Posts

Posts uit juni, 2007 tonen

Nikos Kazantzakis. Alexis Sorbas. München/Zürich: Piper, 2005 ('Vios ke politia tou Alexi Zormpa', 1946)

Afbeelding
Alexis Zorbas ziet weinig in taal; hij danst liever. Al helemaal houdt hij niet van boeken; hij leeft liever. Waarom zijn dertig jaar jongere baas, de verteller van dit verhaal, wel zoveel leest, begrijpt hij niet. Als Zorbas hem aan het eind van het boek vraagt naar de belangrijke vragen van het leven — wat is de zin van het bestaan en waarom moeten wij sterven? — moet de verteller toegeven dat hij het ook niet weet. [Alexis Sorbas] verstummte ein paar Augenblicke, und plötzich legte er heftig los: »Wozu liest du eigentlich diese staubigen Schmöker? Zu welchem Zweck? Wenn sie dir nicht das sagen, was überhaupt?« »Sie erzählen von der Ratlosigkeit des Menschen, der auf das wonach du fragst, nicht antworten kann, Sorbas.« »Ich pfeife auf ihre Ratlosigkeit.«, rief er aus und stampfte mit dem Fuss auf. Daarmee wordt Alexis Sorbas ('Zorba de Griek', maar dat is een slechte vertaling van de titel, vind ik) samengevat. Net als The last temptation , dat ik onlangs las, is ook deze

Chinua Achebe. Things fall apart. London: Penguin, 2006 (1951).

Afbeelding
Ik geef toe: voordat hij eerder dit jaar de Man Booker International Prize won, had ik nog nooit van Chinua Achebe gehoord. Toen ik hem vervolgens googelde, bleek hij op allerlei lijsten voor te komen van 's werelds belangrijkste schrijvers, en zijn boek Things fall apart een plaatsje te hebben op allerlei lijsten met de belangrijkste boeken van dit moment of misschien zelfs aller tijden. Ik heb het boek meteen besteld en het is inderdaad indrukwekkend. Okonkwo heeft in zijn dorp grote faam verworven als onverschrokken strijder, heel anders dan zijn slappe, laffe vader. Je ziet hem voor je: een man van staal en een man van aanzien, ondanks zijn af en toe onbeheerste aggressie. Iemand die zichzelf een naam heeft verworven als hij per ongeluk tijdens een feest een stamgenoot doodt. Hij wordt volgens de regels voor zeven jaar verbannen, en zou onder andere omstandigheden terug zijn gekeerd en alsnog hebben gestreden voor zijn aanzien. Helaas, de omstandigheden zijn niet anders: we

Albert Camus. L'étranger. Paris: Gallimard, 1991 (1942).

Afbeelding
Als een Fransman uit Algerije, Meursault, zijn moeder begraven heeft, begint het. De volgende dag begint hij een seksuele relatie met een meisje op wie hij eerder al een oogje had, en raakt hij bevriend met een buurman, Raymond. Die laatste is in conflict met een naamloze 'Arabier', omdat hij de zus van die Arabier aan de kant heeft gezet, of omdat hij haar als pooier heeft misbruikt. Door een samenloop van omstandigheden schiet Meursault uiteindelijk de Arabier dood. We zijn dan precies op bladzijde 90 van deze 180 pagina's tellende roman. In de tweede helft zit Meursault in de gevangenis, ondergaat hij zijn proces en hoort een doodsvonnis bij hem uitspreken. Uit het feit dat hij bij de dood van zijn moeder zo weinig gevoelens uitte, concludeert in ieder geval de aanklager dat Meursault een gevoelloos monster is en een gevaar voor de maatschappij. Ik kan L'étranger niet helemaal vangen, en precies dat maakt het zo mooi: de beste manier om het samen te vatten zou zijn

Homeros. Odysseia. Amsterdam: Athenaeum-Polak & Van Gennep, 2006 (Odysseia, 800 v. Chr.)

