Posts

Posts uit 2016 tonen

Leïla Slimani. Chanson douce. Paris: Gallimard, 2015

Gaan Parijse romans de afgelopen decennia inderdaad allemaal over eenzaamheid? Over mensen die verloren lopen in de grote stad? Die langzaam maar zeker in hun eigen wereldje geraken, omringd door miljoenen anderen? Dan heeft Leïla Slimani dé Franse roman geschreven, een van de mooiste die er in ieder geval in de afgelopen tijd verschenen is. Chanson douce  begint met de gevolgen van een vreselijke moordpartij, waarna de spanning zich in 200 pagina's gaandeweg opbouwt. We volgen een echtpaar, Myriam en Paul, die een kinderjuffrouw in dienst nemen als Myriam aan haar juridische carrière wil bouwen. De kinderjuffrouw (of oppas, hoe noem je dat, nounou ), Louise, blijkt perfect: ze maakt het huis perfect schoon en de kinderen zijn dol op haar. Myriam en Paul nemen haar zelfs mee op vakantie, naar Griekenland. Het zijn de ingrediënten voor een horrorverhaal, zij het dat de ware horror meteen komt. Ik neem ook aan dat je hier een succesvolle film van kunt maken, want er gebeurt van a

Marcus du Sautoy. What we cannot know. Explorations at the Edge of Knowledge. London: 4th Estate, 2016.

Ik heb dit boek in geen enkel jaarlijstje gezien, maar ik geloof dat het 't beste is dat ik dit jaar gelezen heb. Of in ieder geval het beste dat dit jaar geschreven is en dat ik dit jaar gelezen heb. In dit boek gaat Marcus de Sautoy, de beroemde Britse wiskundige en wetenschapscommunicator – hoogleraar Public Knowledge of Science in Oxford – na wat we, wat de wetenschap, nooit zal kunnen weten. Hoe de chaostheorie inhoudt dat we redelijkerwijs de toekomst nog het verleden ooit precies zullen kennen. Hoe de kwantumtheorie impliceert dat we sommige zaken sowieso niet kunnen voorspellen. Hoe filosofische problemen verhinderen dat we ooit echt in kaart hebben of we een ander bewust kunnen noemen. Hoe Gödel wiskundig bewees dat zelfs de wiskunde niet alles kan bewijzen. Over een heleboel van die onderwerpen heeft de geïnteresseerde lezer van populaire wetenschap al regelmatig gelezen, maar Du Sautoy legt ze helder en prettig uit. Hij is persoonlijk zonder opdringerig te zijn, hij

Esther Schor. Bridge of words. Esperanto and the Dream of a Universal Language. New York: Metroploitan Books, 2016

Persoonlijk zijn! Je moet als je een breder publiek beoogt met je non-fictie-boek altijd persoonlijk zijn! En dus is Esther Schor, een hoogleraar Engels op Princeton, af en toe persoonlijk, in dit boek over de geschiedenis en het heden van de Esperanto-beweging. Dat gebeurt dan soms wat mij betreft op niets af. Zo zit er in het boek verwerkt dat ze in de periode dat ze eraan werkte is gescheiden van Leo. Bij een bijeenkomst aan het begin gaat hij nog mee als Schor een Esperanto-bijeenkomst bezoekt, maar tegen het einde verkeert ze in een shock omdat ze dus weg is bij die Leo, of hij bij haar. Maar wat dat met het Esperanto te maken heeft, blijft volkomen onduidelijk. Je zou misschien kunnen hopen dat ze bijvoorbeeld bij dat laatste bezoek, aan Bona Espero,  een al veertig jaar door een idealistisch Italiaans echtpaar gerund internaat voor kansloze Braziliaanse kinderen (waar die kinderen dan ook een beetje Esperanto leren; bona espero  betekent 'goede hoop'). En gek genoe

Tony Crabbe. Nooit meer druk. Een opgeruimd hoofd in een overvolle wereld. Amsterdam: Luitingh - Santhoff, 2016 (2015).

Ik schrijf dit blog nu al vele jaren – zij het de afgelopen jaren wat minder dan in het begin, omdat ik inmiddels allerlei andere plaatsen heb om over boeken te schrijven –, maar het label zelfhulp  had ik nog niet aangemaakt. Ik ben geen liefhebber van het genre, of beter gezegd: ik lees eigenlijk wel boeken met ongeveer de boodschap die Tony Crabbe heeft in Nooit meer te druk,  alleen heet het daarin 'filosofie' of zoiets. De boodschap die hij uitdraagt heet daarin: stoïcisme. Je moet je niet laten overspoelen. Dat is de boodschap. Het druk hebben is onzin, klagen over het druk hebben is zo mogelijk nog onzinniger. Je bent er uiteindelijk altijd verantwoordelijk voor, en je kunt er ook altijd wat aan doen, namelijk door het heft in eigen handen te nemen, onzin te weigeren en je te concentreren. Dat maakt je gelukkiger en uiteindelijk ook productiever en succesvoller. Nooit meer te druk  lijkt me daarmee een soort zelfhulpboek to end  all zelfhulpboeken. Crabbe verwijst

Jolande Withuis. Juliana. Vorstin in een mannenwereld. Amsterdam: De Bezige Bij, 2016.

Het is dat het deze week zo genadeloos uit de hand gelopen is met een presidentsverkiezing elders in de wereld. En het is dat ik al een republikein was. Maar anders was ik het deze week geworden, want ik heb de biografie van Koningin Juliana gelezen die Jolande Withuis onlangs publiceerde. Het is een heel knap boek, omdat iemand die, puur door de omstandigheden, zo'n bizar leven heeft geleid, en die in bijna alle opzichten heel andere normen en waarden had dan ik, toch zo invoelbaar wordt gemaakt.  Je snapt wat ze zag in de schurk en schuinsmarcheerder Bernhard. Je snapt waarom ze bij hem bleef terwijl hij haar vrijwel doorlopend vernederde. Je snapt waarom ze haar toevlucht nam tot de meest onbegrijpelijke I . En je kunt in zekere zin ook nog mededogen met haar hebben. Withuis maakt van Juliana een mens, juist door nadrukkelijk te laten zien dat ze verschillende kanten had, die helemaal niet altijd met elkaar in overeenstemming waren. Terwijl je tegelijkertijd ziet dat zo

Régis Jauffret. Cannibales. Paris: Seuil, 2016.

