Posts

Posts uit september, 2011 tonen

Leo Vroman. Nee, nog niet dood. Amsterdam: Querido, 2008.

Afbeelding
Nee, Leo Vroman is al wel oud – hij is geboren in 1915 – maar hij is gelukkig nog lang niet dood, maar leeft, en tekent en schrijft, en stuurt af en toe levensberichten uit, zoals Nee, nog niet dood , deze bundel gedichten, van 2008 alweer (toen Vroman nog veel jonger was). Daar knapt een mens van op, zeker zo'n jonkie als ik, meer dan vijftig jaar jonger dan ik. Alleen al van dat feit, dat ik dat kan zeggen, dat er iemand is die ruim vijftig jaar ouder is, word ik vrolijker. Het is helemaal niet altijd optimistische poëzie, in tegendeel, er zijn wel veel gedichten waarin een oude dichter aan het woord is, die af en toe moe is en weemoedig: Ik zie in mij de dood van mijn eigen poëzie min of meer als die van mij zelf in het groot. Al dat rijm, al die coupletten, wat hinderen ze mij zolang ik ze niet opzij of op sterk water kan zetten. En toch, en toch en toch ontwaar ik het wee van de wetten die mijn lichaam zich zelf heeft gesteld als waren zij altijd nog die van mijn manke

Bas Heijne. Moeten we van elkaar houden? Het populisme ontleed. Amsterdam: De Bezige Bij, 2011.

Afbeelding
Toen Bas Heijne een kleine jongen was, keek hij weleens naar de filmpjes die zijn vader tijdens de vakantie gemaakt heeft. Zijn herinneringen aan die vakantie zijn vermengd geraakt met zijn herinneringen aan die filmavondjes, de twee dingen zijn niet of nauwelijks nog uit elkaar te houden. Dat is voor generatiegenoten van Heijne — en ik ben maar een paar jaar jonger — een herkenbaar verhaal, ik herinner me mijn meeste jeugdvakanties ook nog doordat ik ze op een projectiescherm in de huiskamer voorbij heb zien flakkeren. Maar wat heeft die herinnering precies met het populisme me te maken, het eigenlijke onderwerp van dit essay? Dat is maar moeilijk te achterhalen. De kern van het heftige politieke debat dat we de afgelopen jaren in Nederland, en elders in Europa hebben tussen de 'gevestigde' politiek en het 'populisme' is volgens Heijne terug te voeren op iets veel ouders en diepers: een al eeuwenlange strijd tussen twee dochterstromingen van de Franse revolutie, de

Gary Hayden and Michael Picard. Ce livre n'existe pas. Paradoxes, énigmes mathématiques et énigmes philosophiques. Paris: Marabout, 2009.

Afbeelding
Hier is een voorstel. Ik gooi een muntje op. Als kop de eerste keer bovenkomt, krijgt u een euro en is het spel afgelopen. Bij munt gaan we nog een keer door. Als kop de tweede keer bovenkomt, krijgt u twee euro en is het spel opgehouden; bij munt blijven we doorgaan. Als kop de derde keer bovenkomt krijgt u vier euro; bij kop de vierde keer krijgt u acht euro, enzovoort. Hoeveel zou u willen inzetten? Honderd euro? Volgens een bepaalde berekening zou het verstandig zijn om een willekeurig hoog bedrag in te zetten. Er is immers geen limiet aan hoeveel er te winnen is met dit spel. Toch voelt het op de een of andere manier niet juist; weinig mensen zullen bereid zijn om inderdaad, zeg, honderd euro in te zetten voor een spel waar ze vijftig procent kans hebben om slechts één euro te winnen (en als ik het goed zie niet meer dan een procent om het hele bedrag terug te winnen) -- ook al zijn er dan ook heel kleine kansen om duizelingwekkende bedragen te winnen die wiskundig gezien de kan

Matthew Battles. Library. An unquiet history. New York: Vintage, 2004 (2003).