Afbeelding
Meestal schrijf ik de stukjes voor dit leesdagboekje meteen nadat ik een boek heb dichtgeslagen, maar deze keer moest ik even nadenken. Wat moet je zeggen over een boek dat al drieduizend jaar gelezen en bewonderd wordt? Dat je er een koud gevoel van kreeg, dat het je helemaal meesleepte, dat het waarschijnlijk een meesterwerk is dat de eeuwen zal trotseren? Ik had de Odyssee nog nooit gelezen, althans nog nooit helemaal. Wat een gebrekkige opleiding is wat dat betreft toch het gymnasium, of wat gebrekkig was het in ieder geval twintig, vijfentwintig jaar geleden. Geef die kinderen gewoon deze vertaling van Imme Dros, en zorg dat ze hem van kaft tot kaft lezen — het zal hun leven voor altijd veranderen. Misschien moet je er even inkomen, misschien word je afgeschrikt door het idee dat dit al zo oud is en door zoveel mensen gelezen is die al dood zijn en denk je daarom dat het boek saai is. Stap daarover heen, net als over de stukjes die soms inderdaad onbegrijpelijk zijn, onpeilbaar:

Gerrit Krol. Duivelskermis. Roman. Amsterdam: Em. Querido, 2007.

Afbeelding
'Roman' staat er op dit boekje van 93 pagina's, de omvang van een novelle, maar Gerrit Krol heeft er altijd van gehouden om genres door elkaar te gooien. En in dit boekje wordt er sowieso ongelooflijk gelogen. In een voorwoord laat Krol bijvoorbeeld weten dat het hem te doen is om zijn eigen demonen, de verschijningen die hij ziet als bijwerking van zijn medicijn tegen Parkinson. Maar die verschijnselen legt hij wel in de mond van een jongen die vier jaar na zijn middelbareschooltijd naar Maastricht afreist om daar een vriendin (Maria) te vinden en ondertussen van het ene erotische avontuurtje in het andere vervalt. Hebben zulke jonge jongens last van Parkinson? Op bladzijde 72 komt het even ter sprake ('Hoe oud ben je?' 'Dertig.' 'Dan heb jij geen Parkinson, vader?' [...] Ik had die pillen meegenomen om de bijverschijnselen te kunnen bestuderen.). Maar hoe kan die jongen dertig zijn, vier jaar na de middelbare school? En zo maakt het geheel een zeer

Siegfried E. van Praag. Jeruzalem van het westen. Den Haag: H.P. Leopolds Uitversmij, 1961.

Afbeelding
Een schrijver, Ruben, schrijft in de jaren na de oorlog een boek waarin hij het Joodse leven van het Jeruzalem van het Westen, van Amsterdam, weer tot leven probeert te wekken: van vrolijke kwanten tot eenzame oude vrijsters, van arme sloebers tot magnaten, van niet al te snuggere meisjes tot veelbelovende geleerden. Ruben reist daarvoor langs Londen, Amsterdam en Jeruzalem en spreekt met de achterblijvers die hij her en der vindt. Ieder hoofdstuk van Jeruzalem van het Westen bestaat uit een min of meer afgerond verhaal over steeds een ander groepje mensen. Die verhalen hebben telkens in grote lijnen dezelfde structuur: de mensen komen onder de getalenteerde pen van Van Praag binnen een bladzijde helemaal tot leven en gaan voor je staan met al hun humor, hun zorgen en hun streken. En tenslotte gaan ze bijna allemaal in de jaren veertig tenonder. Het viel me op dat het kwaad in dit boek geen gezicht krijgt. De verhalen eindigen doorgaans als de mensen worden opgehaald en naar de Holla

F. Starik. Songloed. Amsterdam: Nw Amsterdam, 2007

Afbeelding
Lang, lang leve de Poëzieclub . Doordat ik lid ben, krijg ik af en toe een bundel opgestuurd, en vaak is dat natuurlijk een bundel die ik zelf nooit zou kopen. En dat blijkt soms ineens onterecht. Ik weet bijvoorbeeld niet of ik ooit uit eigen beweging iets van F. Starik zou hebben gekocht. Dat leek me wel een sympathieke man, maar op de een of andere manier krijg je als buitenstaander dat hij een beetje tweederangs is. Nu ik deze bundel heb gelezen, weet ik wel beter: F. Starik moet je lezen. Nu is zijn dichtkunst misschien niet spectaculair, zijn toon is niet zo heel bijzonder, zijn drang tot vernieuwing houdt niet over, je wordt niet geconfronteerd met de nieuwste, pas ontdekte gevoelens. Hij schrijft een soort gedichten dat vooral menselijk is, dat zich inleeft in andere mensen, dat niet schroomt om de eigen huiselijke maar toch bijzondere persoon voor het voetlicht te brengen. De jury van de Poëzieclub vindt dat Songloed (de titel verwijst naar 'een goedkope supermarktwijn d

Martin Walser. Ein fliehendes Pferd. Frankfurt, Suhrkamp, 2004 (1978).