Hoe het geheugen werkt: toen ik las dat Régis Jauffret genomineerd was voor de Prix Goncourt van dit jaar, dacht ik dat ik toch maar eens een boek van hem moest lezen. Ik kon me vaag herinneren dat ik ooit een boek van hem gelezen had (voordat ik met dit dagboekje begon, dus heel lang geleden) dat me niet zo goed bevallen was. Maar het genomineerde boek, Cannibales,  klonk wel aantrekkelijk. Een vrouw begint een correspondentie met de moeder van haar ex. Ze kende die moeder eerder nauwelijks, en die vrouw is om begrijpelijke redenen ook wat afhoudend, maar na een aantal brieven nodigt ze de jonge vrouw uit. In dat weekeinde ontstaat een heel hechte relatie, die uitmondt in een gezamelijk plan om de man te doden. En de titel van het boek zegt genoeg over de verdere ontwikkeling. Ja, als kort verhaaltje klinkt het aantrekkelijk, maar het is net of Jauffret het schrijven verder maar als een invuloefening heeft beschouwd. De brieven blinken wat mij betreft niet uit in stijl, in psychol

Remco Campert. Compact. Amsterdam: Van Oorschot, 2016.

Nu Simon Carmiggelt, Annie M.G. Schmidt en Margo Minco aan de beurt waren geweest, mocht Remco Campert niet ontbreken in de serie Gedundrukt  van Van Oorschot, waarin ieder jaar kennelijk een 'meester van de korte baan' wordt geëerd. Helaas is de selectie, op verzoek van Campert gemaakt door zijn biograaf Mirjam van Hengel, nogal braaf uitgevallen. In de drie afdelingen, met gedichten, verhalen en columns, overheerst een licht melancholische toon en wordt vooral veel autobiografisch of quasi-autobiografisch teruggekeken op des schrijvers jonge jaren. (Althans, er gaat nogal veel over die jonge jaren. In technische zin wordt er natuurlijk niet altijd teruggekeken, omdat sommig werk in die jonge jaren geschreven is.) Er zijn verhaaltjes en gedichtjes over de kindertijd, over de jonge jaren, als jonge student. Misschien is het omdat Van Hengel met haar onderzoek voor haar eigen boek vooral die periode heeft afgedekt en dus dat deel van het oeuvre goed kent, maar mij ging het o

Julie Schumacher. Dear Committee Members. London: The Friday Project, 2015 (2014)

Het is een briljant idee: een roman in de vorm van aanbevelingsbrieven. Jay Fitger is een professor in creative writing aan een Amerikaanse universiteit ('Payne') en schrijft inmiddels meer van dat soort brieven – voor studenten, ex-studenten en collega's –dan dat hij aan zijn romans werkt. En dus volgen we zijn wederwaardigheden gedurende enkele maanden in 2009-2010 aan de hand van de brieven. Het is voor het genre natuurlijk dan wel nodig dat die Fitger een enigszins excentrieke aanbevelingsbrievenschrijver is, die zijn epistels lardeert met allerlei persoonlijke ontboezemingen. Wat daarbij helpt is dat hij soms iemand moet aanbevelen bij zijn ex-vrouw, of bij de vrouw die hij ooit vreselijk beledigd heeft met zijn satirische debuutroman (een campus novel , natuurlijk), of dat hij omgekeerd een vrouw met wie hij een paar keer naar bed is geweest moet aanbevelen voor een baan bij een andere, volgens hem minder goede, universiteit. Het is allemaal heel grappig en knap g

Ivan Jablonka. Laëtitia ou la fin des hommes. Paris: Éditions du Seuil, 2016.

In de nacht van 18 op 19 januari 2011 werd Laëtitia Perrais vermoord. Of ik daar in Nederland iets van heb meegekregen, kan ik niet eens meer zeggen. In Frankrijk leidde de moord een paar weken lang tot grote ophef, maar het is heel wel mogelijk dat het faits divers niet echt op mijn leestafel is gekomen. En zo wel, dat het mij dan is ontgaan. In zijn nieuwe boek Laëtitia ou la fin des hommes doet de historicus en socioloog nu iets interessants en belangrijks: hij probeert Laetitia meer recht te doen dan het faits divers ooit deed, door niet alleen zo precies mogelijk te beschrijven wat er met haar gebeurd is, maar die gebeurtenissen ook in een sociologische context te plaatsen, nauwkeurig en kritisch te bezien wat een en ander ons zegt over de politiek, en het verhaal ook op zichzelf te betrekken. Laëtitia was een meisje van negentien, die op een dag waarop ze zich net wat ongelukkig voelde een psychopaat van dertig tegenkwam, die haar een middag en een avond lang met lieve

Ben Coates. Why the Dutch are different. Into the hidden heart of the Netherlands. London: Nicholas Brealy, 2016.

Boeken over landen zijn onzin. Een of andere buitenlander vestigt zich een tijdje in een land en beschrijft dan zijn ervaringen alsof die prototypisch zijn voor 'de' Griek of 'de' Panamees. Alsof zo iemand dat kan weten. Alsof zo'n 'de' inwoner van een land bestaat. Vaak ziet zo'n schrijver ook ieder verschil tussen gewoonten in zijn eigen land en die in het land waar hij is als kenmerkend voor de laatste (alsof het niet ook kenmerkend kan zijn voor zijn eigen land). Om dat te beseffen moet je af en toe waarschijnlijk een boek lezen over je eigen land, zoals Why the Dutch are different van de Britse schrijver Ben Coates. Zo denkt Coates dat álle Nederlanders niets liever doen dan de hele tijd met vreemdelingen een praatje aanknopen. Verlegen Nederlanders bestaan niet, beweert hij. Tja. Laten we zeggen dat ik toch best wat verlegen mensen ken; dat ikzelf mijzelf als Nederlander beschouw, maar lang niet altijd verlegen zit om een praatje. En dat ik juist

Erik Jan Harmens & Ilja Leonard Pfeiffer. Duetten. Amsterdam: Lebowski, 2016.

