Philip Roth. Indignation. London: Jonathan Cape, 2008.
Het is weer een prachtig boek. Kenners (nou ja) verdelen het werk van Roth in een 'jonge Roth' en een 'oude Roth', waarbij de jonge vol hilarische woede zit, en de oude vol melancholie. Indignation is een beetje van allebei, een schreeuw van frustratie en verontwaardiging over de hypocrisie van de jaren vijftig.
Marcus Messner is de jonge, ambtieuze zoon van een kosjere slager uit Newark, die de overdreven angsten en zorgzaamheid van zijn vader probeert te ontvluchten door uit te wijken naar een college in Ohio. Maar daar laat men hem niet met rust: terwijl hij zich probeert af te zonderen, alleen maar te studeren om zoveel mogelijk 10en te halen, en in het weekeinde werkt in een bar om ervoor te zorgen dat zijn ouders niet helemaal krom hoeven te liggen, wordt hij gedwongen 'socialer' te zijn. En dat is uiteindelijk het begin van het einde. Hij laat zich in met een klein vergrijp, wordt gesnapt, van school gestuurd, en moet dan naar de Koreaanse oorlog, die hij niet overleeft.
Bitter is het historische nawoord waarin Roth erop wijst dat de regels die Messner overtrad, sinds de studentenrevolte van 1971 helemaal niet meer bestaan, en daarmee lijkt het inderdaad een protest tegen de enorm benauwende jaren vijftig. Maar tegelijkertijd: welke schrijver zondert zich ook weer af om het ene boek na het andere te schrijven, en zo allemaal tienen te halen?
(Eerder schreef ik hier over Operation Shylock, Exit Ghost, Portnoy's complaint, American pastoral, Everyman, The dying animal en The plot against America.)
Reacties