Afbeelding
Twee mannen komen elkaar na vijfentwintig jaar weer tegen tijdens een vakantie aan het Bodenmeer: Helmut was ooit de intellectueel van de twee en heeft besloten zijn leven zo onopvallend mogelijk te leiden; zijn ideaal is dat niemand weet wie hij echt is. Klaus is daarentegen opgebloeid, nee, hij is altijd jong gebleven, sportief, actief — en met zijn achttien jaar jongere vriendin Helene dringt hij zich op bij Helmut en diens vrouw Sabine. Er volgt een subtiel psychologisch gevecht rond de midlife crisis : Helmut denkt die te hebben opgelost door zich terug te trekken in een heel kleine, en misschien wat burgerlijke cocon, terwijl in hem allerlei driften blijven woeden. Klaus zoekt de oplossing juist in groot vitalisme, terwijl daaronder de onzekerheid blijft knagen. Er volgt een heuse confrontatie tijdens een storm op het meer, waarbij Klaus bijna het leven lijkt te laten. Zijn dood lijkt Helene eindelijk te bevrijden van die enorme druk van succes die Klaus op haar gelegd heeft — be

Nikos Kazantzakis. The last temptation. London: Faber and Faber, 2003 (1961, vertaling Peter Bien; O telefteos pirasmos, 1951)

Afbeelding
Jezus is een mens, die in ieder geval zelf meent door God te zijn aangeraakt, en die er gaandeweg zelfs van overtuigd raakt dat hij door God is gezonden, ja, dat hij de Messias is, op wie iedereen heeft zitten wachten. Is hij gek geworden? Je zou daarover van mening kunnen verschillen, maar in ieder geval heb ik zelden over een menselijker hoofdpersoon gelezen dan over Kazantzakis' Jezus, die een gedreven mens is bovendien. In The last temptation is het evangelie tot een roman geworden.En wat voor een roman. Merkwaardig is dat, hoe uit een boek dat helemaal over historische (ahum) gebeurtenissen gaat, waarin het woord 'ik' bij wijze van spreken niet voorkomt, toch zo een duidelijk beeld van de schrijver naar voren kan komen, als van een mens, en een gedreven mens bovendien. Die Kazantzakis moet zelf een leven hebben geleefd vol strijd, zowel in de wereld (hij was onder andere politicus en zakenman in een periode dat Griekenland allerlei bloedige oorlogen en burgeroorlogen

Marten Toonder. Grofstoffelijke trillingen. Amsterdam: BBLiterair, 1979 (1976).

Afbeelding
'Ademloos zal de lezer, met mij, het vibreren van een fijntrillend vleeslichaam op de voet volgen en het in één ruk verslinden — om daarna met brandende ogen in een betere wereld te ontwaken.' Hoe las ik die zin op het omslag toen ik 12 jaar oud was? En hoe las ik de drie Bommelverhalen ('De zwarte zwadderneel' uit 1957, 'De vuursalamander' uit 1965, 'De viridiaandinges' uit 1968) die in Grofstoffelijke trillingen verzameld zijn? Ik vond ze vast leuk, want dat zijn ze. Ze hebben een soort humor dat kinderen aanspreekt: het grappigst zijn de herhaling en de herkenbaarheid. Bijna alle personen komen in bijna alle verhalen terug, ook al lijken ze elkaar bij een volgende ontmoeting nauwelijks te herkennen. En elke keer zeggen ze weer hetzelfde: 'Als je begrijpt wat ik bedoel', 'Als ik zo vrij mag zijn', 'Fi donc', 'Wat enigjes', 'Hm!' Tegelijk valt op dat met al die personen iets niet klopt. De dingen die ze de hele t