Ik kan nog steeds slecht tegen wat taalkundigen code switching  noemen: tijdens een gesprek, of zelfs binnen een zin ineens overschakelen van de ene naar de andere taal. Met de meeste mensen die ik ken en met wie ik verschillende talen deel vind ik het prettig als er een – meestal onuitgesproken – afspraak bestaat over welke taal we spreken, zodat daarover niet onderhandeld hoeft te worden en zodat we ook niet hoeven te wisselen. Ik heb trouwens het gevoel dat dit voor de meeste gesprekspartners ook geldt. Met het lezen van correspondenties heb ik misschien om die reden al snel problemen. Ik schakel zelfs inhoudelijk liever niet al te vaak. Als een correspondentie uit lange brieven bestaat, gaat het: ik lees eerst een paar pagina's in deze stem, en dan een paar in die stem. Maar als er periodes zijn waarin korte berichten worden uitgewisseld, dan sla ik die over. Zo snel kan ik niet schakelen. Bij brievenromans heb ik dat probleem trouwens niet: dan weet ik dat er één auteur is e

Martijn Benders: Fliermans passage. Amsterdam: Van Gennep, 2016.

Afbeelding
Duizelingwekkend . Dat vind ik nu eens een goed woord om Martijn Benders' eerste (of enige, maar ik hoop eerste) roman te beschrijven. Het wordt in deze tijd voor allerlei mensen steeds moeilijker om hele boeken uit te lezen. Zulke mensen moeten Fliermans passage  eens lezen, want doordat er de hele tijd van alles gebeurt, en nooit iets wat je verwacht, lees je het in één ruk uit, of hooguit twee. Het dendert maar voort, de toon gaat van hilarisch-absurd naar zeer zwart en naar en gewelddadig en binnen een halve zin weer terug. En dan ineens heb je het uit en vraag je je af wat je in hemelsnaam gelezen hebt, en waarom. Het heeft ook geen zin om te proberen het verhaal samen te vatten. Er zijn drie personen die aan het woord komen: de schrijver Chamiel Flierman die aan het begin als aflegger gaat werken bij een uitvaartcentrum en daar al snel merkt dat hij de uit te voeren werkzaamheden (wassen en balsemen) sneller kan uitvoeren met een schrobber en een verfroller; zijn col

Homeros. Ilias. Amsterdam: Van Oorschot, 2016.

Vertaling: Imme Dros Mocht iemand willen weten wat mijn taalervaring van de afgelopen maanden was, dan zou ik zeggen: Imme Dros' vertaling van de Ilias. Ik had hem al een tijdje in huis, en er een half jaar geleden al her en der in gelezen. En toen meteen gezien dat hier iets bijzonders aan de hand was. Ik vond tot nu toe de Ilias  altijd moeilijker dan de Odyssee:  het wereldbeeld is moeilijker te vatten, je kunt je als 21e eeuwer, of in ieder geval als Marc van Oostendorp, moeilijker verplaatsen in een verhaal dat voor een belangrijk deel toch gaat over op welke plaats in het lichaam van welke held welke speer precies binnendringt en waar die speer het lichaam dan weer verlaat. De Odyssee  is meer een avonturenboek; en tegelijkertijd, besef ik nu, misschien ook wel minder een eenheid. De Ilias  vertelt toch heel duidelijk een verhaal, waarin alles logisch uit elkaar voortvloeit, gegeven enkele premissen (bijvoorbeeld dat er goden zijn): door het onredelijke gedrag van Agam

A.F.Th. van der Heijden. Advocaat van de hanen. Querido, 2014 (1990).

Omdat ik deze zomer intensief Van der Heijdens feuilleton President Tsaar op Obama Beach volgde, las ik parallel daaraan ook sommig ouder werk terug: vaak slechts voor een deel, omdat ik me iets herinnerde bij het lezen van het feuilleton, maar sommige boeken heb ik uiteindelijk voor een zo groot deel nagelezen dat ze uiteindelijk ook wel in dit logboekje terecht zullen komen. Advocaat van de hanen  is waarschijnlijk Van der Heijdens meestgelezen boek, omdat het relatief zelfstandig staat van de rest van de cyclus én omdat het ongeveer de structuur heeft van een thriller. Het is allemaal relatief: er wordt eigenlijk onderhuids behoorlijk veel verwezen naar de rest van Van der Heijdens werk, en voor een thriller is het nu ook weer niet zo heel spannend. Hoe de betrokkenheid van Ernst Quispel bij de moord op Kiliaan Noppen precies is, is weliswaar in het begin niet heel erg duidelijk, maar ook geen groot mysterie; en de onthulling van wie nu precies de echte moordenaar is, komt als een

Nick Hornby. Funny Girl. Penguin, 2015.

Nick Hornby leeft in een fijne wereld, die uit twee kanten bestaat. Aan de ene kant is er competent uitgevoerd werk. Aan de andere kant bestaat er pretentieloos, maar daarom niet minder competent uitgevoerd vermaak. Het is een wereld van romantische komedie, zij het dat die komedie ook nog best 30 jaar door kan gaan en dan nog altijd niet verzuurt. Het is een wereld waarin je af en toe geniet van een voetbalwedstrijd en dan weer van een goed boek. Het is een wereld waarin je niet eens heel veel moeite hoeft te doen om mooie, door veel mensen gemaakte dingen hoeft te maken, omdat het je eigenlijk allemaal aan komt waaien. Het is in dit boek de wereld van Barbara uit Blackpool die aan het begin van de roman – die zich afspeelt in de jaren zestig – wegloopt als ze tot Miss Blackpool verkozen wordt en denkt dat er iets beters op haar wacht en die dan binnen korte tijd inderdaad haar eigen sitcom  krijgt op de BBC. Die moeiteloos vervolgens miljoenen kijkers aan zich bindt. Veel spann

Sibylle Berg. Der Tag, als meine Frau einen Mann fand. München: Carl Hanser, 2015.