Afbeelding
Dat het boek aan zijn einde is, las ik onlangs in een essay van Gerrit Komrij, kun je aflezen aan het feit dat er zoveel boeken verschijnen over boeken: romans van De naam van de roos tot De schaduw van de wind , de boeken van Alberto Manguel , enzovoort. Hoewel het een beetje paradoxaal is - boeken die de winkel uitvliegen omdat het boek verdwijnt - zit er toch wel iets in de analyse: de status van het boek is heel snel aan het veranderen en als iets verandert beginnen mensen erover na te denken. Neem mij nu. Ik schrijf dit weblog over 'boeken' die ik gelezen heb. Een los essay als dat van Komrij, een tijdschriftartikel of een serie artikelen in de krant, bespreek ik niet. Het moet gaan om een 'zelfstandige publicatie' zoals de bibliografen dat noemen. Tegelijkertijd lees ik steeds meer van die boeken van mijn e-reader en daar zitten soms ook tamelijk dunne boekjes bij. Het idee van een zelfstandige publicatie wordt door het internet natuurlijk belachelijk gemaakt,

Woody Allen. Without Feathers. Audible.com, 2010 (1975).

Afbeelding
Het is dat ik Woody Allens films zo graag bekijk - dit weekeinde heb ik nog in een nauwelijks bezet heel klein Parijs' filmzaaltje Midnight in Paris gezien. Het is dat ik dit boek nu eenmaal als luisterboek gekocht heb en er toch al naar het luisteren was, en er bovendien bij dit luisterboek nog vier andere boeken van Allen werden meegeleverd, zodat ik dus nog wat te gaan heb. Misschien speelde ook nog een rol dat Wikipedia meldt dat dit een van Allens beroemdste boeken is. Maar anders had ik Without Feathers nooit helemaal afgeluisterd. Waar ligt het aan? Ik houd normaal gesproken wel van het soort absurdisme dat Allen hier bedrijft. Ik ben er ook niet per se op tegen dat in verhalen hogere en lagere cultuur door elkaar worden gehaald. (Een van de verhalen gaat over een privé-detective die een bijzonder soort hoertjes op het spoor komt: jonge vrouwen die voor geld een intellectueel gesprek met je aangaan. Zijn droom: "Twee meisjes die Noam Chomsky uitleggen.") Daar

P.F. Thomèse. De weldoener. Amsterdam: Contact, 2010.

Afbeelding
Een van de prettigste dingen die je kunnen overkomen in een lezend leven is dit: je begint een boek vol scepsis, omdat die schrijver natuurlijk niks kan zijn, waarom zou je dat nou lezen, wat moet je ermee; en dan ineens ontdek je dat het een goed boek is dat je leest, een boek waar je nog lang over na kan denken, en dat je kijk op de wereld toch weer een beetje veranderd heeft. Zoiets overkomt je natuurlijk niet vaak, zeker niet als je volwassen bent. Want waarom zou je boeken gaan lezen waar je sceptisch over bent? Alsof er op de wereld niet genoeg te lezen is dat je graag eens zou willen lezen of herlezen. Alleen om die ervaring van verrast te worden hoef je het ook niet te doen — want meestal word je nu eenmaal niet verrast. Nou, het overkwam me weer eens. Ik had de twee recentste boeken van P.F. Thomèse gekocht als e-boeken. Eerder had ik nooit iets van hem gelezen, mijn voordeel was dat hij hopeloos saai zou zijn; maar Thomèse is de komende periode gastschrijver van de Leidse

George Steiner. Death of tragedy. London: Faber and Faber, 2010 (1960)

Afbeelding
Zou de tragedie dood zijn? George Steiner dacht vijftig jaar geleden van wel. In een essay van boeklengte legde hij uit wat de oorzaken volgens hem waren. Het publiek was er niet meer: sinds de productie van boeken goedkoop geworden was, las men liever thuis een roman. De poëzie had haar kracht verloren, en in proza kun je geen tragedies schrijven omdat deze een lichte kunstmatigheid, een verhevenheid, nodig hebben. Het moderne publiek mist een common ground, een verzameling gedeelde verhalen, zoals de Griekse mythen. Maar bovenal: de moderne mens gelooft niet echt meer in een verkeerde afloop. Het christendom, de romantiek, het marxisme, allemaal propageren ze dat het nog weleens goed af zal lopen. In zo'n hopeloos optimistisch klimaat gedijt geen romanschrijver. Zou het? Hoe het vijftig jaar geleden was, weet ik niet, maar inmiddels is de techniek alweer zo ver dat er meer tv gekeken wordt dan in romans gelezen. Toch zijn er geloof ik weinig tragedies op de tv te zien, stukken