Posts

Posts uit december, 2020 tonen

Martinus Don Hogervorst Benders. Ginneninne. Udenhout, de Kaneelfabriek, 2020.

Afbeelding
Ginneninne is met gemak de meest ambitieuze dichtbundel die er dit jaar verschenen is. De dichter, Martijn Benders, weet het zelf ook. In een brief aan het einde van deze 'kerstbundel' ('Lieve lezer') noemt hij het 'tegenraads' en zegt hij dat het 'van belang' is 'dat iemand een ander geluid laat horen, een lang vergeten geluid, een sluimerende taal'. Het is opvallend dat de bundel voor zover ik kan zien, nergens is besproken. Misschien weet geen recensent zich raad met de dichter, misschien weet geen recensent zich raad met de bundel. Je zou zeggen dat dit een goed teken is, in ieder geval in aanleg: dit is geen bundel die zoveel lijkt op andere bundels dat je hem na lezing keurig in je boekenkast kunt zetten. Niet het zoveelste boekje met keurige stijloefeningen, handelend over problemen waarover iedereen zich wel een beetje zorgen maakt, brave, fraai geformuleerde teksten over hanteerbare onderwerpen, maar een woeste sprong in het onbekende.

Geerten Meijsing. Zeven kerstvertellingen. Amsterdam, De Arbeiderspers, 2020.

Afbeelding
De zevende kerstvertelling van Geerten Meijsing eindigt met een lijst van allerlei lijstjes, die de schrijver aanmaakt als hij niet slapen kan. Het is een rijke en wat je zou kunnen noemen een recursieve lijst. Een onderdeel van de lijst zijn bijvoorbeeld de eigenschappen waarop hij in het verleden vriendinnen heeft beoordeeld – een lijst binnen de lijst. Maar een van die eigenschappen zijn dan weer de 'sportieve vaardigheden, anders dan seks, zoals tennissen, zwemmen (borstcrawl), roeien & zeilen, (...)' De zeven kerstvertellingen zijn op een bepaalde manier ook een lijst – het zijn duidelijk zeven autobiografische verhalen, in verschillende perioden geschreven, maar steeds handelend rond de kerstperiode. Het zijn opsommingen van melancholie, maar je kunt ze ook lezen als brieven zonder geadresseerde. Wat ik mooi vind – de schrijver weet je het gevoel te geven dat hij, of laten we voor de vorm zeggen: de verteller, door en door eerlijk is. Heel aangenaam vind ik dat hij bi

Raoul de Jong. Jaguarman. Mijn vader, zijn vader en andere Surinaamse helden. Amsterdam: De Bezige Bij, 2020.

Afbeelding
  Jaguarman  is misschien wel het meest ambitieuze boek dat er dit jaar verschenen is. Raoul de Jong probeert er geloof ik niets minder in dan de zin van het leven te doorgronden.  Hij doet dat door een zoektocht naar de wortels van zijn vader – een Surinaamse man, die Raoul nauwelijks gekend heeft en nauwelijks kent –, en dat op twee niveau's: door een reis te maken naar Suriname, op zoek naar Jaguarman,  een mythische voorouder van zijn vader, die zichzelf in een jaguar kon veranderen; en later door zeven dagen in zijn Rotterdamse appartement in retraite te gaan volgens de regels van de winti.  Maar hij wil in Suriname niet alleen zijn vader of de jaguarman leren kennen, maar het leven zelf. Hij lijkt veel meer aangetrokken tot het regenwoud dan tot de stad, zoals hij ook meer aangetrokken lijkt tot de caraïben en de marrons dan tot de creolen. Hoe leef je samen met die wilde, op het eerste gezicht zo wrede natuur? Maar het boek wil nog meer zijn, een beschrijving van de geschied

Rob van Essen. Een man met goede schoenen. Atlas Contact, 2020.