In het begin lijkt Sibylle Berg een verbeterde versie te hebben geschreven van Arnon Grunbergs De asielzoeker.  De vrouw van een al lang getrouwd stel vindt een minnaar uit Oost-Europa, zorgt ervoor dat deze bij het paar intrekt, zodat de man zich moet terugtrekken in een afgesloten kamer (bij Grunberg: onder de kapstok). Het lijkt dan wat beter omdat die man niet alleen maar een loser is – hij is geen vertaler van gebruiksaanwijzingen, maar een regisseur wiens carrière nooit op gang gekomen is – en omdat de vrouw niet zulk eigenaardig wispelturig gedrag vertoont als de personages, zeker de vrouwen, in het vroege werk van Grunberg plegen te doen. Het heeft tegelijkertijd iets licht satirisch en iets theatraals, met de man en de vrouw die afwisselend aan het woord komen na licht ironische titels ('Rasmus ligt wakker', dat werk). Maar gaandeweg blijkt het allemaal wat serieuzer en gaat het toch vooral over een gezamelijke midlife-crisis van twee lieden uit de gegoede Duitse bur

Carla Power. If Oceans were ink. An unlikely friendship and a journey to the heart of islam. Holt, 2015

Er is een, overwegend Amerikaans, genre nonfictieboek: een schrijver gaat een jaar lang iets raars doen. Hij wordt bijvoorbeeld professioneel scrabbelaar, hij begint als een gek zijn geheugen te oefenen, hij gaat alle regels uit de bijbel letterlijk navolgen. (Alle drie deze boeken heb ik gelezen.) If oceans were ink,  dat eind vorig jaar in allerlei lijstjes van de bete non-fictieboeken stond, hoort ook bij dit genre. Een vrij prototypische Amerikaanse liberal  vrouw gaat een jaar lang met een sheikh  in Oxford in Engeland de Koran bestuderen. Wat bij het genre hoort is dat je dan natuurlijk een beetje verandert. De scrabbelaar en de geheugenkunstenaar worden een soort kampioenen, de man van de bijbelregels ontdekt zijn joodse zelf. Dus ontdekt Carla Power dat er toch ook heus een heleboel spiritueels zit in de Koran. Het is natuurlijk te prijzen in een tijd waarin er zo overspannen over de islam wordt gedaan dat iemand zich er eens in verdiept. Mij is in ieder geval duidelijk d

J.J. Voskuil. Bij nader inzien. Amsterdam: Van Oorschot, 1963 (2010)

Ik heb een kenner van Het Bureau  tegen wil en dank. Ik had ooit deel 1 gelezen; dat vond ik wel aardig, maar ik ben de andere delen pas later gaan lezen, toen ik bij het Meertens Instituut kwam werken. Nog niet alle delen waren op dat moment overigens verschenen, dus ik heb het verschijnen van de laatste delen nog van nabij gevolgd. Ik heb de boeken ook nog eens herlezen en bovendien heb ik het hoorspel (met alle dialogen) dat naar het boek gemaakt is ook tweemaal gehoord, zodat Maarten Koning in mijn hoofd klinkt als Krijn ter Braak. Bij nader inzien  was bovendien om onnaspeurlijke redenen een van de eerste Nederlandse romans die ik ook las: de schoolbibliotheek had de twee delen staan en het leek me interessant. Ik heb het als zestienjarige van voor naar achter gelezen en herinner me het sinds die tijd als een boek waar ruim duizend bladzijden lang iemand op de even pagina's een sigaret aansteekt en op de oneven pagina's tegen iemand anders zegt: Jij bent een epigoon van

Zadie Smith. White teeth Hamish Hamilton, 2000.

Ik zou misschien kunnen betreuren dat ik de afgelopen zestien jaar nodeloos zonder dit boek heb doorgebracht en dat ik mezelf daardoor veel plezier heb ontnomen. White teeth is een klassiek soort roman, van een type waar ik van houd: veel karakters met allemaal hun eigen gelijk, wiens leven elkaar gedurende de roman op verschillende manieren raken. Een boek dat grappig is en tegelijkertijd wat biedt om over na te denken. Gedane zaken nemen geen keer. Ik heb dan nu pas kennis genomen van  Archie Jones en Samad Iqbal, van hun onderlinge vriendschap, van hun vrouwen, hun kinderen en nog een paar andere familieleden. Ik heb nu pas het fraaie vlechtwerk gezien waarmee het Londen van zo'n beetje het laatste kwart van de vorige eeuw wordt vormgegeven.  Maar dat heeft natuurlijk ook allerlei voordelen. Ik heb bijvoorbeeld ineens een hele stapel boeken die Smith na haar debuut geschreven heeft in het vooruitzicht. En vooral: het boek biedt, recht vanuit het prille begin van deze eeuw, v

James Shapiro. The Year of Lear. Shakespeare in 1606. New York: Simon & Schuster, 2015.

1606 was voor Engeland ongeveer een even chaotisch jaar als 2016. De pest woedde, rondom de relatief jonge koning James waren er de hele tijd allerlei geruchten, men dacht voortdurend dat hij in gevaar was of al gedood, zijn plannen om te komen tot een Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittanië wilden maar niet van de grond komen, en men verdacht 'de katholieken' van van alles en nog wat. Tegen die achtergrond schreef William Shakespeare twee van zijn beroemdste stukken: King Lear en Macbeth.  In The Year of Lear  laat de Amerikaanse Shakespeare-kenner James Shapiro zien hoeveel die stukken en de werkelijkheid van dat jaar met elkaar te maken hadden: hoe de werkelijkheid doorsijpelde in de stukken, hoe wat Shakespeare moet hebben gelezen te maken had met discussies die werden gevoerd, hoe de schrijver de stukken gebruikt moet hebben om zijn tijd beter te begrijpen, hoe wij kennis over zijn tijd kunnen begrijpen om de stukken beter te begrijpen. Een interessant deel van The Yea

