd in jongens, zonder dat hij veel met die jongens doet of lijkt te willen doen. Hij houdt er een eigen levensfilosofie op na, die erop neerkomt dat je het genot moet nastreven. Is dat nu zo'n schande? Zou je daar nu zoveel omtrekkende bewegingen om moeten maken? Zelfs in de tijd van Gide? Nee, waarschijnlijk niet, maar met dit alles doet Michel nog iets. Hij verwaarloost zijn vrouw, en hij haat haar misschien zelfs in stilte, terwijl zij eigenlijk altijd goed voor hem geweest is, hem verzorgd heeft toen hij ziek was, en zo nodig af en toe een oogje heeft toegeknepen. Aan het eind

Remco Campert. Nieuwe herinneringen. Amsterdam: De Bezige Bij, 2007..

Afbeelding
'Het dooit op de Overtoom' - dat is volgens Kees Fens een van de mooiste regels die hij kent , en zou hij in ieder handboek over poëzie moeten worden aangehaald. Zoveel spektakel had ik er zelf niet om gemaakt, maar deze eerste regel van het eerste gedicht van Camperts recentste bundel is inderdaad mooi. Zoals de hele bundel druipt van een heel mooi geformuleerde droevige melancholie. Waar zit hem dat toch in? Gisteren had ik het met iemand over eten: dat je met de prachtigste sauzen de mooiste effecten kunt bereiken, maar dat je ook de voorkeur kunt geven aan pure smaken, aan een caprese van tomaat, mozzarella en basilicum. De gedichten van Campert zijn dat soort capresen. Hier is een strofe uit het gedicht 'op mijn 72ste': het doodsbericht van onbekenden hooguit een keer in de verte gezien of over gelezen in de krant kan me al ontroeren nu ik voor mijn doen natuurlijk! oud ben en besef hoe dun het koord was waarop ik feestelijke salto's maakte De assonantie van

Christine Denniston. The Meaning of Tango. The Story of the Argentinian Dance. London: Portico, 2007

Afbeelding
Volgens Christine Denniston valt de tango alleen te begrijpen als een poging van de man om de vrouw te behagen. Dat heeft volgens haar alles te maken met de geschiedenis van de dans, die ontstaan is in een tijd dat er tienduizenden gelukszoekers naar Buenos Aires trokken om daar rijk te worden. De stad had daarom een groot overschot aan mannen, en een van de weinige manieren waarop zij in contact met een vrouw konden komen was door de dans. In prácticas oefenden mannen eerst jarenlang met elkaar voor ze voor het eerst een vrouw durfden vragen. Omdat ze tijdens als dat oefenen ook de volgende rol heel goed hadden leren kennen, wisten ze precies wat er prettig was voor een vrouw. Dat werd de basis voor de Argentijnse tango. Christine Denniston is kennelijk een Britse autoriteit op het gebied. In haar boek vind je, behalve deze originele kijk op de dans, vooral een groot verlangen naar de Gouden Tijd van de tango, de periode van 1935 tot 1955, toen de tango zowel als muziekvorm als als

L.N. Tolstoj. Anna Karenina. Amsterdam: Van Oorschot, 1965 (1877).

Afbeelding
Vertaling: Wils Huisman. Mensen zijn zo verbijsterend ingewikkeld. Hoe kan iemand een zo dik, zo rijk boek schrijven als Anna Karenina , zo vol van mensen, zo vol van kleine details waaruit blijkt dat hij alles gezien heeft, dat hij de menselijke ziel in allerlei facetten doorgrond heeft, en dat boek dan eindigen op zo'n vreemde religieuze toets? Hoe kan zoveel subtiliteit uitmonden in zo'n onsubtiel gevoel? Ik las ergens op internet dat de tijdschriftuitgevers waarin het verhaal oorspronkelijk verscheen, weigerden het laatste deel uit te geven, en dat het pas in boekvorm verschenen was. Wat waren die tijdschriftuitgevers wijs. De eerste zeven delen van Anna Karenina zijn samen waarschijnlijk wel mijn lievelingsboek. Iedere bladzijde kun je herlezen en herlezen. Vooral waar het gaat over de subtiele psychologie tussen twee mensen is hij onovertroffen. Wronski komt thuis nadat hij eerder op de avond een grote ruzie met Anna heeft gehad en hij hoort van de meid dat Anna naar bed

Gabriel García Márquez. Cent jaroj da soleco. Chapecó-SC: Fonto, 1992 (1967).

Afbeelding
Vertaling: Fernando de Diego. Een familie is honderd jaar lang intiem verbonden met het dorp Macondo: de stichters van de familie waren ook de stichters van het dorp, enkele van hun nakomelingen zien het honderd jaar later tenonder gaan. Intussen heeft de familie allerlei magische dingen meegemaakt: doden zijn teruggekomen, een overspelig paar zorgde er iedere liefdesnacht voor dat de veestapel sterk werd uitgebreid, het regende eens ruim vier jaar aan een stuk. Dat magisch realisme zorgde er ooit voor dat ik Honderd jaar eenzaamheid een aantal jaar geleden terzijde legde. Als een schrijver zomaar van alles kan verzinnen, vond ik toen, dan is er geen lol meer aan, je moet je wel aan de regels houden. Wat was ik toen toch dom. Vooral de laatste honderdvijftig bladzijden van dit boek heb ik ademloos gelezenl, terwijl ik per trein door Duitsland raasde. Een echte verteller maakt zijn eigen regels, en houdt zich daar dan nauwkeurig aan. Juist al die magische vervormingen dragen bij aan h

Arnon Grunberg. Omdat ik u begeer. Amsterdam: Nijgh en Van Ditmar, 2007.

Afbeelding
Arnon Grunberg weet waar zijn prioriteiten liggen. "Laat is het nog een keer uitleggen", schrijft hij. "Eerst komt mijn werk, dan komt een hele tijd niets, dan komt weer mijn werk. Daarna komt weer een hele tijd niets, dan weer mijn werk. Vervolgens komt er een hele tijd niets, en uiteindelijk mijn werk." Dat schrijft hij in dit boek aan een van de vrouwen die de afgelopen jaren hebben geprobeerd zijn geliefde te zijn. Grunbergs universum is onherbergzaam, hij kan er zelf al nauwelijks in leven, laat staan dat hij er anderen in kan toelaten. Die onherbergzaamheid komt voort uit zijn genadeloze intelligentie: hij doorziet zichzelf en anderen, en dan blijft er nog maar weinig over om romantisch weg te dromen. Het enige wat hem overblijft is te schrijven: romans, columns, brieven. Zoals de in Omdat ik u begeer verzamelde, die eerder verschenen in het Vlaamse tijdschrift Humo , en die gericht zijn aan geliefden, ex-geliefden, verloofden, vrienden, ex-vrienden, Nederla