Afbeelding
  Stel dat er iemand is die beweert niet van fictie te houden, en liever 'echt gebeurde' verhalen te lezen, of niets te lezen. Raad die persoon dan aan om Een man met goede schoenen te lezen. Mocht die persoon zich bij dat boek vervelen, dan kan hij of zij inderdaad zich de rest van het leven de moeite besparen om nog fictie te lezen.  Ik heb in geen jaren zoveel plezier  beleefd aan een boek als dit. Het bestaat uit een verzameling korte verhalen die Van Essen, blijkens het nawoord, de afgelopen jaren schreef, voor literaire tijdschriften, voor zijn eigen weblog, voor De Groene Amsterdammer – heel verschillende media, die bijvoorbeeld heel verschillende eisen stellen aan de lengte. Maar echt ieder van die verhalen deed me echt op iedere bladzijde glimmen van vreugde, en een paar keer heb ik zelfs hardop gelachen, ook iets wat me niet vaak overkomt. De verhalen stralen zelf ook van blijdschap – over de fantasie, de inventiviteit, de mogelijkheid dat alles ineens heel anders zou

Christiaan Weijts. Furore. De Arbeiderspers, 2020.

Afbeelding
  Het lijkt net alsof Christiaan Weijts in zijn oeuvre uiteindelijk alle kunsten behandeld wil hebben. In Art. 285b was het bijvoorbeeld de muziek, in Via Cappello  het toneel, in Euforie  de architectuur, en in Furore  nu vooral de beeldende kunst, al komen de andere kunsten er ook in voor (de hoofdpersoon van Weijts debuut mag aan het eind van dit boek bijvoorbeeld nog een Scarlatti ten gehore brengen). Maar uiteindelijk wint altijd de literatuur. Kris, de verteller in Furore, begint weliswaar zijn carriere in de virtual reality- industrie, maar begint gaandeweg te begrijpen dat hij zijn bevindingen het best in een boek kan vatten. Ik lees Furore  als een ode aan de taal en de literatuur. Weijts toont een adembenemende techniek, een verhaal dat heel knap in elkaar zit, verteld uit een bijzonder soort perspectief, en dat alles in een onberispelijke stijl.  Er zijn om te beginnen twee hoofdpersonen in het boek: ik  en jij.   Ik  is (dus) Kris, iemand die geboren is in 2020 en spreekt

Esther Gerritsen. De terugkeer. De Geus, 2020.

Afbeelding
  Kunstenaars zeggen wel dat ze met hun werk een bepaald verschijnsel 'onderzoeken'. In die zin is Esther Gerritsens roman  De terugkeer  een psychologisch onderzoek naar het verschijnsel herinnering. Het is het verhaal van een inmiddels volwassen broer en zus van wie de zwaar depressieve vader tijdens hun jeugd om het leven is gekomen, en wier moeder aan het dementeren slaat. Ik houd erg van het werk van Gerritsen juist vanwege de pyschologische dimensie, en haar lef om personen voor het voetlicht te brengen die je in de literatuur minder vaak tegenkomen – mensen die niet per se de universiteit hebben gedaan en zich spits uitdrukken. Maar in dit geval studeert de zus archeologie. Ja, ook nog archeologie; in een boek over herinneringen, en voor een passage dat ook in haar eigen leven aan het graven is. Haar broer, die meer bezig is alles aan de oppervlakte netjes te houden, is hovenier. Het boek is daarmee wat schetsmatig, en als het een onderzoek is, vrees ik dat Gerritsen nie

Anton Slotboom. De zin van het leven ben je zelf. Het compromisloze bestaan van Jules Deelder. Just Publishers, 2020.

Afbeelding
  Aan het eind van zijn boek vertelt Anton Slotboom dat Jules Deelder niet geloofde dat het zin had om naar iets diepers in zijn persoon te vinden: hij was wie hij was. Zelf had Deelder heus wel gezocht, maar er viel nu eenmaal niets te vinden. Slotboom lijkt dit als excuus te hebben gebruikt om zijn boek echt stuitend oppervlakkig te houden. Het onderzoek dat hij heeft gedaan is echt minimaal. Het meeste komt uit interviews met Deelder uit de media – zelf heeft hij de dichter kennelijk niet gesproken, al was het boek kennelijk al min of meer klaar toen deze overleed – en een paar interviews met anderen, óók al in de media. Alleen een paar bekende Rotterdammers – Frederique Spigt, John Buijsman – of vrienden – Bart Chabot – heeft hij gesproken. Die gesprekken zijn grotendeels in het boek opgenomen, en ze bevatten vooral wat grappige anekdotes. Met Deelders vriendin of zijn dochter heeft hij kennelijk geen contact gehad. Het resultaat is dat je in dit boek gewoon het publieke beeld vind