H.M. van den Brink. DIJK Amsterdam: Augustus, 2016

Het is ongelofelijk dat sommige dingen verdwenen zijn. Nooit heb je gemerkt dat ze aan het verdwijnen waren, ze leken bedoeld voor de eeuwigheid en ineens besef je: ze zijn er niet meer. Wat ooit belangrijk was, blijkt er toch in het geheel niet toe te doen, althans de mensen interesseert het eigenlijk niet. Terwijl je, als iemand het voor zou stellen als iets nieuws, je zou kunnen denken: ja, waarom niet. In Dijk roept H.M. van den Brink een wereld op waarvan ik alleen als kind een staartje van heb meegemaakt en die me desalniettemin met een zekere weemoed vervulde: die van de middenstand met zijn aluminiumdoppen en papieren zakjes, van de groenteboeren en de kruidenieren. En die van de mannen van het IJkwezen die de middenstand controleren om te zien of ze hun maten wel eerlijk gebruiken. Van de Brink beschrijft die wereld niet eens als alleen maar positief. Hij laat subtiel zien hoe hard hij kon zijn voor iedereen die ook maar een klein beetje buiten de norm viel. Maar hij besch

Daniela Tasca. 1001 Italianen. Vijf eeuwen immigratie in de Nederlanden. Amsterdam: Athenaeum, 2014.

Al (minstens) vijfhonderd jaar komen er Italianen naar Nederland – meestal om te werken. Het waren er niet gigantisch veel – andere landen zijn populairder bij de Italianen, Nederland trekt meer mensen van andere nationaliteiten –, maar momenteel zijn er alles bij elkaar toch nog zo'n 80.000 Italianen gevestigd in Nederland, schat Daniela Tasca. Zij is zelf ooit van Sicilië naar Nederland gekomen en heeft zich verdiept in dit interessante kleine draadje in de geschiedenis van twee nationaliteiten. En zoals dat vaak gaat bij geschiedenissen: als je het juiste kleine draadje te pakken hebt kun je aan de hand daarvan een groot stuk van het weefsel laten zien. Het beeld van 'de Italiaan' is in Nederland een aantal keer gekanteld, en dat had veel te maken met het soort redenen waarom Italianen naar ons toetrokken. In de zeventiende eeuw werden zij getrokken door de enorme welvaart die hier heerste en de mogelijkheid om banken te beginnen of andere bedrijven op te richten. De

Pauline Slot. Dood van een thrillerschrijfster. Amsterdam: De Arbeiderspers, 2016.

Er zijn te veel schrijvers in de wereld, en te weinig lezers. Zo zit het in ieder geval in de wereld van Pauline Slots nieuwe roman Dood van een thrillerschrijfster.  In het hele boek komt er, afgezien van een enkele Griek, slechts één persoon voor die niet schrijft maar leest – al lijkt zelfs deze Stephen even te flirten met de gedachte dat hij weleens een kookboek zou willen maken. Het boek speelt zich af in een schrijversretraitecentrum in Griekenland dat gedreven wordt door een Nederlandse schrijfster en haar Canadese man (de lezer). Een paar weken per jaar stellen zij hun huis open voor Nederlands- en Engelstaligen die er aan hun boek werken. Waarom willen al die mensen schrijven? Vooral om schrijver te zijn. Waarom willen ze schrijver zijn? Dat wordt niet helemaal duidelijk, al gaat het er bij de meesten vooral om dat ze rijk en beroemd willen worden. (Er zijn er ook die een intrigerende dichtbundel schrijven of een proefschrift, maar zij zijn in de minderheid.) Dood van ee

Femke Halsema. Pluche. Dwarsligger, 2016

Het nadeel van grote eerlijkheid is dat mensen je leren kennen. En dat ze je dan mogelijk onsympathiek gaan vinden.  Ik geloof dat ik dat nu met Femke Halsema heb, dat ik haar minder sympathiek ben gaan vinden. Althans, ik waardeer zeer dat ze eerlijk is, ik geloof  ook dat ze eerlijk is in dit boek, en dat ze oprecht is geweest in haar politieke werk. En ze lijkt me slim. Maar ze lijkt me niet sympathiek. Het valt bijvoorbeeld op dat ze over collega's weinig aardigs te melden heeft, vooral niet als ze horen bij andere politieke partijen en al helemaal niet als ze van andere linkse partijen zijn. De twee SP'ers die ze noemt, Jan Marijnissen en Agnes Kant, moest ze zozeer haten dat je iedere keer als je de letters SP leest, weet: nu gaat er iets minachtends komen. En voor de PvdA is het niet veel beter: Wouter Bos en Job Cohen neemt ze wat serieuzer, maar aardig vindt ze ze niet. De enige politicus van een andere partij die ze wel aardig vindt, met wie ze sms'jes uitwisselt

Arnon Grunberg. Moedervlekken. Lebowski, 2016.

Op een bepaald moment krijgt Oscar Kadoke, de hoofdpersoon van de nieuwe roman van Arnon Grunberg, een dode kever als cadeautje van een patiente. Wanneer hij thuis komt met het curieuze cadeau, gooit zijn moeder, die niks van dieren in huis moet hebben, die kever snel de tuin in. Moedervlekken is een roman over verandering, een soort Metamorphoses van de 21e eeuw, een boek waarin de hele tijd iedereen van gedaante veranderd. Kadokes vader wordt zijn moeder en vraagt als die moeder uiteindelijk dat Kadoke zelf van zoon jn vader verandert. De patiënten uit Kadokes psychiatrische nachtdienst blijken allemaal anders te zijn dan ze zich voordoen: de stabiele man blijkt een zelfmoordenaar, de automutilante wil uiteindelijk Kadokes geliefde zijn.  Met al die veranderingen in de familiale sfeer kan iedere lezer natuurlijk bij het woord kever alleen maar denken aan Gregor Samsom. Maar waar in Kafka's verhaal de familie zich aanvankelijk nog wel enige zorgen maakt, kijkt in Grunbergs boek

Tom Lanoye. Revue Lanoye. Fillipica (polemische replieken). Amsterdam: Prometheus, 2016.

