Posts

Posts uit maart, 2006 tonen

Micha Hamel. Alle enen opgeteld. Amsterdam/Antwerpen: Augustus, 2005 (2004).

Het gedicht dat het titelgedicht van deze bundel zou zijn, als het maar dezelfde titel had gehad als de bundel als geheel, staat helemaal achterin. Maar ik las het als eerste: Nullen en enen Ik kan poëzie waarderen. Wanneer ik een gedicht gelezen heb zet ik beneden aan de pagina ernstig een nul of een één. Bij twijfel cijfer ik per strofe. Hun gemiddelde wordt afgerond en eveneens onderaan genoteerd. Als ik de bundel uit heb, tel ik alle enen op en deel de uitkomst door het aantal gedichten. Ha! Dat beloofde wat: een vleugje ironie, iets vaag onbestemds — wat gaat de dichter nu eigenlijk doen met de uitkomst van zijn berekening? —, lef — wie durft zijn lezer zo uit te dagen aan het eind van de bundel een wetenschappelijk verantwoorde beoordeling te geven van het geheel? Dit zou wel eens een bundel kunnen worden met veel enen. Dat valt een beetje tegen. Er staan vooral veel stijloefeningen in de bundel, de dichter laat zo'n beetje zien wat hij allemaal kan, maar af en toe gaat dat t

Wilem Jan Otten. Specht en zoon. Amsterdam: G.A. van Oorschot, 2005 (2004).

In het zielenleven van een stuk canvas heb ik me tot nu toe niet erg verdiept, maar Willem Jan Otten heeft er voor gezorgd dat daar verandering in gekomen is. Hij laat Specht en zoon vertellen door een stuk linnen waarop een schilder een bijzondere voorstelling aan het maken is. De schilder maakt altijd portretten van rijke mensen, is zelfs de beroemdste portretschilder van de beroemdste mensen in het land, maar hij krijgt nu de opdracht de overleden geadopteerde zoon te schilderen van een welgestelde Rotterdamse baggerkoning. Dat het verhaal door een doek verteld wordt is veelzeggend. Het is een boek over kijken, net als veel werk van Otten (eerder las ik De wijde blik , Ons mankeert niets en Eindaugustuswind ) en het is ook een gekunsteld verhaal, dat op een aantal manieren vernuftig in elkaar steekt: er klinken van allerlei symbolen uit het Christendom in mee — het kruis, de Zoon, de Schepper — en tegelijkertijd wordt er met de moderne tijd gespeeld, of eigenlijk met de tijd van t

Arthur Japin. De grote wereld. Stichting Collectieve Propaganda van het Nederlandse Boek, 2006.

Twee 'kleine mensen' trekken in de jaren voor de Tweede Wereldoorlog rond de wereld - Amerika, Duitsland, Engeland - om te laten zien wat ze zijn - klein. Beschreven wordt het leven in het soort dorpjes voor kleine mensen dat toen de westerse wereld rondtrok, waarin de 'grote mensen' zich konden vergapen aan een bordkartonnen nagebouwde komische versie van hun eigen wereld. De twee kleine mensen in dit boek houden van elkaar en willen misschien wel aan die bordkartonnen wereld ontsnappen, maar uiteindelijk helpen waarschijnlijk juist hun kunstjes hen om te ontsnappen aan het lot dat hen wacht - wie het boekje leest, merkt dat in ieder geval een van hen joods is. Goedgeschreven novelles, die bestaan er in het Nederlands geloof ik niet zoveel, of misschien komt het wel doordat ik ze te weinig lees. Dit boekenweekgeschenk is in ieder geval wel een geslaagd exemplaar, al moet ik er ook wel bijzeggen dat het me niet heel veel doet: het zit goed in elkaar, de stijl is adequaa

Daniel Kehlmann. Die Vermessung der Welt. Hamburg: Rowohlt, 2006.

Twee Duitse geleerden aan het eind van de achttiende en het begin van de negentiende eeuw, Alexander von Humboldt en Carl Friedrich Gauß en daar dan een roman over. Toch is dat boek enorm populair in Duitsland, en wat meer is: die populariteit is volkomen terecht. Het is alweer een tijdje geleden dat ik zo'n levendig en onbekommerd boek heb gelezen, vol met prachtige formuleringen, vol met rake observaties, en dan tussen neus en lippen door ook nog vol met gedachten. Het begin is al onovertroffen: Im September 1828 verließ der größte Mathematiker des Landes zum erstenmal seit Jahren seine Heimatstadt, um am Deutschen Naturforscherkongreß in Berlin teilzunehmen. Selbstverständlich wollte er nicht dorthin. Monatelang hatte er sich geweigert, aber Alexander von Humboldt war hartnäckig geblieben, bis er in einem Schwachen Moment und in der Hoffnung, der Tag käme nie, zugesagt hatte. Nun also versteckte sich Professor Gauß im Bett. Onmiddellijk begint het verhaal te wirrelen en warrelen

George Steiner. Tolstoy or Dostoyevsky. An essay in contrast. London/Boston: Faber and Faber, 1980 (1959).

Over dit boek heb ik in zekere zin vele jaren gedaan. Bijna vijftien jaar geleden overleed mijn grootvader, en onder andere omdat hij een bewonderaar was van Steiner (die hij op de televisie had gezien) haalde ik dit boek uit zijn erfenis. In 350 bladzijden zet Steiner twee werelden tegenover elkaar: die van Tolstoy en die van Dostojefski. Maar toen ik vijftien jaar geleden begon te lezen, merkte ik al snel dat het niet veel zin had om zoveel geleerdheid te verstouwen als je nog niets of bijna niets van beide schrijvers gelezen hebt. Inmiddels heb ik heel veel van Tolstoj gelezen — in ieder geval alle grote romans — en van Dostojefski toch in ieder geval De gebroeders Karamazov en wat kleiner werk, dus nu kon ik deze studie eindelijk voltooien. Ik begrijp wel waarom iemand een bewonderaar is van Steiner. Wat weet die man veel, wat heeft hij veel gezien in de boeken die hij gelezen heeft, en wat schrijft hij zelf elegant. Hoewel sommige van de tegenstellingen die Steiner signaleert nie

Martin Reints. De ballade van de winstwaarschuwing. Amsterdam: De Bezige Bij, 2005.

Ballade van de winstwaarschuwing klinkt naar ironie, maar ironisch is deze bundel niet. Het lange titelgedicht staat tweemaal in de bundel, eens als Ayler-variant en eens als Messiaen-variant. Dat klinkt gewichtig, maar dat is het niet. De dichter wil met deze bundel geloof ik laten zien wat voor werelden van gedachten zich afspelen in het hoofd van de man die, keurig in pak, bijvoorbeeld een winstwaarschuwing doet (of Koninginnedag becommentarieert voor de televisie). Zelfs bij zo'n man, zelfs in zo'n pak, rijzen er vragen als: zal ik een cello kopen of een motor met zijspan? Dat lijkt me een thematiek die je als schrijver goed kunt uitdiepen, en Martin Reints doet dat ook heel vaardig. Er staan opmerkelijke gedachten in de bundel. En toch word ik er niet echt door gegrepen: de vraag of een man in een pak een cello gaat kopen of een motor met zijspan, hoe goed geformuleerd ook, is uiteindelijk toch niet de vraag waar ik mee worstel.