In een van de stukken in dit boek verklaart Tom Lanoye dat Gerrit Komrij altijd een voorbeeld voor hem is geweest. Verhip. Ik geloof dat ik dat nog nooit had gezien, en misschien ook nooit zou hebben gezien wanneer Lanoye het zelf niet had onthuld. Maar nu hij het zelf had gezegd, zag ik ineens her en der Komrijaanse zinnen: 'Newspeak en satire, ze zijn nooit veraf in Engeland." En ook die titel, en vooral de ondertitel ("Fillipica (polemische replieken)"), klinken die niet ook een beetje als de dode meester? Maar eerlijk gezegd lopen de verschillen toch wel in het oog. Waar Komrij ook in zijn politiek-maatschappelijke stukken toch vooral een krullendraaier was – laten we eerlijk zijn, je leest die stukken toch niet om hun diepe inzicht maar vooral om de geestige manier waarop hij deze of gene te kijk zet –, zijn Lanoyes stukken vaak helemaal niet zo polemisch, maar vaak redelijk doorwrochte beschouwingen. Neem het stuk dat dit weekeinde ook in NRC Handelsbla

Paulien Cornelisse. De verwarde cavia. Eigen beheer, 2016.

"Eindelijk!", roept het omslag van dit boek uit. "Een boek over een cavia die op kantoor werkt!" En zo is het – de cavia's die verzot zijn op nietmachines en ontnieters waren tot nu toe ernstig ondervertegenwoordigd op de vaderlandse boekenmarkt. Het is een goede samenvatting van dit boek, hoewel het over heel wat meer gaat. We leren de kantoorgenoten van de cavia kennen, vier echte kantoortypes (de IT'er op de rand van de burnout, de vrouw die ineens op de afdeling wordt gedumpt van Distributie). De (verwarde) cavia heeft het bovendien eerst het een en ander te stellen met een ex die haar de hele tijd op de hoogte blijft houden van zijn zieleroerselen tot hij ineens met een ander gaat trouwen. En ze (ze is een ze, toch?) ontmoet een medecommunicatiedeskundige, Enzo, die uiteindelijk zijn baan opgeeft om een goulashbus te beginnen, en die haar er uiteindelijk – spoiler alert – toe beweegt met hem door Europa te gaan toeren.  Nee, eigenlijk doet het

Mark Boog. De rotonde. Amsterdam: Cossee, 2015

Zelden werd in een roman de ontknoping zo vroeg weggegeven als in deze 'roman in verzen' van Mark Boog. Wanneer een man een heel lang boek onderweg is naar een kruispunt waar hij iemand (de duivel) gaat ontmoeten, en die roman heet 'de rotonde', kun je niet echt zeggen dat het als een verrassing komt dat men op het bedoelde kruispunt rondjes draait. Al helemaal niet als op het achterflap wordt gemeld dat 'het kruispunt – dat zul je altijd zien – verandert in een rotonde'. Van de ondraaglijke spanning moet deze roman het dan ook niet hebben, ook al klinkt er iedere drie kwatrijnen een refrein dat (met variaties) zo klinkt: Hij ziet de weg. Hij buigt het hoofd. Het onweert in de verte. Van Dam wil in dit lange gedicht de duivel ontmoeten om zijn ziel te verkopen. Alleen op die manier kan hij misschien nog iets interessants maken van zijn leven, waar hij zich duidelijke halverwege bevindt (er zijn op strategische plaatsen wat verwijzingen naar Inferno ). Al

Esther Gerritzen. Broer. Breda: De Geus, 2016

In het eerste boekenweekgeschenk dat sinds 14 jaar door een vrouw geschreven is, worden de rollen omgedraaid. Het verhaal gaat over een vrouw met een midlife-crisis: ze komt erachter dat ze haar carrière altijd te belangrijk heeft gevonden, dat ze te weinig aandacht heeft gegeven aan haar familie. Alle mannen rondom Olivia kunnen beter met hun gevoelens omgaan dan zijzelf. Ik vind Esther Gerritsen een briljante schrijver. Haar stijl is niet eens zo bijzonder, althans het is eerder theater dan proza: de dialogen zijn ook in Broer  ijzersterk en dragen het boek, het decor is vooral decor: een grootwinkelbedrijf in handen van een familie voor wie Olivia komt werken, haar eigen veel te grote appartement, een ziekenhuis, een revalidatiecentrum. Het zijn grootse ruimtes waarin de mensen hun onderhuids al even grote emoties in doodgewone woorden bespreken. Er is wel iets met de namen. De familie van het familiebedrijf heet Kyvon en zoiets leidt mij dan vreselijk af. Wat betekent dat? Er i

Jelle Brandt Corstius. As in tas. Das Mag Uitgevers, 2016.

Volgens Jelle Brandt Corstius hadden woorden voor zijn vader geen betekenis. Vandaar dat hij van alles en nog wat loog, vandaar dat hij naar hartelust mensen beledigde, ook in het gewone leven, vandaar dat hij zich opsloot op zijn werkkamer om eindeloos betekenisloze spelletjes te doen met taal. In dit boekje beschrijft Jelle Brandt Corstius een laatste reis die hij met zijn vader maakte. Die laatste was inmiddels dood, maar Jelle borg een deel van zijn as op in zijn tasje en fietste van Amsterdam naar de Middellandse zee om daar het zakje leeg te kieperen. Naar de Middellandse zee hebben Jelle en Hugo overigens nooit samen gefietst: ze trokken er wel af en toe samen een paar dagen op uit, maar die tripjes duurden al niet lang genoeg om zo ver te komen – de irritatie van Jelle over zijn horkerige, volkomen excentrieke vader waren na twee dagen al veel te scherp geworden. Nu fietst hij dus moederziel alleen – hij heeft geen vriendin, hij wordt slechts een keer door een mens aangeraa

Ilja Leonoard Pfeijffer. Brieven uit Genua. Amsterdam-Antwerpen: De Arbeiderspers, 2016

Zelden een eenzamer boek gelezen dan Brieven uit Genua,  een boek waarin Ilja Leonard Pfeijffer wel héél vaak zegt dat hij nu eens niet gaat liegen en alles eerlijk opschrijven zoals het echt gebeurd is, en dat in brieven die écht verstuurd zijn. Ik heb het gisterenavond in een keer uitgelezen – al kwam dat ook doordat ik te laat nog koffie had gedronken. Ja, echt verstuurd. Behalve dat een hele stapel brieven geschreven is aan een zekere Ilja Leonard Pfeijffer uit het verleden en de schrijver in geen enkele andere brief ingaat op wat de correspondentievriendin zelf eventueel te berde heeft gebracht tussen twee epistels door: zelfs Gerard Reve besteedde nog wel eens een zinnetje aan wat de ander had geschreven, maar hier is daar geen sprake van. Ook als Ilja aan zijn moeder schrijft, of aan een zeer goede vriendin, praat hij tegen zichzelf. Hij verklaart zelf in zijn boek, zelfs een aantal maal, dat de steeds onduidelijker wordende lijn tussen fictie en werkelijkheid een van zijn

Nachoem M. Wijnberg. Van groot belang. Amsterdam/Antwerpen: Atlas/Contact, 2015.

De speltheorie is een wiskundige theorie over strategieën. Wanneer je je in een 'spel' bevindt, een situatie met een aantal duidelijk omschreven regels en een duidelijk omschreven doel (winnen), hoe kun je uitrekenen welke mogelijke stap de verstandigste is? Het bekendste voorbeeld van zo'n spel is het prisoner's dilemma:  jij en je vriend zijn opgepakt en je zit gescheiden van elkaar in aparte cellen. Je krijgt (weet je) allebei hetzelfde voorstel: wanneer je allebei ontkent, krijg je allebei een half jaar straf, wanneer jij bekent en je vriend ontkent, krijg jij niets en je vriend een jaar, wanneer jullie allebei bekennen, krijg je allebei drie jaar. Wat doe je? De speltheorie komt regelmatig voor in Nachoem Wijnbergs magistrale bundel Van groot belang:  hij wordt een paar keer expliciet genoemd, maar ook doen veel regels (of paragrafen, of hoe noem je dat) denken aan regels (of bepalingen, of hoe noem je dat) uit de speltheorie: Je gaat naar de paardenraces en

Laurent Binet. La septième fonction du langage. Paris, Grasset, 2015.

Ik ben geen groot bewonderaar van Laurent Binet. Zijn alom bejubelde debuutroman, HHhH , heb ik vooral met irritatie gelezen: waarom moest er met zoveel vertoon van virtuositeit een spel van fictie worden geweven rondom zoiets gruwelijks als de holocaust? Maar de titel van zijn nieuwe boek kon mij natuurlijk alleen maar verleiden: de zevende functie van de taal! En dan de aankondiging dat de dood van de filosoof Roland Barthes de aanleiding zou zijn! De eerste helft van het boek was het ook charmant: weer een spel van fictie, maar nu niet rondom iets zo gevoeligs als de nazi's, maar rondom intellectueel Parijs (met uitstapjes naar Italië en Amerika) van 1980. Ze komen er allemaal in voor: niet alleen Barthes, maar ook Deleuze, Foucault, BLH, Sartre, Derrida, Kristeva, Sollers, De Man, Searle en Eco. Alsmede Mitterand en Giscard. De laatste speelt een belangrijke rol — vreemd om het bericht te krijgen dat hij is overleden terwijl je fictie over hem leest — omdat het verhaal deels d

Niña Weijers. De consequenties. Amsterdam: Atlas Contact, 2015.

Er is vermoedelijk iets mis met de relatie tussen boek en lezer, als de laatste tijdens het lezen ineens geobsedeerd raakt met de vraag waarom de schrijver voor een bepaalde werkwoordstijd gekozen heeft. Wanneer Niña Weijers bijvoorbeeld schrijft: Minnie wist dat er iets aan de hand was. Ze wist al een paar weken dat er iets aan de hand was, ze wist het om precies te zijn sinds zij en de fotograaf op 3 januari die akte hadden getekend, maar dit weten grensde zozeer aan niet-weten dat het haar uitstekend was gelukt de informatie voor zichzelf verborgen te houden. Dat wil zeggen: tot de brief. waarom schrijft ze dan niet: Minnie weet dat er iets aan de hand is. Ze weet al een paar weken dat er iets aan de hand is, ze weet het om precies te zijn sinds zij en de fotograaf op 3 januari die akte hebben getekend, maar dit weten grenst zozeer aan niet-weten dat het haar uitstekend is gelukt de informatie voor zichzelf verborgen te houden. Dat wil zeggen: tot de brief. Die tegenwo

Jenny Erpenbeck. Gehen, ging, gegangen. München: Knaus, 2015.

Ik heb weinig tegen politieke correctheid: het is wel sympathiek om alles goed te willen doen. Maar ik geloof dat het geen goede basis is voor een roman. Gehen, ging, gegangen  gaat over een weduwnaar in Berlijn, Richard, die op de Oranienplatz in aanraking komt met enkele Afrikaanse vluchtelingen. Zij kamperen daar als protest tegen hun slechte situatie – omdat ze op hun bootje in Italië aangekomen zijn, mogen ze alleen daar werken en niet in Duitsland waar het werk is. Wanneer ze enige tijd later ergens opgevangen worden, spreekt Richard, steeds vaker met ze en hoort hun hartverscheurende verhalen. Nu ga ik iets cynisch zeggen. Het boek is bij vlagen lezenswaard, en die vlagen zijn overwegend de verhalen van de vluchtelingen. Erpenbeck heeft duidelijk onderzoek gedaan, vermoedelijk zelf met vluchtelingen gesproken, en die verhalen in haar boek verwerkt. Maar het raam eromheen is op zijn best vernuftig. Richard komt oorspronkelijk uit de DDR en is dus 25 jaar geleden zonder te v

Ta-Nehisi Coates. Between the World and Me. Spiegel and Grau, 2015.

Het boek  Between the World and Me van Ta-Nehisi Coates moet iedereen lezen die Amerikaan is, of die verzot is op het woord body.  Ik behoor tot geen van tweeën. Op een bepaalde manier kan ik zien dat het een eloquent, goedgeschreven betoog is. Maar het is wel goed geschreven in een stijl die niet de mijne is: retorisch tot ver over de top, doodernstig en abstract. Je kunt niet ontkennen dat de problemen die hij beschrijft – de problemen van black bodies  – in Amerika reëel zijn en dat het helaas nog steeds de moeite waard is die problemen aan de orde te stellen. Zoals je ook niet kunt ontkennen dat er in Europa soortgelijke problemen zijn, dat ook hier het racisme zeer diep geworteld is; ware het niet dat voor Coates Europa eigenlijk niet bestaat, zoals ook Afrika eigenlijk niet echt bestaat al verwijst hij af en toe naar een mythisch continent dat zo heet. Er bestaat alleen Amerika. Dus dan blijven alleen die bodies  over die hij de hele tijd noemt, die black bodies,  want zo ve

Ad Zuiderent. Een dartele geest Aspecten van De chauffeur verveelt zich en ander werk van Gerrit Krol. DBNL, 2014 (1989)

Je kunt altijd proberen beter te lezen, meer uit een boek te halen. Van alles en nog wat kan daarbij helpen: kijken wat andere mensen over het boek gezegd hebben, tellen hoe lang de hoofdstukken zijn, de boeken erbij halen waarnaar jouw boek direct of indirect verwijst, in het manuscript van de schrijver kijken, en zelf heel, heel nauwkeurig en langdurig lezen. Al die methodes past Ad Zuiderent toe op De chauffeur verveelt zich,  een boek dat ik net herlezen heb. Het boek van Zuiderent is gratis via internet te verkrijgen. Het zou aardig zijn als Querido, de uitgever van Krol, voortaan in alle edities de lezer op dit feit opmerkzaam maakt, want wat mij betreft hoort Zuiderents boek bij dat van Krol als een lijst bij een schilderij. Het is een voorbeeldig voorbeeld van lezen. Niet iedere toegepaste techniek levert wat mij betreft evenveel op: het tellen van de verschillende onderdelen is een nogal intensieve activiteit waar uiteindelijk niet zoveel uitkomt. Maar er komt altijd wel í

Gerrit Krol. De chauffeur verveelt zich. Amsterdam: Querido, 2013 (1973).

Het gevoel dat ik krijg als ik Gerrit Krol lees, is moeilijk onder de woorden te brengen. Er zit een toon in die zinnen die me ergens raakt waar andere schrijvers me niet raken. Het is net alsof er meer resoneert bij die zinnen dan bij die van veel andere schrijvers. Misschien komt het doordat Krol een van de eerste schrijvers was van wie ik heel veel las. Maar er zit ook meer in. Sympathiek is de hoofdpersoon van dit boek – die Gerrit Krol heet – niet. Hij is nogal seksistisch, zoals geloof ik alle mannen in al Krols boeken, en nogal egocentrisch, nors en in zichzelf gekeerd. Een paar keer beweert hij dat hij zo goed is in het beschrijven van gevoelens, maar tegelijkertijd maakt hij duidelijk dat hij die gevoelens verder nauwelijks toont (hij kan niet huilen) of heeft. En toch voel je je (ik me) al snel helemaal binnen in die schrijver zitten. De boeken die hij schrijft zijn de boeken van over vijftig jaar, zegt hij een paar keer. Inmiddels zijn we 43 jaar verder, maar ik geloof d

Eli Maor. "e". The Story of a Number. Princeton and Oxford: Princeton University Press, 2015 (1994)

Leonhard Euler, een van de grootste wiskundigen aller tijden, was een speelse man die er niet voor terugdeinsde om in gedachten absurde paden in te slaan – zaken met elkaar te verbinden die op het oog geen enkele relatie met elkaar hebben. Met zijn kleinkind op schoot kon hij nog gaan rekenen aan de banen van Uranus of de relatie tussen de omtrek van de cirkel en rente op rente. Hij heeft het getal e  zijn naam gegeven. Dat het ook zijn initiaal was, was waarschijnlijk toeval, zegt Eli Maor in zijn geschiedenisboek over e . Euler was te bescheiden om zichzelf zo op de voorgrond te plaatsen. Maor's boek is voorbeeldig vind ik. Het mengt op een aardige en aantrekkelijke manier 'externe' geschiedenis – de biografietjes van vooral 17e en 18-eeuwse wiskundigen met heel duidelijke en tegelijkertijd niet triviale uitleg van de fascinerende wereld die er verborgen zit achter het getal e:  de vele op het oog totaal verschillende definities die je kunt geven en die allemaal tot h

Adam Nicolson. The Mighty Dead. Why Homer Matters. Henry Holt & Co, 2014.

Wanneer ik ooit een cursus geef over populariseren, dan wordt The Mighty Dead  verplichte stof voor de studenten – om te leren hoe het niet moet. Alles wat je kan verzinnen dat fout kan gaan, gaat fout. Het boek begint met een soort hysterische liefdesverklaring aan Homerus. Ja, mensen, een goede popularisering laat altijd de betrokkenheid van de auteur bij zijn onderwerp zien. En Nicolson gaat zo ver om te beweren dat de Ilias en de Odyssee voor hem een soort heilige geschriften zijn. Uit die boeken, daar kun je pas het ware leven uit leren!  Ik kan me best voorstellen dat iemand zoiets beweert, maar dan hoor je eigenlijk wel je hele boek op te hangen aan wat voor indrukwekkende zaken je allemaal zou kunnen leren uit Homerus, wat voor soort dingen het allemaal zegt, hoe prachtig mooi het allemaal is. Het boek zou eigenlijk alleen maar over de Ilias en de Odyssee gaan, in plaats van over allerlei ditjes en datjes uit de geschiedenis van het Homerus-onderzoek, en het leven van de